RECHTBANK UTRECHT
SECTOR KANTON, LOCATIE AMERSFOORT
[EISER],
[woonplaats],
verder ook te noemen [eiser],
eisende partij,
gemachtigden: Flanderijn en Ter Weele, deurwaarders te Doorn,
1. de naamloze vennootschap N.V. INTERPOLIS BTL,
gevestigd te Tilburg,
verder ook te noemen Interpolis,
procederende in de persoon van mr A.E.M. van Spaandonk- Koks, bedrijfsjurist Fiscale en Juridische Zaken,
2. de coöperatieve vereniging
COÖPERATIEVE RABOBANK WOUDENBERG EN OMSTREKEN U.A..
gevestigd te Woudenberg,
verder ook te noemen de Rabobank,
procederende in de persoon van A. Tamsma, Teamleider Kredietrisicomanagement.
Het verloop van de procedure
[eiser] heeft een vordering ingesteld.
Interpolis en de Rabobank hebben ieder voor zich geantwoord op de vordering.
[eiser] heeft voor repliek geconcludeerd.
Interpolis en de Rabobank hebben ieder voor zich gedupliceerd.
Hierna is uitspraak bepaald.
Het geschil en de beoordeling daarvan
1. Tussen partijen staat als gesteld en erkend, althans niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de inhoud van de producties -voor zover niet betwist- het volgende vast:
1.1 [eiser] heeft een levensverzekering met lijfrenteclausule gesloten bij de Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V. (hierna te noemen: Nationale-Nederlanden), welke verzekering op 15 maart 1998 afliep. Op die verzekering zou ƒ 89.867,- worden uitgekeerd. Op advies van de Rabobank besloot [eiser] dat bedrag voor vijf jaren onder te brengen in een koopsompolis met lijfrenteclausule, met belegging in het beleggingsfonds RG Hollands Bezit (later omgedoopt in Robeco Hollands Bezit). De Rabobank heeft aan [eiser] met het oog hierop een offerte doen toekomen, gedateerd 3 februari 1998. Op die offerte zijn verschillende bedragen als eindkapitaal vermeld, bij een verondersteld rendement van 5%, 6%, 7%, 8%, 10% en 12%. In de offerte is aangegeven dat de eindbedragen zijn berekend inclusief alle kosten.
1.2 Nadat de Rabobank aan [eiser] had verzocht om Nationale-Nederlanden het genoemde bedrag rechtstreeks aan Interpolis te laten overmaken (met vermelding “polisnummer 40591562 D. [eiser] 270532”) is dat bedrag bij Interpolis gestort en heeft Interpolis aan [eiser] bij brief van 5 mei 1998 (productie 5 bij repliek), althans van 9 april 1998 (productie 4 bij antwoord van Interpolis) een “Cumulent Koopsom-polis” toegezonden, waarin als koopsombedrag het bedrag van ƒ 89.867,- is genoemd, met tevens de vermelding dat de voor de verzekering verschuldigde koopsom op de ingangsdatum is voldaan. Onder het hoofd “Stortingsmix” is vermeld: “100,00% RG Hollands Bezit”.
Op de Cumulent Koopsom zijn de door Interpolis overgelegde “Voorwaarden Cumulent Koopsom” van toepassing.
1.3 Een brief van Nationale-Nederlanden, gedateerd 3 maart 1998 en gericht aan [eiser], houdt onder meer in:
”(…..)
Op grond van artikel 53, lid 1 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen zijn wij verplicht de belastingdienst de volgende gegevens te verstrekken:
(…..)
5 Uitgekeerd bedrag
Uitgekeerd bedrag: ƒ 89.867,00
7 Overdracht van kapitaal als koopsom voor lijfrenteverzekering
Bedrag overgedragen kapitaal: ƒ 89.867,00
Maatschappij waaraan is overgedragen:
Naam: NV Interpolis BTL
(…..)”
1.4 Door Interpolis is op het onder 1.2 genoemde koopsombedrag een bedrag van ƒ 7.863,36 aan kosten ingehouden, terwijl voorts een bedrag van ƒ 676,24 voor risicodekking is verrekend.
2 [eiser] stelt dat hij in november 1999 aan de hand van het aan hem verstrekte overzicht dat het aantal stukken vermenigvuldigd met de koers en gecorrigeerd naar de koerswijzigingen niet uitkwam op het koopsombedrag van ƒ 89.867,- maar aanzienlijk lager. Toen hij uitleg vroeg aan de Rabobank bleek hem uit een brief van 23 november 1999 dat Interpolis en/of de Rabobank slechts een bedrag van ƒ 81.327,40 hadden belegd. Zij bleken onder meer een bedrag van ƒ 7.863,36 aan kosten aan zichzelf te hebben betaald. [eiser] heeft daar bij brief van 1 december 1999 bezwaar tegen gemaakt, en heeft verzocht de overeenkomst alsnog na te komen en het bedrag aan te wenden voor aankoop van aandelen RG Hollands Bezit. Bij brief van 28 april 2000 stelde hij Interpolis en de Rabobank in gebreke, en heeft hij aanspraak gemaakt op rente sedert 15 maart 1998, althans 12 mei 2000. Op 14 maart 2004 liep de polis -na verlenging met één jaar- af. [eiser] heeft toen nogmaals aan Interpolis en de Rabobank gevraagd om het bedrag, dat zij zonder recht of titel onder zich hadden, aan hem terug te storten. Subsidiair stelt [eiser] dat Interpolis en de Rabobank, gezien alle van belang zijnde feiten en omstandigheden, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen kosten aan hem in rekening behoorden te brengen. Immers was het resultaat van de belegging in het geheel niet in overeenstemming met hetgeen aan [eiser] indertijd is voorgespiegeld. In tegenstelling tot het hem in het vooruitzicht gestelde fraaie resultaat bedroeg de uitkering slechts € 27.821,18 tegen een storting van -omgerekend- € 40.779,-. [eiser] stelt dat uit de rechtsverhouding tussen partijen voortvloeit dat het ingehouden bedrag van ƒ 7.863,36 (omgerekend: € 3.568,24) aan hem wordt terugbetaald (bij wijze van nakomingsverplichting, althans de verplichting tot terugbetaling van wat onverschuldigd door hem is betaald, terwijl voorts de weigering tot terugbetaling wellicht als onrechtmatig handelen kan worden aangemerkt) en hij vordert de hoofdelijke veroordeling van Interpolis en de Rabobank tot betaling van dat bedrag, met rente en kosten.
3 Interpolis voert aan dat uit de polisvoorwaarden blijkt dat [eiser] kosten verschuldigd zou worden. Overeenkomstig de tijdens het sluiten van de overeenkomst geldende Regeling informatieverstrekking aan verzekeringsnemers 1994 (Riav 1994) is in die voorwaarden opgenomen dat [eiser] binnen zes weken de gelegenheid had de overeenkomst op te zeggen, waardoor deze met terugwerkende kracht zou zijn ontbonden. Nu [eiser] dat niet heeft gedaan is hij overeenkomstig de van toepassing zijnde voorwaarden gehouden de kosten te betalen. Pas bij brief van 28 april 2000 heeft [eiser] Interpolis op de hoogte gesteld van zijn bezwaren tegen de in rekening gebrachte kosten. Volgens de Riav 1994 behoefde Interpolis [eiser] geen verdere informatie over de kosten te verstrekken. Interpolis weet zich gesteund door een uitspraak van de Raad van Toezicht Verzekeringen.
Uit aan hem toegezonden kwartaaloverzichten in 1998 en 1999 heeft [eiser] telkens de hoogte van zijn toenmalige beleggingstegoed kunnen afleiden, waarbij hem aanstonds duidelijk had moeten zijn dat er kosten in rekening waren gebracht; hij vond het echter kennelijk niet nodig om Interpolis eerder te benaderen. Interpolis verwerpt de stelling van [eiser] dat de kosten zouden moeten worden gematigd vanwege het tegenvallende beleggingsresultaat; de schommelingen op de markt kunnen immers niet aan haar worden toegerekend, en [eiser] is daar in de offerte reeds voor gewaarschuwd.
Volgens Interpolis zijn de in rekening gebrachte kosten marktconform. Zij bedragen 4,5% aan vaste kosten, en de variabele kosten bedragen 0,85% x looptijd x gestort bedrag.
4 De Rabobank voert aan dat zij aan [eiser] vóór het afsluiten van de onderhavige koopsompolis alle informatie heeft verstrekt die zij op grond van de toen geldende regelgeving voor dergelijke verzekeringsproducten verplicht was te geven. Uit de in het rendementsoverzicht genoemde bedragen was te herleiden dat voor de koopsompolis kosten in rekening werden gebracht, althans dat niet het hele bedrag was aangewend voor de storting. Volgens de Rabobank zijn de in rekening gebrachte kosten marktconform. Percentages tot ver boven de 10 komen voor, en bij de door [eiser] bij Interpolis afgesloten polis is 9% aan kosten in rekening gebracht. Als [eiser] vooraf was nagegaan of er kosten werden berekend, dan had hij hier vóór het accepteren van de offerte over kunnen onderhandelen.
De Rabobank betwist dat de tegenvallende resultaten aanleiding zouden kunnen geven tot een verplichting tot terugbetaling van de gemaakte kosten; die resultaten zijn immers veroorzaakt door de marktontwikkeling en niet door de verzekeraar of de tus-senpersoon.
Overigens acht de Rabobank de Ombudsman de eerst aangewezen instantie om klachten zoals die van [eiser] te behandelen.
5 De kantonrechter legt de stellingname van [eiser] uit als een beroep op dwaling, met dien verstande dat, als [eiser] ten tijde van het sluiten van de overeenkomst op de hoogte was geweest van de omvang van de hem door Interpolis in rekening gebrachte kosten, hij die overeenkomst niet of op andere voorwaarden zou hebben gesloten. [eiser] vordert niet dat de vernietiging van de overeenkomst wordt uitgesproken, maar zijn vordering tot terugbetaling komt er op neer dat hij wenst dat de kantonrechter op de voet van artikel 6:230, tweede lid, B.W. de gevolgen van de overeenkomst ter opheffing van het door [eiser] geleden nadeel wijzigt.
6 Indien de kostenberekening, als door Interpolis gesteld, standaard zou gelden bij het sluiten van een overeenkomst als de onderhavige had het voor de hand gelegen dat hiervan in de offerte melding zou zijn gemaakt. De mededeling in de offerte dat de daarin als voorbeeld gegeven eindbedragen zijn berekend inclusief alle kosten rechtvaardigt niet de conclusie dat de gemiddelde consument, dus ook [eiser], de omvang van de in rekening te brengen kosten eenvoudigweg uit die bedragen had kunnen en moeten afleiden. Het door Interpolis verlangde rekenwerk wordt bepaald niet vergemakkelijkt nu zij in haar begeleidende brieven bij de toezending van de polis verschillende aankoopkoersen van de effecten vermeldt: in haar brief van 9 april 1998 geeft zij een koers van ƒ 275,70 op en in haar brief van 5 mei 1998 noemt zij een koers van ƒ 253,20.
Dat een duidelijke opgave van de in rekening te brengen kosten ongetwijfeld zou leiden tot klantverlies, en dat het daarom niet voor de hand zou liggen dat één maatschappij als enige ging afwijken van de destijds gebruikelijke werkwijze, zoals de Rabobank aanvoert, mag -wat daar overigens ook van zij- geen rechtvaardiging vormen voor het geven van onvoldoende voorlichting aan een toekomstige contractspartij. Aan het voorgaande doet niet af dat de verplichting tot het geven van informatie over de kosten pas in de Riav 1998, en nog niet in de Riav 1994, is opgenomen.
7 Hoewel dit niet onmiskenbaar uit de polisvoorwaarden blijkt kan met enige goede wil uit die voorwaarden worden afgeleid dat door Interpolis kosten in rekening kunnen worden gebracht. Overigens had ook van [eiser] mogen worden verwacht dat hij bij de Rabobank, althans bij Interpolis, tevoren zou hebben geïnformeerd of kosten zouden worden berekend; in zoverre rustte ook op hem een onderzoeksplicht.
Nu de omvang van deze kosten niet zonder meer uit de offerte en uit de polisvoorwaarden kan worden afgeleid moet het er voor worden gehouden dat slechts kosten, die in redelijkheid door Interpolis ter uitvoering van de tussen partijen gesloten overeenkomst mochten worden gemaakt, voor vergoeding door [eiser] in aanmerking komen. Voorshands lijken de in rekening gebrachte kosten, in verhouding tot de op Interpolis ingevolge de overeenkomst te verrichten handelingen, bijzonder hoog, en de vraag is dan ook terecht opgeworpen of deze kosten de toets der redelijkheid kunnen doorstaan.
Overeengekomen is dat uitsluitend in één beleggingsfonds zou worden belegd, en dat dat fonds gedurende de looptijd van de overeenkomst in portefeuille zou worden gehouden; in zoverre behoefde de instandhouding van die portefeuille weinig zorg.
Nu uit de stellingen van partijen, noch uit de overgelegde stukken, voorshands is af te leiden dat (een deel van) het in rekening gebrachte bedrag van ƒ 7.863,36 aan de Rabobank zou toekomen wordt er ten processe van uitgegaan dat dat bedrag uitsluitend door Interpolis aan [eiser] in rekening is gebracht. Daarom acht de kantonrech-ter het noodzakelijk dat Interpolis zich er alsnog bij akte over uitlaat hoe genoemd bedrag aan kosten is samengesteld, en waarom zij dat bedrag in redelijkheid aan [eiser] in rekening mocht brengen; haar berekening als weergegeven aan het slot van de derde overweging van dit vonnis geeft daarover voorshands onvoldoende inzicht. Mocht (een deel van) genoemd bedrag aan de Rabobank ten goede zijn gekomen dan kan deze zich eveneens bij akte nader uitlaten in gelijke zin.
8 De kantonrechter verwerpt het door [eiser] ingenomen standpunt dat er aanleiding zou zijn tot matiging van de kosten, gezien het povere beleggingsresultaat. Het mag van algemene bekendheid worden verondersteld (en is overigens ook als waarschuwing in de offerte vermeld) dat resultaten uit het verleden geen garantie geven voor de toekomst, hetgeen bij uitstek speelt bij het veelal sterk wisselende beursklimaat.
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 22 december 2004 te 9.30 uur, waar Interpolis zich schriftelijk dient uit te laten omtrent hetgeen onder 7 in dit vonnis is overwogen; desgewenst mag de Rabobank zich hierover eveneens bij akte uitlaten;
[eiser] zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld om daarop schriftelijk te reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr J.H. Geertsema, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar bij vervroeging uitgesproken op woensdag 24 november 2004.