2.10 Met betrekking tot de grief van verzoekster dat het haar ongeloofwaardig voorkomt dat de verkeersveiligheid in het geding is bij de door haar gewenste route, wordt voorshands het volgende overwogen.
Hoewel overlast voor het verkeer inherent is aan het houden van een demonstratie, en verweerder het op zich nog wel overkomelijk acht dat een demonstratie een rondje maakt over het verkeersplein Paardenveld, acht verweerder het in het onderhavige geval zeer aannemelijk dat verzoekster zich op dit punt van de route niet zal (kunnen) houden aan de afspraak om op cruciale kruispunten en wegen niet stil te staan, mede gelet op de ervaringen die verweerder in het verleden heeft gehad met één van de organisatoren van de demonstratie. In dit verband heeft verweerder ook gewezen op de reactie van verzoekster op het gespreksverslag van 18 mei 2004:
"(...) Het gaat ons niet om autootjes pesten. Het gaat ons in eerste instantie om de openbare ruimte terug te eisen en letterlijk de straat op te gaan voor verzet! Slechts een deel van het protest bestaat uit verzet tegen de auto en de olie-industrie. En dit verzet uit zich in de meest concrete zin richting auto: "U staat niet in de file, u bent de file". Het confronteren van de automobilist met zichzelf en de haastcultuur waarin deze persoon zich waarschijnlijk bevind. (...)"
Bovendien acht verweerder de kans groot dat de kop van de stoet, gelet op de lengte van de demonstratie en de grootte van het verkeersplein, in zijn eigen staart zal bijten waardoor het direct verlaten van het verkeersplein problematisch kan worden.
Gelet op de gedingstukken en het verhandelde ter zitting heeft verweerder het naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat aan de door verzoekster voorgestane route in het belang van het verkeer de door verweerder aangegeven voorschriften en beperkingen dienen te worden gesteld.
Dat naar het oordeel van verweerder voor het verkeer geen alternatieve routes zijn te bedenken indien het verkeersplein Paardenveld voor verkeer is afgesloten in verband met de demonstratie, is door verzoekster niet weersproken. Evenmin is door verzoekster weersproken dat, indien gedurende langere tijd de afsluiting van dat verkeersplein aan de orde is, er een verkeerschaos in de stad zal ontstaan, gelet op het toch al drukke auto- en busverkeer op de zaterdagmiddag. In dat verband heeft verweerder er - niet weersproken - op gewezen dat één van de verkeersaders die op het verkeersplein uitkomt, te weten de Amsterdamsestraatweg, al 12.000 tot 13.000 voertuigbewegingen per etmaal kent.
Dat de door verweerder aangegeven route over de rechterkant van de Catharijnebaan (door de tunnelbak) voor de deelnemers aan de demonstratie onveilig zou zijn in die zin dat auto's achter op de demonstratie zouden kunnen inrijden, is de voorzieningenrechter op grond van de ter zitting door verweerder gegeven toelichting niet gebleken, nu het autoverkeer dat zich in dezelfde richting beweegt als de demonstratie bovenlangs via de Rijnkade en de Catharijnekade zal worden geleid, terwijl het autoverkeer dat de andere kant uit beweegt door een middenberm van de demonstranten gescheiden is.
Dat de door verzoekster genoemde flessenhals, te weten de overgang van de Catharijnebaan naar de Nieuwe Kade, problemen zou kunnen opleveren bij het naleven van de aanwijzing van verweerder ter zake van het niet mogen stilstaan van de demonstratie, is de voorzieningenrechter evenmin gebleken, aangezien het bij genoemde flessenhals volgens verweerder niet gaat om een cruciaal kruispunt of cruciale weg. Tenslotte is de voorzieningenrechter er niet van overtuigd dat het aaneengesloten houden van de groep demonstranten niet door stilstaan op andere plekken dan op cruciale wegen en kruispunten kan worden bereikt.