ECLI:NL:RBUTR:2004:AQ9896

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
2 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
KG180687 KG ZA04-654
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.C. Quik-Schuijt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de voorzieningenrechter in kort geding inzake dwangsom bij omgangsregeling

In deze zaak heeft de vrouw de man in kort geding gedagvaard met betrekking tot een veel voorkomende procedure die betrekking heeft op een dwangsom bij een omgangsregeling. De vrouw heeft op de dienende dag, 25 augustus 2004, van eis geconcludeerd volgens de inhoud van het exploot van dagvaarding. Na de behandeling ter terechtzitting heeft de rechtbank een gefaxte brief ontvangen van de procureur van de vrouw. De man heeft de relatieve onbevoegdheid van de rechtbank ingeroepen, waarop de vrouw zich heeft verweerd door te verwijzen naar artikel 99 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en relevante jurisprudentie. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het van groot belang is dat vaststaat welke rechtbank bevoegd is, vooral gezien de spoedeisendheid van de procedure. De voorzieningenrechter heeft geen grond gevonden om de rechtbank van de plaats waar de omgangsregeling ten uitvoer moet worden gelegd als bevoegd te beschouwen. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter zich onbevoegd verklaard om van de zaak kennis te nemen en de zaak verwezen naar de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem. Dit vonnis is uitgesproken op 2 september 2004 door mr. A.C. Quik-Schuijt.

Uitspraak

Rechtbank Utrecht
VONNIS van de voorzieningenrechter van de
rechtbank Utrecht in het kort geding van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
e i s e r e s,
procureur: mr. J. van Andel,
- t e g e n -
[de man],
wonende te [woonplaats],
gemeente Haarlemmermeer,
g e d a a g d e,
advocaat: mr. B. Kochheim-Bossink,
advocaat en procureur te Aerdenhout.
1. Het verloop van het geding
Eiseres, hierna ook te noemen: de vrouw, heeft gedaagde, verder ook te noemen: de man, in kort geding doen dagvaarden. Op de dienende dag, 25 augustus 2004, heeft zij van eis geconcludeerd overeenkomstig de inhoud van het exploot van dagvaarding, waarvan een fotokopie aan dit vonnis is gehecht.
Bij gefaxte brief van 18 augustus 2004 hebben:
- de procureur van de vrouw, en
- mr. B. Kochheim-Bossink voornoemd,
produkties aan de rechtbank toegezonden.
De man heeft zich daarbij beroepen op de relatieve onbevoegdheid van deze rechtbank.
Na de behandeling ter terechtzitting heeft de rechtbank van de procureur van de vrouw een gefaxte brief d.d. 25 augustus 2004 ontvangen.
2. De bevoegdheid van de voorzieningenrechter in deze rechtbank
De gedaagde heeft de relatieve onbevoegdheid van deze rechtbank om van de zaak kennis te nemen ingeroepen.
De vrouw heeft zich daartegen verweerd. Zij heeft zich daarbij beroepen op art. 99 Rv en jurisprudentie (HR 23 november 1917, NJ 1918, 6, W 10202 en het Hof Leeuwarden van 18 december 1996, NJ 1998/215).
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt:
Volgens de dagvaardingsprocedure is bevoegd de rechtbank van de woonplaats van gedaagde, in dit geval de rechtbank Haarlem. Het specifieke karakter van het Kort Geding kan inderdaad volgens genoemde jurisprudentie en de literatuur meebrengen dat tevens bevoegd is de rechtbank binnen wiens arrondissement de gevraagde onmiddellijke voorziening ten uitvoer moet worden gelegd. In het belang van de rechtszekerheid dient deze uitzondering echter beperkt te blijven tot zaken van beslag en executie, en daarnaast wellicht tot zeer uitzonderlijke zaken, zoals zaken met een internationaal karakter.
Waar het hier gaat om de veel voorkomende procedure strekkende tot het opleggen van een dwangsom teneinde de tenuitvoerlegging van een in rechte vastgestelde omgangsregeling te bewerkstelligen is het van groot belang dat vaststaat welke rechtbank bevoegd is. De voorzieningenrechter ziet geen grond om de rechter van de plaats waar de omgangsregeling ten uitvoer moet worden gelegd tevens bevoegd te achten. Onduidelijkheid doet afbreuk aan de spoedeisendheid van de procedure.
Daarom wordt als volgt beslist:
3. De beslissing
De voorzieningenrechter:
3.1. Verklaart zich onbevoegd om van deze zaak kennis te nemen.
3.2. Verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Quik-Schuijt, voorzieningenrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 2 september 2004.
w.g. griffier w.g. rechter