ECLI:NL:RBUTR:2005:AT0954
Rechtbank Utrecht
- Kort geding
- M. van Delft-Baas
- Rechtspraak.nl
Botsende rechten op levering van onroerende zaak; koopoptie versus koopovereenkomst
In deze zaak, die op 17 maart 2005 door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Utrecht is behandeld, gaat het om een kort geding tussen eisers en gedaagde over de levering van een onroerende zaak. Eisers hebben op 2 november 2004 een koopovereenkomst gesloten met A., de eigenaresse van de woning, terwijl gedaagde eerder een optie op de woning had verkregen. De kern van het geschil betreft de vraag welk recht op levering prevaleert: het recht van eisers op basis van de koopovereenkomst of het recht van gedaagde op basis van de koopoptie.
De feiten zijn als volgt: A. heeft de woning sinds 19 mei 2004 te koop aangeboden. Gedaagde heeft in september 2004 interesse getoond en een optie op de woning verkregen, geldig tot zeven weken na 15 september 2004. In de tussentijd hebben eisers de woning ook bezichtigd en op 2 november 2004 een koopovereenkomst met A. getekend. Gedaagde heeft echter op 4 november 2004 conservatoir beslag gelegd op de woning, wat aanleiding gaf tot dit kort geding.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen koopovereenkomst tussen A. en gedaagde tot stand is gekomen, omdat er geen schriftelijke overeenkomst is, wat vereist is volgens artikel 7:2 BW. De rechter concludeert dat het recht van eisers op levering, voortvloeiend uit de koopovereenkomst, sterker is dan het recht van gedaagde op basis van de optie. De rechter heeft daarom het beslag opgeheven en gedaagde veroordeeld in de proceskosten.