ECLI:NL:RBUTR:2004:AY0443

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
6 december 2004
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
SBR 04/21
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering uitwegvergunning voor perceel Korte Brinkweg 37 in Soest

In deze zaak heeft MultiBouwSystemen B.V. beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest, waarbij het bezwaar van eiseres tegen een eerder besluit om geen vergunning te verlenen voor een uitweg van het perceel Korte Brinkweg 37 naar de Beek en Daalselaan ongegrond is verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 16 november 2004, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door de heer E.E. van Schaik en mr. ir. T. Steenbeek, en verweerder door mr. E.L.C. Soors-d’Ancona en ir. A. van Wanrooij.

Eiseres heeft in haar aanvraag aangevoerd dat de huidige uitweg aan de Korte Brinkweg slecht bereikbaar is door overbelasting en dat bezoekers onduidelijkheid ervaren over de bereikbaarheid van het pand. Verweerder heeft echter in het bestreden besluit gesteld dat de verkeerssituatie op de Korte Brinkweg al bekend was bij de ontwikkeling van het bouwplan en dat de belangen van eiseres niet zwaarwegend genoeg zijn om af te wijken van het beleid ten aanzien van uitwegen aan de Beek en Daalselaan.

De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder niet voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van eiseres en dat er geen deugdelijke motivering is gegeven voor de weigering van de vergunning. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen eerdere besluitvorming heeft plaatsgevonden over de mogelijkheid van een uitweg aan de Beek en Daalselaan en dat de belangenafweging niet op de juiste wijze is uitgevoerd. Daarom heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen binnen zes weken een nieuw besluit te nemen.

Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 644,-, en moet de gemeente Soest het door eiseres betaalde griffierecht van € 232,- vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 6 december 2004.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Reg. nr.: SBR 04/21
UITSPRAAK van de rechtbank Utrecht, enkelvoudige kamer voor de behandeling van bestuursrechtelijke zaken, in het geding tussen:
MultiBouwSystemen B.V., gevestigd te Soest, e i s e r e s,
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest, v e r w e e r d e r.
1. INLEIDING
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 25 november 2003, waarbij verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 12 augustus 2003 ongegrond heeft verklaard. Bij laatstgenoemd besluit heeft verweerder geweigerd eiseres een vergunning te verlenen voor een uitweg van het perceel Korte Brinkweg 37 naar de Beek en Daalselaan.
Het geding is behandeld ter zitting van 16 november 2004 waar eiseres is vertegenwoordigd door de heer E.E. van Schaik, bijgestaan door mr. ir. T. Steenbeek, werkzaam bij SteAd Juridisch en Bouwkundig advies. Namens verweerder is verschenen mr. E.L.C. Soors-d’Ancona en ir. A. van Wanrooij, beiden werkzaam bij de gemeente Soest.
2. OVERWEGINGEN
Feiten en standpunten van partijen
Bij het verlenen van de bouwvergunning voor het bouwen van het pand Korte Brinkweg 37 op 21 augustus 2002 is aangegeven dat de uitrit van het perceel is gesitueerd aan de Korte Brinkweg.
Eiseres heeft op 15 juli 2003 bij verweerder een aanvraag ingediend om verlening van een vergunning voor een uitweg van het perceel Korte Brinkweg 37 naar de Beek en Daalselaan. Eiseres is gevestigd in het kantoorpand op het betreffende perceel. Bij haar aanvraag heeft eiseres - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht. Het perceel heeft thans een uitweg aan de Korte Brinkweg. Het perceel is slecht bereikbaar omdat de Korte Brinkweg overbelast is. Deze overbelasting ontstaat door lukraak geparkeerde auto’s en diverse activiteiten van omwonenden en winkels. De ontsluiting van de Korte Brinkweg ter plaatse van de aansluiting met de Stadhouderslaan is moeizaam. Voor bezoekers is onduidelijk hoe het pand bereikbaar is doordat het kantoorpand visueel gekoppeld is aan de Beek en Daalselaan. De hoeveelheid in- en uitrijdende auto’s van en naar het perceel zal gering zijn.
Verweerder heeft in het bestreden besluit - kort gezegd - het volgende overwogen. De feitelijke verkeerssituatie op de Korte Brinkweg was reeds bekend bij de ontwikkeling van het bouwplan. Deze situatie kan dan ook niet als nieuw feit worden aangedragen ter onderbouwing van een verzoek om een uitweg aan de Beek en Daalselaan. Niet onderbouwd is dat de visuele koppeling van een bedrijfspand aan een hoofdroute, terwijl de uitweg van het pand aan een achterzijde is gelegen, een negatieve invloed heeft op de verkeersveiligheid. Verweerder acht de belangen van eiseres niet zwaarwegend genoeg om af te wijken van het beleid ten aanzien van uitwegen aan de Beek en Daalselaan. De doorstroming op de Beek en Daalselaan wordt belemmerd door uitwegen. Ten aanzien van de uitwegen die wel aan de Beek en Daalselaan zijn toegestaan, is een belangenafweging gemaakt. Dat een beperkt aantal auto’s van de uitweg gebruik zal maken, acht verweerder niet van belang omdat dit aantal in de toekomst kan wijzigen wanneer het gebruik van het pand wordt gewijzigd.
Eiseres heeft in beroep - kort weergegeven - het volgende aangevoerd. Verweerder heeft de belangen van eiseres bij de uitwegvergunning niet betrokken bij het nemen van het bestreden besluit. In het bestreden besluit ontbreekt een motivering van de belangenafweging. Bezoekers van het pand gaan op de Beek en Daalselaan langzamer rijden om te zoeken naar een inrit. Onbegrijpelijk is dat verweerder niet erkent dat dit onveilig is. Daarbij komt dat de aangevraagde uitweg en de huidige uitweg ver uit elkaar liggen en hiertussen ongeveer 600 meter moet worden afgelegd. Het beleid van verweerder over uitritten aan de Beek en Daalselaan is niet kenbaar. Vijftig meter voor/na de aangevraagde uitweg is een uitweg gesitueerd van een grootgrutter. Eiseres verwijst naar een aantal situaties aan de Beek en Daalselaan waarin wel een uitweg is toegestaan.
Toepasselijk recht
Artikel 3:4, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat het bestuursorgaan de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afweegt, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.
Ingevolge artikel 7:12, eerste lid, van de Awb dient de beslissing op het bezwaar te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld.
Ingevolge artikel 2.1.5.3, derde lid van de Algemene Plaatselijke Verordening Soest 2000 (hierna: APV) kan een uitwegvergunning worden geweigerd in het belang van a) de bruikbaarheid van de weg, b) het veilig en doelmatig gebruik van de weg, c) de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en d) de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente.
Beoordeling van het geschil
Verweerder heeft in het besluit van 12 augustus 2003 overwogen dat de slechte bereikbaarheid van de Korte Brinkweg door overbelasting en slordig parkeergedrag, de moeizame ontsluiting van de Korte Brinkweg op de Stadhouderslaan en de slechte bereikbaarheid voor bezoekers, omstandigheden betreffen die al bekend waren bij de keuze van eiseres voor deze locatie. Verweerder achtte het blijkens dit besluit niet haar taak om deze argumenten inhoudelijk te beoordelen. In het bestreden besluit heeft verweerder dit standpunt expliciet gehandhaafd.
Verweerder heeft ter zitting, daarnaar gevraagd, toegelicht dat bij de belangenafweging wel rekening is gehouden met de belangen van eiseres die zijn gelegen in de verkeerssituatie op de Korte Brinkweg, maar dat daaraan weinig gewicht is gehecht omdat deze verkeerssituatie al bekend was op het moment dat een vergunning werd verleend voor de bouw van het pand. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat het belang bij een goede doorstroming op de Beek en Daalselaan moet prevaleren. Ter onderbouwing van dat standpunt is verweerder niet ingegaan op de belangen van eiseres die zijn gelegen in de verkeerssituatie op de Korte Brinkweg, maar heeft verweerder alleen aangegeven waarom het belang van een veilig en doelmatig gebruik van de Beek en Daalselaan is gediend met de weigering van de gevraagde uitwegvergunning.
De rechtbank stelt vast dat, voordat eiseres haar aanvraag indiende, niet eerder een besluitvorming heeft plaatsgevonden over de vraag of een vergunning kan worden verleend voor een uitweg ten behoeve van het perceel Korte Brinkweg 37 aan de Beek en Daalselaan. Tussen partijen staat vast dat de Beek en Daalselaan ten tijde van het verlenen van de bouwvergunning nog niet was verlengd tot langs het pand van eiseres. Weliswaar was bij eiseres mogelijk bekend dat de Beek en Daalselaan zou worden verlengd, de rechtbank is niet gebleken dat een met rechtswaarborgen omgeven besluitvorming heeft plaatsgevonden over de vraag of naast, of in plaats van een uitweg aan de Korte Brinkweg, een uitweg aan de Beek en Daalselaan kon worden toegestaan. Verweerder heeft dan ook terecht geen toepassing gegeven aan artikel 4:6 van de Awb. Of de door eiseres naar voren gebrachte feiten en omstandigheden nieuw zijn, acht de rechtbank dan ook niet van belang.
De rechtbank merkt op dat artikel 2.1.5.3, derde lid, van de APV verweerder bij toepassing van deze bevoegdheid verplicht tot een belangenafweging waarbij ten voordele van de aanvrager rekening moet worden gehouden met alle (rechtstreeks bij het besluit betrokken) belangen van de aanvrager en ten nadele van de aanvrager slechts rekening mag worden gehouden met de in dat artikel genoemde belangen. De rechtbank is niet gebleken van een kenbare belangenafweging waarbij alle door eiseres genoemde belangen bij een uitweg aan de Beek en Daalselaan zijn afgewogen tegen de in artikel 2.1.5.3, derde lid, van de APV genoemde belangen. De rechtbank ziet geen grond voor de stelling van verweerder dat bij een dergelijke belangenafweging gewicht kan worden toegekend aan de omstandigheid dat eiseres al vanaf de bouw van het pand wist dat de ontsluiting via de Korte Brinkweg moeizaam is. Verweerder kan zich aan een inhoudelijke afweging van deze belangen niet onttrekken door te stellen dat deze belangenafweging door eiseres zelf al is gemaakt bij de locatiekeuze en dat de hinder die bezoekers van eiseres ondervinden moet worden beschouwd als een bedrijfsrisico van eiseres. Het bestreden besluit is dan ook in strijd met het bepaalde in artikel 3:4, eerste lid van de Awb en artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen.
De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 644,- als kosten van verleende rechtsbijstand.
De rechtbank beslist als volgt.
3. BESLISSING
De rechtbank Utrecht,
recht doende,
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
bepaalt dat verweerder binnen zes weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak;
veroordeelt verweerder in de kosten van eiseres in dit geding ten bedrage van € 644,-, te betalen door de gemeente Soest;
bepaalt dat de gemeente Soest het door eiseres betaalde griffierecht ad € 232,- aan haar vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R.P. den Otter, lid van de enkelvoudige kamer, en in het open-baar uitgesproken op 6 december 2004.
De griffier: Het lid van de enkelvoudige kamer:
mr. G.M.T.M. Sips mr. R.P. den Otter
Afschrift verzonden op:
Tegen deze uitspraak staat, binnen zes weken na de dag van bekendmaking hiervan, voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.