ECLI:NL:RBUTR:2005:AS6703
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Gezamenlijk gezag en verblijfplaats van minderjarige bij de vader; echtscheiding tussen partijen
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 26 januari 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen een man en een vrouw over de gezags- en verblijfplaatsregeling van hun minderjarige kind, [naam kind]. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingediende verzoekschriften en verweerschriften, en de zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren op 20 december 2004. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen niet tot een vergelijk zijn gekomen en dat mediation niet mogelijk is. De rechtbank heeft op basis van artikel 1:253a BW een beslissing genomen in het belang van de minderjarige.
De rechtbank oordeelt dat het belang van [naam kind] het meest gediend is bij handhaving van de huidige situatie, waarin zij bij haar vader in Nederland woont en regelmatig contact heeft met haar moeder, die in een verpleeghuis verblijft. De rechtbank wijst erop dat indien de vader met [naam kind] naar Dubai zou verhuizen zonder instemming van de moeder, dit in strijd zou zijn met het gezamenlijke gezag en het Verdrag betreffende de Burgerlijke Aspecten van Internationale Ontvoering van Kinderen. De rechtbank wijst het verzoek van de vader om de verblijfplaats van [naam kind] te wijzigen af.
De rechtbank spreekt de echtscheiding tussen partijen uit en bepaalt dat de gewone verblijfplaats van [naam kind] bij de vader zal zijn. Tevens wordt vastgesteld dat de vrouw recht heeft op omgang met [naam kind] eenmaal per veertien dagen. De rechtbank wijst de nevenvoorzieningen toe en bepaalt dat de man de huurder van de woning zal zijn. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad, behoudens het gedeelte betreffende de echtscheiding.