ECLI:NL:RBUTR:2004:AQ9866
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Rangorde van pandrechten tussen de Coöperatieve Rabobank Neede en Renault Financiering B.V.
In deze zaak heeft de rechtbank Utrecht zich gebogen over de rangorde van pandrechten tussen de Coöperatieve Rabobank Neede en Renault Financiering B.V. De zaak betreft een geschil over de eigendomsoverdracht en de vestiging van pandrechten op roerende zaken van verschillende vennootschappen die in financiële moeilijkheden verkeerden. De Bank vorderde onder andere de vernietiging van eerdere pandakten en verklaringen, en stelde dat haar pandrecht op de roerende zaken voorrang had boven dat van Renault.
De procedure begon met een dagvaarding van de Bank, gevolgd door een conclusie van antwoord van Renault, waarin zij de niet-ontvankelijkheid van de Bank in haar vordering betwistte. De rechtbank heeft verschillende processtukken en verklaringen van partijen in overweging genomen, waaronder eerdere akten van eigendomsoverdracht en pandrechten die in de jaren '90 zijn gevestigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Bank op basis van een akte van 31 oktober 1988 een fiduciaire eigendomsoverdracht had gerealiseerd, die later van rechtswege is omgezet in een stil pandrecht.
De rechtbank concludeerde dat de Bank een rechtsgeldig pandrecht had op de roerende zaken, voor zover deze niet door Renault waren gefinancierd. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verklaringen van 1991 en 1996, die door de Bank waren afgegeven, de reikwijdte van haar pandrecht niet wezenlijk beperkten. De vorderingen van de Bank werden toegewezen, en Renault werd veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank verklaarde dat het saldo op de kwaliteitsrekening aan de Bank toekwam, en dat haar pandrecht in rangorde voor ging op dat van Renault.