ECLI:NL:RBUTR:2005:3039
Rechtbank Utrecht
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake bouwvergunning en bestemmingsplan te Utrecht
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Utrecht op 18 mei 2005 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoekster, V.O.F., was van mening dat haar belangen onvoldoende waren meegewogen bij de verlening van een bouwvergunning en vrijstelling van het bestemmingsplan voor een perceel in Utrecht. De vergunning was verleend aan [A] voor de bouw van een bedrijfsruimte met drie bovenwoningen. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen.
De voorzieningenrechter overwoog dat het verzoek betrekking had op het besluit van 25 april 2005, waarbij het bezwaar van verzoekster tegen het besluit van 1 mei 2003 ongegrond was verklaard. De voorzieningenrechter stelde vast dat de beslissing op bezwaar kort voor de zitting was genomen, waardoor verzoekster slechts beperkte tijd had om haar beroepsgronden te formuleren. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangenafweging door verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, niet onredelijk was en dat de vrijstelling van de bestemmingsplanregels op goede gronden was verleend.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de door verzoekster aangevoerde belangen, waaronder het uitzicht, niet voldoende gewicht in de schaal legden om de vrijstelling te betwisten. De voorzieningenrechter wees erop dat de bouwplannen niet in strijd waren met de Bouwverordening en dat de vrijstelling voor de overschrijding van de rooilijnen door erkers en balkons redelijk was. De voorzieningenrechter zag geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening en wees het verzoek af, zonder termen voor een proceskostenveroordeling.