ECLI:NL:RBUTR:2004:AO4580

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
25 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
146888/HAZA 02-1125
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijswaardering en eigendomsoverdracht van een auto onder eigendomsvoorbehoud

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 25 februari 2004 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, eiseres, en twee gedaagden, te weten Pon Mobiel B.V. en Dealers Financierings Maatschappij N.V. De zaak betreft de bewijswaardering van de levering van een auto, een Skoda, die onder eigendomsvoorbehoud is geleverd. Eiseres heeft gesteld dat zij de eigendom van de Skoda heeft verkregen door bezitsverschaffing op 23 januari 2001, en dat zij een bedrag van NLG 29.495,96 als koopsom heeft voldaan. De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de getuigenverklaringen en de bewijsstukken die door eiseres zijn overgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de getuigenverklaringen van de directeur van eiseres en andere getuigen de stelling van eiseres ondersteunen dat de Skoda op de genoemde datum aan haar is geleverd.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de eigendom van de Skoda na de levering niet meer in handen van de leverancier, Autobedrijf [de K.] V.O.F., is gebleven. Dit is vastgesteld op basis van de verklaringen van getuigen die bevestigen dat de auto na de levering door eiseres is gebruikt. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres het bewijs heeft geleverd dat de Skoda op onrechtmatige wijze door Pon Mobiel en/of DFM aan een derde is overgedragen, en heeft de vordering van eiseres tot schadevergoeding toegewezen. De rechtbank heeft de schadevergoeding vastgesteld op een bedrag van € 13.747,25, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 20 augustus 2001. Tevens zijn de proceskosten aan de zijde van eiseres toegewezen.

De uitspraak is een belangrijke bevestiging van de rechtspositie van de koper in gevallen van eigendomsvoorbehoud en de bewijsvoering die daarbij komt kijken. De rechtbank heeft de vorderingen van eiseres grotendeels toegewezen, met uitzondering van enkele onderdelen die niet voldoende onderbouwd waren. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke bewijsvoering in civiele zaken, vooral in situaties waarin eigendomsoverdracht en betaling ter discussie staan.

Uitspraak

VONNIS
van de rechtbank Utrecht, enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken, sector civiel in de zaak van:
de besloten vennootschap
met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te Hilversum,
e i s e r e s ,
procureur: mr. J.P. Kleijwegt,
- t e g e n -
1. de besloten vennootschap
met beperkte aansprakelijkheid
PON MOBIEL B.V.,
gevestigd te Voorschoten en kantoorhoudende te Leusden,
2. de naamloze vennootschap
DEALERS FINANCIERINGS MAATSCHAPPIJ N.V.
gevestigd te Amersfoort,
g e d a a g d e n ,
procureur: mr. H. van Dijk.
Dit vonnis bouwt voort op het tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 13 november 2002 (hierna: "het tussenvonnis").
1.
Het verdere verloop van de procedure
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken:
- proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 21 januari 2003;
- akte houdende vermeerdering van eis genomen ter rolzitting van 19 februari 2003;
- antwoordakte, tevens akte houdende opgave verhinderdata;
- proces-verbaal van tegenverhoor d.d. 14 oktober 2003;
- conclusie na enquete zijdens [getuige 1];
- antwoordconclusie zijdens Pon Mobiel en DFM.
-
Partijen hebben vervolgens vonnis gevraagd.
2.
De verdere beoordeling
Bewijswaardering
2.1
Bij tussenvonnis heeft de rechtbank [eiseres], conform haar aanbod daartoe, in de gelegenheid gesteld te bewijzen:
1 dat haar op of omstreeks 23 januari 2001 de eigendom van de Skoda is geleverd door bezitsverschaffing, waarbij de Skoda na levering uit handen van Autobedrij[getuige 2] V.O.F. is geraakt;
2 dat zij een bedrag ad NLG 29.495,96 als koopsom heeft voldaan;
2.2
De rechtbank acht met de verklaringen die in het getuigenverhoor zijn afgelegd bewezen dat getuige [getuige 1], directeur en grootaandeelhouder van [eiseres], op 1 februari 2001 met betrekking tot de Skoda contant een bedrag ad NLG 59.000,00 heeft betaald aan Autobedrijf [De K.] V.O.F. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
2.3
De verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] (hierna: "[getuige 2]") worden op dit punt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 3] (hierna: "[getuige 3]"), de toenmalige manager bedrijven van Rabobank Montfoort. [getuige 3] was weliswaar niet aanwezig bij de daadwerkelijke overhandiging van voormeld geldbedrag door getuige [getuige 1] aan [getuige 2], doch op grond van diens verklaring staat wel vast, gelijk [getuige 3] ook zelf verklaart, dat het die dag door [getuige 3] van [getuige 2] ontvangen bedrag van NLG 59.000,00 even daarvoor door getuige [getuige 1] aan [getuige 2] was betaald. De betaling aan [getuige 3] vond immers plaats nadat 's ochtends telefonisch overleg tussen [getuige 3] en getuige [getuige 1] had plaatsgevonden en kort nadat [getuige 3] getuige [getuige 1] met [getuige 2] naar diens kantoor zag gaan. De betaling aan [getuige 3] vond bovendien plaats naar aanleiding van het bezoek die dag van de medewerkers van Pon Mobiel (de heren [medewerker 1] en [medewerker 2]) aan Autobedrijf [De K.] V.O.F., die, zo volgt ook uit de verklaringen van getuigen [medewerker 1] en [medewerker 2], betaling van onder andere de Skoda verlangden. De getuigen [medewerker 1] en [medewerker 2] hebben verklaard [getuige 3] ter plaatse ook gezien en gesproken te hebben, hetgeen de verklaring van [getuige 3] mede ondersteunt. Dat [medewerker 1] en [medewerker 2], volgens hun verklaring, geen getuige zijn geweest van betaling van het bedrag van NLG 59.000,00 aan [getuige 2], dan wel door [getuige 2] aan [getuige 3], doet aan een en ander niet af.
2.4
Uit hetgeen over en weer is gesteld begrijpt de rechtbank dat de twee auto's van het merk Skoda (waaronder de Skoda) die [eiseres] in 1999 heeft gekocht voor hetzelfde bedrag zijn verkocht te weten het bij factuur d.d. 23 januari 2001 (productie 1 bij dagvaarding) genoemde bedrag van NLG 29.495,96. In totaal diende [eiseres] derhalve een bedrag ad NLG 58.991,92 aan Autobedrijf [de K.] V.O.F. te voldoen. Met voornoemde betaling ad NLG 59.000,00 moet derhalve de koopsom voor de Skoda worden geacht volledig te zijn voldaan.
2.5
Uit de volgende feiten (voortvloeiend uit de getuigenverklaringen), in onderlinge samenhang bezien, concludeert de rechtbank voorts dat Autobedrijf [de K.] V.O.F. op of omstreeks 23 januari 2001 de eigendom van de Skoda heeft geleverd aan [eiseres] door bezitsverschaffing.
2.5.1 Vast staat dat Autobedrijf [de K.] V.O.F. ingevolge een eerder met [eiseres] ten aanzien van de Skoda gesloten koopovereenkomst de Skoda heeft aangepast aan de wensen van [eiseres]. Zo is de Skoda omgebouwd van geel naar grijs kenteken en voorzien van reclamebelettering ten behoeve van het bedrijf van [eiseres].
2.5.2 De Skoda is vervolgens als omgebouwd geregistreerd en gekeurd op 23 januari 2001. Door getuige [medewerker 1] is de verklaring van [getuige 2] bevestigd dat Pon Mobiel daaraan medewerking heeft verleend door een zogenaamde balkenkaart te verstrekken.
2.5.3 Eveneens op 23 januari 2001 is aan de Skoda het kenteken [nummer] toegekend (zie hieromtrent ook r.o. 2.2 van het tussenvonnis). Onweersproken is gebleven de verklaring van [getuige 2] dat het originele kentekenbewijs door de Rijksdienst voor het Wegverkeer vervolgens rechtstreeks is toegezonden aan [eiseres] en op haar naam was gesteld.
2.5.4 [Eiseres] heeft nadat de groene handelskentekenplaten waren vervangen door de kentekenplaten met daarop het toegekende kentekennummer [nummer], de beschikking gekregen - of behouden (uit de verklaringen van getuige [getuige 4] en getuige [getuige 1] volgt immers dat [eiseres] de Skoda ook daarvoor gebruikte) - over de boekjes, sleutels en (het frontje van) de autoradio behorend bij de Skoda.
2.5.5 Automobielbedrijf [de K.] V.O.F. heeft [eiseres] een factuur betreffende de Skoda doen toekomen d.d. 23 januari 2001 waarop vermeld staat: "hierbij leveren wij uw opdracht voor de levering van". Op deze factuur staat voorts handgeschreven vermeld "voldaan 1-2-2001" met daaronder, zo neemt de rechtbank aan, de handtekening van [getuige 2].
2.6
Aldus rest de vraag of [eiseres] het bewijs heeft geleverd dat de Skoda na levering aan haar uit handen van Autobedrijf [de K.] V.O.F. is geraakt.
De rechtbank is van oordeel dat deze vraag bevestigend beantwoord dient te worden en overweegt daartoe als volgt.
2.7
De verklaringen van de getuigen [getuige 1], [getuige 4] en [getuige 2] zijn eenduidig over het feit dat de Skoda, nadat het kenteken [nummer] was aangebracht, door [getuige 2] naar het bedrijf van [eiseres] aan de Amsterdamsestraatweg is gebracht en op enig moment weer door hem is meegenomen. De verklaringen verschillen echter voor wat betreft het moment waarop de Skoda weer terecht is gekomen op het terrein van Autobedrijf [de K.] V.O.F. en de reden waarom dit is gebeurd. De rechtbank stelt vast dat de getuigen [getuige 1] en [getuige 4] dienaangaande een verklaring hebben afgelegd die strookt met hetgeen [eiseres] in de procedure naar voren heeft gebracht, te weten dat de Skoda op enig moment weer door [getuige 2] is opgehaald omdat er sprake was van startproblemen met deze auto. De door de Kamper afgelegde verklaring - inhoudende dat hij de Skoda op 23 januari 2001 niet af heeft kunnen leveren omdat [getuige 1]] toen niet aanwezig was en dat hij de auto toen maar weer mee heeft genomen - strookt niet met de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 4]. Zoals [eiseres] bij conclusie na enquête terecht heeft aangevoerd sluit de verklaring van [getuige 2] op dit punt echter ook niet aan op de inhoud van de brief d.d. 22 januari 2002, die getuige [getuige 2] aan de advocaat van [eiseres] heeft doen toekomen en [eiseres] als productie 3 bij dagvaarding in het geding is gebracht. In deze brief is immers verwoord:
De Skoda met kenteken [nummer] (…) is op 23 januari 2001 aan [eiseres] geleverd ik heb deze auto na de keuring bij Rijkdienst wegverkeer persoonlijk afgeleverd bij [eiseres] op de Amsterdamsestraatweg in Utrecht, [eiseres] was persoonlijk niet aanwezig en ik heb de auto met alle boekjes en sleutels afgegeven aan de dame achter het loket.
Uit het contact wat ik met de heer [eiseres] had was al duidelijk dat hij de auto's contant zou komen betalen bij mij op de zaak.
De auto met kenteken [nummer] is op 1 februari 2001 door mij opgehaald omdat er problemen waren met de LPG installatie waardoor de auto bij koud weer afsloeg, er stond toen al meer dan 5000 km op de teller, het probleem was een te laag koelstofniveau wat wij redelijk snel gevonden hadden.
De rechtbank zal derhalve de getuigenverklaring va[getuige 2] op dit punt buiten beschouwing laten.
2.8
Naar het oordeel van de rechtbank is met de verklaringen van de getuigen [getuige 2] (gedeeltelijk), [getuige 1] en [getuige 4] bewezen dat in het kader van de van de bezitsverschaffing van de Skoda aan [eiseres] (zie r.o. 2.3) de Skoda uit handen is geraakt van Automobielbedrijf [de K.] V.O.F. Dat Automobielbedrijf [de K.] V.O.F. daarna weer de beschikking over de Skoda heeft gekregen in het kader van een reparatieopdracht maakt dit niet anders.
2.9
Het feit dat getuigen [medewerker 1] en [getuige 5] verklaard hebben dat zij de Skoda op 16 januari 2001 hebben zien staan op het terrein van Autobedrijf [de K.] V.O.F. is voor de beoordeling niet relevant en kan dus buiten beschouwing blijven.
2.1
Slotsom is dat [eiseres] het haar opgedragen bewijs heeft geleverd en dat daarmee het onrechtmatig handelen van Pon Mobiel en / of DFM vast staat (zie r.o. 4.2 van het tussenvonnis).
Dit brengt de rechtbank bij de beoordeling van het gevorderde, zoals dat in r.o. 3.2 van het tussenvonnis is weergegeven.
Aankoopsom van de Skoda
2.11
De door [eiseres] betaalde aankoopsom ad NLG 29.495,96 ligt als schadepost voor toewijzing gereed.
Trim-line belettering
2.12
Niet ter discussie staat dat de Skoda ten behoeve van [eiseres] voorzien was van een belettering. Ter onderbouwing van dit deel van de vordering heeft [eiseres] een factuur overgelegd van Trim-Line of Holland bv d.d. 2 maart 2000. Als specificatie staat op deze nota vermeld dat belettering is gemonteerd op 2 Skoda's Fun Car. De daarmee corresponderende kosten staan per Skoda in de factuur opgenomen en belopen per Skoda NLG 799,00. Aldus is het gevorderde bedrag deugdelijk onderbouwd. Het verweer van Pon Mobiel en DFM dat deze nota, gezien de datum, geen betrekking kan hebben op de Skoda treft geen doel, nu uit de bij brief d.d. 1 oktober 2002 door [eiseres] overgelegde producties die worden geacht deel uit te maken van het proces-verbaal van comparitie van partijen, alsmede de getuigenverklaringen, genoegzaam blijkt dat de koopovereenkomst betreffende de Skoda's al in 1999 was gesloten, maar levering pas in 2001 heeft plaatsgevonden. Ook dit onderdeel van de vordering zal derhalve toegewezen worden.
Verzekering en wegenbelasting
2.13
[Eiseres] heeft dit onderdeel van de vordering in het geheel niet onderbouwd, ook niet na de betwisting van dit deel van de vordering bij conclusie van antwoord, terwijl zij daarvoor voldoende gelegenheid heeft gehad. De vordering zal daarom op dit onderdeel worden afgewezen.
Vervangende auto / lease
2.14
[Eiseres] heeft haar eis op dit punt vermeerderd bij akte ter rolle d.d. 19 februari 2003. Pon Mobiel en DFM hebben zich tegen deze vermeerdering van eis niet verzet zodat op de vermeerderde eis zal worden beslist.
Kort samengevat komt die eis hierop neer dat [eiseres] aanspraak maakt op vergoeding van de kosten die haar dochteronderneming Nachtegaal B.V. te Hilversum vanaf februari 2001 aan [eiseres] factureert terzake de verhuur aan [eiseres] van de andere Skoda die door [eiseres] was gekocht en die zij geleverd heeft gekregen. Deze kosten van verhuur belopen € 599,54 per maand. [Eiseres] heeft terzake de facturen over de periode februari 2001 tot en met november 2002 overgelegd.
2.15
De rechtbank deelt het standpunt van Pon Mobiel en DFM dat de grondslag van deze vordering niet helder is. De rechtbank begrijpt uit de stellingen van [eiseres], zoals die ook ter comparitie zijn toegelicht, dat [eiseres] de behoefte had en heeft aan een Skoda ten behoeve van de exploitatie van de aan haar gelieerde bedrijven. Deze Skoda kan kennelijk ter beschikking gesteld worden door haar dochteronderneming Nachtegaal B.V., die, zo volgt daaruit, deze Skoda kennelijk niet nodig heeft voor haar eigen bedrijfsvoering. De rechtbank begrijpt voorts dat het hier handelt om de auto die door [eiseres] gelijktijdig met de Skoda is aangeschaft. Niet duidelijk is echter op grond waarvan deze auto terecht is gekomen bij Nachtegaal B.V. en op grond waarvan Nachtegaal B.V. gerechtigd zou zijn terzake de door [eiseres] gevorderde huurprijs te factureren. Doordat een en ander onduidelijk is, is niet aannemelijk geworden dat [eiseres] de door haar op dit punt gevorderde schade heeft geleden en lijdt doordat zij niet over de Skoda kan beschikken. Dit onderdeel van de vordering zal dan ook worden afgewezen.
Kosten juridische bijstand
2.16
[Eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, die zij heeft toegelicht door te verwijzen naar correspondentie en facturen van haar advocaat. Uit de overgelegde correspondentie volgt echter niet dat de verrichtingen waarvoor zij vergoeding vordert duidelijk meer hebben omvat dan het opstellen en versturen van enkele eenvoudige sommatiebrieven en het vergaren van gegevens en een enkele poging om te trachten buiten rechte tot een vergelijk te komen.
Derhalve dient er van te worden uitgegaan, dat vóór de aanvang van het geding geen andere of meer kosten zijn gemaakt dan die welke ter voorbereiding van een geding in het algemeen redelijk en noodzakelijk zijn. Die kosten moeten worden aangemerkt als betrekking hebbende op verrichtingen waarvoor de in de artikelen 237 t/m 240 Rv bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal om die reden worden afgewezen.
Wettelijke rente
2.17
[Eiseres] kan aanspraak maken op de wettelijke rente over de gevorderde schadevergoeding vanaf het moment dat de vordering tot schadevergoeding opeisbaar moet worden geacht te zijn. Dit is het moment waarop de Skoda op onrechtmatige wijze door Pon Mobiel en / of DFM overgedragen is aan een derde. Onder verwijzing naar hetgeen in r.o. 4.5 en 4.6 van het tussenvonnis is overwogen neemt de rechtbank aan dat dit op 20 augustus 2001 is geweest. De wettelijke rente zal dan ook worden toegewezen vanaf 20 augustus 2001.
Conclusie
2.18
De rechtbank zal de vordering tot het equivalent in euro's van NLG 30.294,96 (NLG 29.495,96 + NLG 799,00), derhalve € 13.747,25 toewijzen, zulks met dien verstande dat mocht Pon Mobiel betaald hebben DFM zal zijn bevrijd en vice versa.
5.
De beslissing
De rechtbank:
5.1
veroordeelt Pon Mobiel en DFM om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 13.747,25, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2001 tot aan de dag van voldoening, een en ander met dien verstande dat de een betaald hebbend de ander zal zijn bevrijd;
5.2
veroordeelt Pon Mobiel en DFM in de proceskosten aan de zijde van [eiseres] gevallen, tot op deze uitspraak begroot op € 603,56 aan verschotten en op € 1.950,00 aan salaris, met dien verstande dat de een betaald hebbende de ander zal zijn bevrijd;
5.3
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.P.M. Straver en is in het openbaar uitgesproken op
woensdag 25 februari 2004.
w.g. griffier w.g. rechter