ECLI:NL:RBUTR:2005:AS6696

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
16 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
185821/ JE RK04-1306
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.C. Quik-Schuijt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling tussen grootouders en hun kleinzoon in het kader van civielrechtelijke plaatsing

In deze zaak hebben de grootouders van de minderjarige [naam kind] verzocht om een omgangsregeling vast te stellen. [naam kind], geboren op 21 november 1987, is sinds de dood van zijn moeder op zesjarige leeftijd bij zijn grootouders gaan wonen. De grootouders hebben verzocht om [naam kind] eenmaal per veertien dagen op zaterdag van 9.00 tot 20.30 uur bij hen thuis te mogen ontvangen. De minderjarige verblijft op dat moment in de Justitiële Jeugd Inrichting Jongerenhuis 'Harreveld'. De voogdij-instelling heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de grootouders, en de minderjarige zelf is het eens met het verzoek.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de grootouders en [naam kind], waardoor de grootouders ontvankelijk zijn in hun verzoek. De kinderrechter heeft ook overwogen dat de Minister van Justitie geen algemene regels mag stellen over verlof voor civielrechtelijk geplaatste jongeren, ook niet als zij samen met strafrechtelijk veroordeelden zijn geplaatst. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de beperking van het contact tussen [naam kind] en zijn grootouders alleen kan plaatsvinden op aanwijzing van de gezinsvoogd.

De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten dat de grootouders recht hebben op omgang met [naam kind] bij hen thuis, eenmaal per veertien dagen op zaterdag van 9.00 uur tot 20.30 uur. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en is gegeven door de kinderrechter op 16 februari 2005.

Uitspraak

rekestnr. 185821 / JE RK 04-1306 EB 16 februari 2005
omgang
Rechtbank Utrecht
BESCHIKKING
van de kinderrechter op het verzoek van:
[naam grootouders],
hierna ook te noemen de grootouders ,
procureur Mr S. Makhloufi,
strekkende tot vaststelling van een omgangsregeling tussen hen en hun kleinzoon
[naam kind], (hierna ook te noemen [naam kind])
geboren te Tiel, op 21 november 1987,
als kind van
[naam vader], (ontheven uit het gezag)
en
[naam moeder] (overleden).
Verweerder is de Stichting Gereformeerde Jeugdzorg aan wie bij beschikking van 3 september 2003 de voogdij over [naam kind] is opgedragen.
De minderjarige verblijft thans in de Justitiële Jeugd Inrichting Jongerenhuis “Harreveld”.
1. Verloop van de procedure
Op de zitting ter behandeling van het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in Harreveld hebben de grootouders verzocht een omgangsregeling vast te stellen tussen hun in Harreveld verblijvende kleinzoon en hen, inhoudende dat zij [naam kind] eenmaal in de veertien dagen op zaterdag van 9.00 tot 20.30 uur bij zich mogen hebben.
De voogdes heeft geen verweer gevoerd tegen het verzochte.
De minderjarige is het eens met het verzoek.
Nadien is het verzoek alsnog schriftelijk bevestigd.
2. Vaststaande feiten
De minderjarige [naam kind] is opgegroeid afwisselend bij zijn verslaafde moeder, zijn eveneens verslaafde vader of bij de grootouders.
De moeder is toen hij zes jaar was, overleden.
Sinds die tijd woont [naam kind] bij zijn grootouders. Het contact met zijn vader die in 1997 is ontheven van het gezag is minimaal.
De voogdij-instelling heeft per 31 maart 2003 op grond van art. 305 lid 3 BW machtiging verkregen [kind] civielrechtelijk in een gesloten inrichting geplaatst te houden. Hij was daar reeds gedetineerd ter zake van een zedendelict. Deze machtiging is op 9 april 2003 verlengd voor de duur van een jaar, op 10 april 2004 voor de duur van drie maanden en op 1 juli 2004 voor de tijd van vijf maanden.
Op 26 november 2004 is het verzoek van de voogdij-instelling tot verlenging van de machtiging gesloten plaatsing ter zitting behandeld. De machtiging is verlengd tot 10 april 2005.
Op deze zitting hebben de grootouders verzocht om uitbreiding van de omgangs-regeling met hun kleinzoon conform het later door hen ingediende schriftelijke verzoek.
3. Ontvankelijkheid van het verzoek
Nu [naam kind] van zijn zesde jaar tot zijn uithuisplaatsing toen hij vijftien jaar was bij zijn grootouders heeft gewoond heeft, is er sprake van een nauwe persoonlijke betrekking als bedoeld in art. 1: 377 f BW zodat de grootouders in hun verzoek kunnen worden ontvangen.
4. Beoordeling van het verzochte
Bij aanvang van de opname van [naam kind] in Harreveld werd hem in het vooruitzicht gesteld dat er na drie maanden een verlofregeling zou worden opgesteld, inhoudende dat hij zijn grootouders onder bepaalde voorwaarden zou kunnen bezoeken.
Deze toezegging is teruggedraaid. In de rapportage is over de contacten tussen [naam kind] en zijn grootouders niets te vinden. De voogdes heeft echter meegedeeld dat Harreveld, op bevel van het Ministerie van Justitie het verlofbeleid heeft bijgesteld met als resultaat dat [kind] niet meer naar huis mag. De grootouders, [kind] en de voogdes hebben ter zitting verklaard dat de grootouders [naam kind] een maal per veertien dagen op Harreveld mogen bezoeken en wel één uur in de inrichting en één uur in de omgeving van Harreveld. De grootouders en [naam kind] willen echter verlof thuis in het weekeinde.
Beperking van het contact tussen een minderjarige en de ouder met gezag kan in het kader van de ondertoezichtstelling slechts plaats vinden op aanwijzing van de gezins-voogd. Naar analogie daarvan kan in casu gesteld worden dat beperking van het contact tussen [naam kind] en zijn grootouders, die vanaf zijn zesde jaar zijn pleegouders zijn, slechts kan gebeuren op gezag van de voogd.
Nu de voogd geen bezwaar heeft tegen weekeindverlof is de vraag of de inrichting bevoegd is om hierover, zonder instemming van de voogd te beslissen.
Erkend wordt dat een Justitiële Jeugd Inrichting regels met betrekking tot verlof moet kunnen stellen, gelet op de specifieke populatie. Deze regelgeving mag, naar het oordeel van de Kinderrechter echter niet zover gaan dat, bij een civielrechtelijk geplaatste jongere langdurig – immers sedert maart 2003 – ieder verlof buiten de inrichting bij zijn opvoeders wordt verboden.
Een inperking van deze aard en omvang is bij een civielrechtelijke plaatsing alleen gerechtvaardigd indien deze noodzakelijk is in het kader van de orde en veiligheid in de inrichting, ter beveiliging van de maatschappij of voor de behandeling van de problematiek van de jeugdige. Dat een van deze aspecten aan de orde zou zijn blijkt niet uit het behandelplan. Er zou sprake zijn van een algemene, voor alle jongeren in een bepaalde groep of fase geldende regeling.
Het staat de Minister van Justitie niet vrij algemene regels te stellen over verlof van civielrechtelijk geplaatste jongeren, ook al zijn zij samen met strafrechtelijk veroordeelden geplaatst.
In dit geval geldt bovendien dat [naam kind] ruim zeventien jaar oud is. Op zijn achttiende jaar eindigt de voogdij en dus de plaatsing. [Naam kind] dient op zijn terugkeer in de samenleving voorbereid te worden.
Het verzoek van de grootouders wordt daarom toegewezen.
5. Beslissing
[Naam grootouders], hebben, in hun hoedanigheid van grootouders en pleegouders, recht op omgang met [naam kind] bij hen thuis en wel eenmaal per veertien dagen op zaterdag van 9.00 uur tot 20.30 uur.
Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Quik-Schuijt, kinderrechter, in tegen-woordigheid van E. Berghuis als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 februari 2005.