ECLI:NL:RBUTR:2004:AP1316
Rechtbank Utrecht
- Voorlopige voorziening
- mr. drs. R. in 't Veld
- A. Heijboer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor vergoeding pruik bij transseksualiteit
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Utrecht op 26 februari 2004 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een man die in transitie is naar vrouw, had een aanvraag ingediend voor vergoeding van een pruik ter waarde van € 600,- in afwachting van de levering van een maat haarwerk van € 1.695,-. De aanvraag werd afgewezen door verweerster, Agis Zorgverzekeringen, omdat er geen medische verklaring was overgelegd die de noodzaak voor de pruik onderbouwde. Verzoeker was onder behandeling van het genderteam van het VU Medisch Centrum en had sinds oktober 2003 een hormonale behandeling ondergaan. Het genderteam had aangegeven dat verzoeker zich in de gewenste geslachtsrol moest presenteren, maar zonder de pruik zou hij herkenbaar blijven als man, wat het slagen van de 'real-life' test zou belemmeren.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de aanvraag niet voldeed aan de voorwaarden van de Regeling hulpmiddelen 1996, die vereist dat een aanvraag wordt ondersteund door een indicatie van een huisarts of medisch specialist. Verweerster had bovendien gesteld dat de medische noodzaak niet was vastgesteld, omdat de aanvraag niet was voorzien van een door een arts afgegeven indicatie. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was voor het treffen van een voorlopige voorziening, omdat verzoeker niet had aangetoond dat hij voldeed aan de vereisten voor vergoeding van de pruik. De rechter benadrukte dat het juridische geslacht van verzoeker het uitgangspunt blijft bij de beoordeling van de aanvraag, wat in deze situatie nadelig was voor verzoeker.
De uitspraak werd gedaan in het kader van bestuursrecht en betreft de afwijzing van een verzoek om een voorlopige voorziening in een geschil over de vergoeding van een pruik. De voorzieningenrechter wees het verzoek af en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling van verweerster in de proceskosten van verzoeker.