ECLI:NL:RBUTR:2004:AQ9896
Rechtbank Utrecht
- Kort geding
- A.C. Quik-Schuijt
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de voorzieningenrechter in kort geding inzake dwangsom bij omgangsregeling
In deze zaak heeft de vrouw de man in kort geding gedagvaard met betrekking tot een veel voorkomende procedure die betrekking heeft op een dwangsom bij een omgangsregeling. De vrouw heeft op de dienende dag, 25 augustus 2004, van eis geconcludeerd volgens de inhoud van het exploot van dagvaarding. Na de behandeling ter terechtzitting heeft de rechtbank een gefaxte brief ontvangen van de procureur van de vrouw. De man heeft de relatieve onbevoegdheid van de rechtbank ingeroepen, waarop de vrouw zich heeft verweerd door te verwijzen naar artikel 99 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en relevante jurisprudentie. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het van groot belang is dat vaststaat welke rechtbank bevoegd is, vooral gezien de spoedeisendheid van de procedure. De voorzieningenrechter heeft geen grond gevonden om de rechtbank van de plaats waar de omgangsregeling ten uitvoer moet worden gelegd als bevoegd te beschouwen. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter zich onbevoegd verklaard om van de zaak kennis te nemen en de zaak verwezen naar de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem. Dit vonnis is uitgesproken op 2 september 2004 door mr. A.C. Quik-Schuijt.