ECLI:NL:RBUTR:2004:AO4529
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.M. Eelkema
- Rechtspraak.nl
Vervalbeding en dekking schade door vandalisme in verzekeringsovereenkomst
In deze zaak heeft de rechtbank Utrecht op 25 februari 2004 uitspraak gedaan in een geschil tussen een maatschap, vertegenwoordigd door mr. B.F. Keulen, en de naamloze vennootschap AMEV SCHADEVERZEKERING N.V., vertegenwoordigd door mr. O.P. van Tricht. De zaak betreft een vordering van de maatschap op AMEV voor schadevergoeding na vandalisme in de huisartsenpraktijk. De maatschap had een Briljant Goederenverzekering afgesloten bij AMEV, die schade aan de inventaris dekt. Op 15 november 1999 heeft een persoon, aangeduid als [betrokkene], vernielingen aangericht in de praktijk. AMEV weigerde echter de schade te vergoeden, onder andere op basis van een vervalbeding in de polisvoorwaarden.
De rechtbank heeft eerst het verweer van AMEV tegen de vordering van de maatschap beoordeeld. AMEV stelde dat de schade niet onder de dekking van de verzekering viel en dat het recht op schadevergoeding was vervallen omdat de maatschap niet tijdig had gereageerd op de afwijzing van de schadeclaim. De rechtbank oordeelde dat AMEV niet voldoende had gewaarschuwd voor de gevolgen van het vervalbeding, waardoor de maatschap niet in haar rechten was tekortgedaan. De rechtbank concludeerde dat AMEV in redelijkheid geen beroep op het vervalbeding kon doen.
Vervolgens beoordeelde de rechtbank of de schade door [betrokkene] onder de dekking van de verzekering viel. De rechtbank oordeelde dat de schade wel degelijk gedekt was, omdat [betrokkene] wederrechtelijk het niet-publieke gedeelte van de praktijk was binnengedrongen. De rechtbank wees de vordering van de maatschap toe en veroordeelde AMEV om € 11.085,22 aan schadevergoeding te betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 10 juli 2000. De rechtbank wees ook de proceskosten toe aan de maatschap, aangezien AMEV grotendeels in het ongelijk was gesteld.