ECLI:NL:RBUTR:2004:AR7731

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
15 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
179248/HAZA 04-1262
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.C. Hagedoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van recht op dertiende penning door non-usus in NBW toetsen aan criteria van 3:106 BW

In deze zaak, die werd behandeld door de rechtbank Utrecht, hebben eisers gezamenlijk aanspraak gemaakt op het recht van de dertiende penning, dat hen toekomt bij de verkoop van onroerend goed. De eisers, die gezamenlijk rechthebbende zijn, vorderden betaling van een bedrag van € 14.300,-- van de gedaagden, die het perceel in eigendom hadden verkregen. De rechtbank diende te beoordelen of het recht van de dertiende penning door non-usus was vervallen. De eisers stelden dat de verjaringstermijn van 30 jaar, die onder het oude Burgerlijk Wetboek gold, niet van toepassing was op hun situatie na de invoering van het nieuwe Burgerlijk Wetboek. De rechtbank oordeelde dat de regels van artikel 3:106 BW van toepassing waren, wat betekent dat het recht van eisers op de dertiende penning niet door non-usus was teniet gegaan. De rechtbank benoemde een deskundige, de heer T. Verweij, om de waarde van de grond vast te stellen en bepaalde dat de kosten van het deskundigenonderzoek door beide partijen gedeeld moesten worden. De rechtbank hield verdere beslissingen aan en droeg de griffier op om de zaak op een termijn van vier weken weer op de rol te plaatsen voor het nemen van een conclusie na deskundigenbericht.

Uitspraak

VONNIS
van de rechtbank Utrecht], enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken,
in de zaak van:
I. [eiser I 1], wonende te [woonplaats];
[eiser I 2], wonende te [woonplaats] (Frankrijk);
[eiser I 3], wonende te [woonplaats], B.C. Canada;
[eiser I 4], wonende te [woonplaats];
[eiser I 5], wonende te [woonplaats];
[eiser I 6], wonende te [woonplaats];
[eiser I 7], wonende te [woonplaats];
[eiser I 8], wonende te [woonplaats];
[eiser I 9], wonende te [woonplaats];
II. [eiser II 1], wonende te [woonplaats], gemeente Ter Aar;
[eiser II 2], wonende te [woonplaats];
[eiser II 3], gemeente [woonplaats];
[eiser II 4], wonende te [woonplaats], gemeente De Ronde Venen;
[eiser II 5], wonende te [woonplaats], gemeente De Ronde Venen;
[eiser II 6], wonende te [woonplaats];
[eiser II 7], wonende te [woonplaats];
[eiser II 8], wonende te [woonplaats], gemeente Ter Aar;
[eiser II 9], wonende te [woonplaats] (Ontario);
[eiser II 10], wonende te [woonplaats];
[eiser II 11], wonende te [woonplaats];
[eiser II 12], wonende te [woonplaats];
[eiser II 13], wonende te [woonplaats], gemeente Riemst (Belgie);
[eiser II 14], wonende te [woonplaats], gemeente Mook en Middelaar;
[eiser II 15], wonende te [woonplaats];
[eiser II 16], wonende te [woonplaats];
[eiser II 17], wonende te [woonplaats] (Ontario);
[eiser II 18], wonende te [woonplaats];
[eiser II 19], wonende te [woonplaats];
[eiser II 20], wonende te [woonplaats];
[eiser II 21], wonende te [woonplaats];
[eiser II 22], wonende te [woonplaats];
[eiser II 23], wonende te [woonplaats];
III. DE STICHTING PAREDIS STICHTING, gevestigd te Heerlen;
IV. [eiser IV 1], wonende te [woonplaats] (gem. Renkum);
[eiser IV 2], wonende te [woonplaats];
[eiser IV 3], wonende te [woonplaats] (België)
[eiser IV 4], wonende te [woonplaats];
[eiser IV 5], wonende te [woonplaats], U.S.A.;
V. DE PAROCHIE VAN HET HEILIGE HART VAN JEZUS TE VINKEVEEN, gevestigd te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen;
VI. [eiser VI 1], wonende te [woonplaats];
[eiser VI 2], wonende te [woonplaats];
[eiser VI 3], wonende te [woonplaats];
[eiser VI 4], wonende te [woonplaats], gem. Bloemendaal;
VII. [eiser VII 1], wonende te [woonplaats], gem. De Ronde Venen;
[eiser VII 2], wonende te [woonplaats];
DE NAAMLOZE VENNOOTSCHAP NEDERLANDSE WONINGFINANCIERING MAATSCHAPPIJ, gevestigd te Amsterdam;
e i s e r s,
procureur: mr. F.M. Vermeulen ,
- t e g e n -
[gedaagde 1], en
[gedaagde 2]
wonende te [woonplaats],
g e d a a g d e n,
procureur: mr. E. Bos-Veterman.
Partijen zullen in dit vonnis worden aangeduid als “eisers” respectievelijk “gedaagden”.
1.
Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 7 juni 2004;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
Partijen hebben vervolgens vonnis gevraagd.
2.
De vaststaande feiten
2.1. Eisers zijn gezamenlijk rechthebbende tot het recht van de handwissel op de grond liggende onder Vinkeveen, op grond waarvan aan hen de dertiende penning toekomt van de prijs waarvoor gronden waarop zij dit recht hebben, verkocht worden. Bij wet van 3 oktober 1984 is de dertiende penning vastgesteld op 11 procent van de waarde van de onroerende zaak waarop het recht rust.
2.2. De eigendom van het perceel kadastraal bekend gemeente Vinkeveen sectie A, nummer 5184 (hierna te noemen het perceel) is in 1965 overgedragen zonder dat daarbij de dertiende penning is geheven.
2.3. Gedaagden hebben op of omstreeks 5 december 2003 het perceel in eigendom verkregen, ieder voor de onverdeelde helft. De prijs waarvoor zij dit perceel, met daarop gelegen woonhuis, verkregen was € 635.000,--.
2.4. Eisers hebben bij brief van 7 maart 2004 gedaagden gesommeerd om aan hen een bedrag van € 28.600,-- te voldoen uit hoofde van het recht van de dertiende penning. Gedaagden hebben geweigerd dit bedrag te voldoen.
3.
De vordering en het verweer
3.1. Eisers hebben gevorderd dat de rechtbank, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, ieder der gedaagden veroordeelt om aan hen tegen kwijting te betalen de somma van € 14.300,--, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 april 2004 tot de dag der voldoening, met veroordeling van gedaagden in de kosten van dit geding.
3.2. Eisers hebben hun vordering gebaseerd op het recht van de dertiende penning. Gedaagden hebben gesteld dat dit recht door non-usus teniet is gegaan. Eisers hebben die stelling betwist. De stellingen van partijen zullen, voor zover van belang, bij de beoordeling worden besproken.
4.
De beoordeling
4.1. Onder het oude BW is in 1965, doordat geen aanspraak werd gemaakt op het recht van de dertiende penning, een verjaringstermijn van 30 jaar aangevangen. Met het verstrijken van die termijn verviel onder het oude recht niet alleen het recht om betaling van de dertiende penning van de koper van de grond te verlangen, maar ook het (zakelijk) recht van de dertiende penning zelf. Partijen zijn verdeeld over de vraag wat de invloed van de invoering van het nieuwe BW is op deze lopende verjaringstermijn. Eisers hebben gesteld dat op grond van artikel 94 van de Overgangswet Nieuw BW artikel 3:106 BW één jaar na de invoering van het nieuw BW van toepassing werd op deze situatie. De rechtbank is van oordeel dat deze lezing van artikel 94 van de Overgangswet Nieuw BW juist is. Dit betekent dat ten aanzien van het recht van de dertiende penning de regels van het tenietgedaan van beperkte rechten, zoals vervat in artikel 3:106 BW, van toepassing zijn. Artikel 3:106 BW bepaalt dat een beperkt recht teniet gaat als de verjaringstermijn van de vordering van de beperkt gerechtigde tegen de hoofdgerechtigde tot opheffing van een met het beperkt recht strijdige toestand, is verstreken doch slechts voorzover de uitoefening van het beperkte recht door die (met dat recht strijdige) toestand is belet. Zoals eisers terecht hebben gesteld kan het eenmalig geen aanspraak maken op het recht van de dertiende penning niet worden aangemerkt als het ontstaan van een met dit beperkte recht strijdige toestand die de (verdere) uitoefening van dat recht belet. Hier is sprake van een eenmalig niet gebruik maken van het beperkte recht, hetgeen op zich niet in de weg staat aan een latere uitoefening van dat recht. Het recht van eisers op de dertiende penning is derhalve niet door non-usus teniet gegaan en zij kunnen derhalve aanspraak maken op betaling van de dertiende penning door gedaagden.
4.2. Partijen verschillen voorts van mening over de waarde van de grond waarop het recht van de dertiende penning rust. Partijen hebben reeds aangegeven dat zij op dat punt benoeming van de heer T. Verweij tot deskundige wensen. Aangezien partijen zich hierover reeds eensluidend hebben uitgelaten, zal de rechtbank overgaan tot benoeming van deze deskundige. Gedaagden hebben voorts geen bezwaren geformuleerd tegen de door eisers voorgestelde opdracht aan de deskundige, zodat de rechtbank het voorstel van eisers op dit punt zal volgen. De rechtbank zal derhalve de deskundige vragen de door gedaagden voor de grond van het perceel Vinkenkade 7 te Vinkeveen betaalde koopsom vast te stellen met inachtneming van het volgende: 1. Afzonderlijk worden getaxeerd de grond enerzijds en al hetgeen daarmee verbonden is anderzijds; 2. In de verhouding waarin de gevonden waarden tot elkaar staan wordt de koopsom gesplitst; 3. Aldus wordt het voor de grond betaalde deel van de koopsom gevonden.
4.3. De rechtbank zal de kosten van het deskundigenbericht voorshands ten laste van beide partijen brengen, zodanig dat zij ieder de helft van de kosten zullen dragen.
4.4. De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.
5.
De beslissing
De rechtbank:
het deskundigenonderzoek
5.1.
Beveelt een deskundigenonderzoek naar de in nummer 4.2. van dit vonnis geformuleerde vraag;
5.2.
Benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen:
De heer T. Verweij,
Haven 3,
3441 AS Woerden
de kosten
5.3.
Bepaalt dat met het oog op de vaststelling van het voorschot ter zake van de kosten van de deskundige het volgende:
- de deskundige dient binnen drie weken na de datum van dit vonnis een begroting van zijn kosten op te geven aan mr. S.C. Hagedoorn gespecificeerd naar het aantal uren, het uurtarief en de overige kosten;
- de civiele griffie zal bedoelde opgave toezenden aan partijen;
- partijen kunnen binnen twee weken daarna bij mr. S.C. Hagedoorn schriftelijk bezwaar maken tegen de begroting;
- indien niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt het voorschot ter zake van de kosten van de deskundige reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundige te begroten bedrag;
- indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke beslissing;
5.4.
Bepaalt dat partijen elk de helft van het bedrag van het voorschot ter griffie moeten deponeren binnen twee weken nadat zij een daartoe strekkend betalingsverzoek van de civiele griffie hebben ontvangen;
de werkwijze van de deskundige
5.5.
Draagt de deskundige op een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van deze rechtbank;
Bij dit rapport dient een gespecificeerde einddeclaratie te zijn toegevoegd;
5.6.
Bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie moet worden ingeleverd op drie maanden na de datum van dit vonnis, met dien verstande dat de deskundige niet met het onderzoek behoeft te beginnen voordat deze van de griffie van de rechtbank bericht heeft ontvangen dat het voorschot is gedeponeerd;
5.7.
Schrijft de deskundige voor dat hij bij het onderzoek partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het rapport van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het rapport tevens melding dient te worden gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
5.8.
Bepaalt dat de deskundige een concept van het rapport aan partijen zal toezenden en hen in de gelegenheid zal stellen opmerkingen over het concept te maken, bepaalt dat uit het rapport van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het rapport tevens melding dient te worden gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoekt de deskundige om in het rapport te reageren op de opmerkingen van partijen over het concept.
de overige beslissingen
5.9.
Draagt de griffier op een afschrift van dit vonnis toe te zenden aan de deskundige;
5.10.
Bepaalt dat de verdere processtukken binnen één week na de datum van dit vonnis aan de deskundige dienen te worden toegezonden door eisers;
5.11.
Draagt de griffier op om na inlevering van het schriftelijk bericht door de deskundige de zaak op een termijn van 4 weken weer op de rol te plaatsen voor het nemen van een conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van eisers en om partijen daarvan bericht te doen;
5.12.
Bepaalt, op de voet van artikel 337, tweede lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat van dit vonnis zelfstandig hoger beroep zal kunnen worden ingesteld voordat het eindvonnis is gewezen;
5.13.
Houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C. Hagedoorn en is in het openbaar uitgesproken op woensdag 15 december 2004.
w.g. griffier w.g. rechter