Parketnummer : 16/301185-04
Datum uitspraak: 25 maart 2005
Tegenspraak
Raadsman: mr. H.J. Veen
G/T: nee
van de rechtbank te Utrecht, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren op [] te [],
wonende te [],
thans gedetineerd in [].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 maart 2005.
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1., 2., 3., 4., 5., 6., 7. en 8. ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze als is vermeld in bijlage II van dit vonnis. De inhoud van deze bijlage geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en / of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdedi-ging geschaad.
Hetgeen onder 1., 2., 3., 4., 5., 6., 7. en 8. meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van de feiten 3. en 5.:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heter-daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heter-daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Op de dagvaarding is aan verdachte medegedeeld dat het ad informandum gevoegde strafbare feit ter bepaling van de strafmaat ter kennis van de rechtbank wordt gebracht en dat verdachte daarvoor niet afzonderlijk zal worden vervolgd indien de rechtbank met dat feit rekening houdt. Nu ver-dachte het feit heeft bekend zal de rechtbank rekening houden met het ad informandum gevoegde feit, zoals vermeld op blad 7 van bijlage I, waarvan de inhoud als hier ingevoegd geldt.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
- Verdachte heeft zich tezamen met zijn medeverdachte(n) schuldig gemaakt aan een zestal gewapende overvallen op een tankstation, restaurants en winkels, alsmede drie pogingen daartoe. De overvallen (en pogingen daartoe) zijn steeds op uiterst gewelddadige, intimiderende en brute wijze uitgevoerd.
- Verdachte en zijn medeverdachte(n) waren steeds bewapend en hebben die wapens ook gebruikt tegen de slachtoffers. Dat het in werkelijkheid ging om op vuurwapen gelijkende wapens doet aan de ernst van de gepleegde misdrijven in het geheel niet af. Daarbij werd er vaak niet voor teruggedeinsd om het wapen op het hoofd van aanwezigen te drukken, al dan niet na het wapen dreigend te hebben doorgeladen. Verdachte en zijn medeverdachte(n) hebben ook herhaaldelijk woordelijk gedreigd van hun wapens gebruik te maken. Zo werd bij een overval op een restaurant het wapen op de slaap van een man gezet, waarna hem werd gevraagd of hij “wel eens een kogel door zijn kop heeft gehad”. Ook bij andere overvallen schreeuwden verdachte en zijn medeverdachte(n) tegen betrokkenen dat zij zouden worden doodgeschoten, als zij niet zouden meewerken. Eén van de slachtoffers heeft bij de politie verklaard dat hij ervan overtuigd was dat hij zou sterven.
- In een aantal gevallen werden de slachtoffers door verdachte en zijn medeverdachte(n) met tie-wraps en tape vastgebonden, zonder zich erom te bekommeren of zij zich op een gegeven moment zouden kunnen bevrijden. Verdachte heeft deze slachtoffers bovendien vernederd, door hen te dwingen op de grond te gaan liggen en door hen vast te binden. Dit vernederende aspect in het handelen van verdachte blijkt bijvoorbeeld ook tijdens een overval op een supermarkt, waarbij de bedrijfsleider gedwongen op de grond was gaan liggen. Nadat verdachte had vastgesteld dat de man geen geld in zijn portemonnee had, stopte verdachte een bankbiljet in diens broekzak onder de opmerking dat het “zo zielig” was dat hij niet over geld beschikte.
- Het behoeft geen betoog dat deze gebeurtenissen een onbeschrijflijke impact hebben gehad op het leven van de slachtoffers. Hun levensgeluk zal waarschijnlijk ook in de toekomst dramatisch zijn verstoord. Van meerdere slachtoffers is gebleken dat zij hun vroegere werkzaamheden na de overval niet hebben kunnen hervatten en in de ziektewet zijn beland. Het leed van de slachtoffers is deels onherstelbaar. Verdachte heeft tijdens het plegen van de overvallen voor deze gevolgen geen oog gehad. Soms zag hij deze overvallen zelfs, in zijn eigen woorden, “gewoon als tussendoortje”.
- Meer in het algemeen heeft verdachte door het plegen van de overvallen in de samenleving bestaande gevoelens van angst en onveiligheid aangewakkerd.
- De rechtbank rekent het verdachte voorts aan dat hij in het merendeel van de gevallen het initiatief heeft genomen tot het plegen van de overvallen.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
-de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 20 oktober 2004, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder is veroordeeld;
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte, van de Stichting Reclassering Nederland, d.d. 18 januari 2005, opgemaakt door de heer J. Zwart, reclasseringswerker;
- een omtrent verdachte opgemaakt psychologisch rapport d.d. 6 februari 2005 van drs. P.J. Driessen, inhoudende als conclusie dat verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten - indien bewezen - lijdende was aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, zodat verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
De rechtbank neemt de conclusie van deze deskundige over en maakt deze tot de hare.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1., 2., 3., 4., 5., 6., 7. en 8. ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot - kort gezegd - een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren, met aftrek van het voorarrest.
De wetgever heeft bepaald dat strafbare feiten, zoals ten laste van verdachte bewezen verklaard, kunnen resulteren in een maximale gevangenisstraf van zestien jaren. De ernst van de bewezen verklaarde overvallen, en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een gevangenisstraf van aanzienlijk langere duur dan de door de officier van justitie gevorderde straf. Bij het bepalen van de strafduur laat de rechtbank evenwel uitdrukkelijk meewegen dat verdachte bij de politie volledige openheid van zaken heeft gegeven. Mede gezien deze openhartige opstelling van verdachte en zijn houding ter zitting, is de rechtbank ervan overtuigd dat verdachte oprecht berouw heeft van zijn handelen en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers. Om deze redenen zal de rechtbank volstaan met het opleggen van een gevangenis-straf zoals door de officier van justitie gevorderd.
Onttrekking aan het verkeer:
Het in beslag genomen en niet-teruggegeven (i) zilverkleurig op een vuurwapen gelijkend voorwerp en (ii) het zwartkleurig op een vuurwapen gelijkend voorwerp zullen aan het verkeer worden onttrokken, aangezien met behulp van deze voorwerpen het onder 3. bewezen verklaarde is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Het in beslag genomen en niet-teruggegeven vlindermes zal aan het verkeer worden onttrokken, aangezien met behulp van dit voorwerp het onder 2. bewezen verklaarde is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De in beslag genomen en niet-teruggegeven (i) slotentrekker, (ii) schroevendraaier, (iii) twee zaklantaarns, (iv) vier zwarte handschoenen, (v) twee portofoons en (vi) pet van het merk “Nike” zul-len worden onttrokken aan het verkeer, aangezien deze aan verdachte toebehorende voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane ad informandum ten laste gelegde misdrijf zijn aangetroffen en deze voorwerpen gezamenlijk en in combinatie met de hiervoor ver-melde (nep)wapens kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven, zodat deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De in beslag genomen en niet-teruggegeven (i) personenauto met het kenteken [kenteken], (ii) zwart tape en (iii) meerdere tie-wraps zullen worden verbeurd verklaard, aangezien met behulp van deze voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, het onder 2. ten laste gelegde feit is begaan of voorbereid.
De in beslag genomen en niet-teruggegeven rugzak van het merk “rode winkel” zal worden verbeurd verklaard, aangezien met behulp van dit voorwerp, dat aan verdachte toebehoort, het onder 8. ten laste gelegde feit is voorbereid.
Bewaring in beslag genomen goederen:
Met betrekking tot de in beslag genomen kentekenplaten met het nummer [nummer] kan geen persoon als rechthebbende worden aangemerkt. De rechtbank zal de bewaring van deze voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
Teruggave in beslag genomen goederen:
Met betrekking tot de onder verdachte in beslag genomen (i) negen cd’s, (ii) de zwartkleurige lederen jas, (iii) de jerrycan en (iv) het witte sportjack met de tekst “DA DA” zal de rechtbank de te-ruggave gelasten aan verdachte.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 1. ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 4.982,30 wegens materiële schade.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte onder 1. bewezen verklaarde feit.
De rechtbank acht de vordering tot een bedrag van € 4.700,00 eenvoudig vast te stellen en toewijsbaar. De benadeelde partij zal in het overige deel van haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard met bepaling dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De vordering zal daarom tot een totaalbedrag van € 4.700,00 worden toegewezen.
De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
De verdachte is op de voet van artikelen 6:6 e.v. BW niet tot vergoeding gehouden indien en voor zover het toegewezen bedrag reeds door de mededader is voldaan.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 2. ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 1.051,22 wegens materiële schade en een bedrag van € 500,00 wegens immateriële schade.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte onder 2. bewezen verklaarde feit.
De vordering tot vergoeding van de immateriële schade van € 500,00 zal worden toegewezen. De vordering tot vergoeding van de materiële schade van € 1.051,22 zal eveneens worden toegewezen. De vordering zal derhalve tot een totaalbedrag van € 1.551,22 worden toegewezen, met verwijzing van verdachte in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
De verdachte is op de voet van artikelen 6:6 e.v. BW niet tot vergoeding gehouden indien en voor zover het toegewezen bedrag reeds door de mededader is voldaan.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 3. ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 2.691,48 (ver-minderd met een verzekerd deel van € 1.136,48) wegens materiële schade.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op het eigen risico van de ziekte van de werknemer is niet van zo eenvoudige aard dat dit onderdeel van de vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden ver-klaard met bepaling dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De vordering van de benadeelde partij is voor het overige van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte onder 3. bewezen verklaarde feit. De vordering tot vergoeding van (i) het weg-genomen geldbedrag van € 656,48 en (ii) de kosten van de psychologische behandeling van de werknemer van € 960,00 (derhalve een totaalbedrag van € 1.616,48) kunnen in beginsel worden toegewezen. Door de verzekering is aan de benadeelde partij evenwel reeds een bedrag van € 1.136,48 uitgekeerd. Dit bedrag dient op de toe te wijzen schadevergoeding in mindering te worden gebracht, nu aannemelijk is dat dit bedrag ter zake van de hiervoor onder (i) en (ii) genoemde schadeposten is uitgekeerd. De vordering zal derhalve tot een totaalbedrag van € 480,00 worden toegewezen. In het restant van deze vordering zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard met bepaling dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
De verdachte is op de voet van de artikelen 6:6 e.v. BW niet tot vergoeding gehouden indien en voor zover het toegewezen bedrag reeds door de mededader is voldaan.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 3. ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 6,00 wegens materiële schade en een bedrag van € 600,00 wegens immateriële schade.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zo een-voudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte onder 3. bewezen verklaarde feit.
De vordering tot vergoeding van de immateriële schade van € 600,00 zal worden toegewezen. De vordering tot vergoeding van de materiële schade van € 6,00 zal eveneens worden toegewezen. De vorde-ring zal derhalve tot een totaalbedrag van € 606,00 worden toegewezen, met verwijzing van verdachte in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
De verdachte is op de voet van artikelen 6:6 e.v. BW niet tot vergoeding gehouden indien en voor zover het toegewezen bedrag reeds door de mededader is voldaan.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 5. ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 300,00 wegens immateriële schade.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte onder 5. bewezen verklaarde feit.
De vordering tot vergoeding van de immateriële schade van € 300,00 zal worden toegewezen met verwijzing van verdachte in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
De verdachte is op de voet van de artikelen 6:6 e.v. BW niet tot vergoeding gehouden indien en voor zover het toegewezen bedrag reeds door de mededader is voldaan.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden immateriële schade van € 500,00 ten gevolge van het onder 6. ten laste gelegde feit.
De vordering van de benadeelde partij is niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding, aangezien door de benadeelde partij geen stukken zijn overgelegd ter onderbouwing van het schadebedrag. Daarom zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard met bepaling dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De benadeelde partij en de verdachte moeten ieder de eigen kosten dragen.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden immateriële schade van € 500,00 ten gevolge van het onder 6. ten laste gelegde feit.
De vordering van de benadeelde partij is niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding, aangezien door de benadeelde partij geen stukken zijn overgelegd ter onderbouwing van het schadebedrag. Daarom zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard met bepaling dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De benadeelde partij en de verdachte moeten ieder de eigen kosten dragen.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 7. ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 240,00 wegens materiële schade.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte onder 7. bewezen verklaarde feit.
De vordering tot vergoeding van de materiële schade van € 240,00 zal worden toegewezen met verwijzing van verdachte in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vast-gesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te ma-ken.
De verdachte is op de voet van de artikelen 6:6 e.v. BW niet tot vergoeding gehouden indien en voor zover het toegewezen bedrag reeds door de mededader is voldaan.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 8. ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 133,00 wegens materiële schade en een bedrag van € 350,00 wegens immateriële schade.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte onder 8. bewezen verklaarde feit.
De vordering tot vergoeding van de immateriële schade van € 350,00 zal worden toegewezen. De vordering tot vergoeding van de materiële schade van € 133,00 zal eveneens worden toegewezen. De vor-dering zal derhalve tot een totaalbedrag van € 483,00 worden toegewezen, met verwijzing van verdachte in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
De verdachte is op de voet van de artikelen 6:6 e.v. BW niet tot vergoeding gehouden indien en voor zover het toegewezen bedrag reeds door de mededader is voldaan.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprake-lijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 8. ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 6.339,34 wegens materiële schade.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op het aan de werknemer doorbetaalde loon tot een bedrag van € 4.739,34 is niet van zo eenvoudige aard dat dit onderdeel van de vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard met bepaling dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De vordering van de benadeelde partij is voor het overige van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte onder 8. bewezen verklaarde feit.
De vordering tot vergoeding van de kosten ter zake van het inschakelen van de Trauma Opvang Nederland van € 1.600,00 zal worden toegewezen.
De verdachte zal worden verwezen in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
De verdachte is op de voet van de artikelen 6:6 e.v. BW niet tot vergoeding gehouden indien en voor zover het toegewezen bedrag reeds door de mededader is voldaan.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 24c, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 45, 47, 55, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1., 2., 3., 4., 5., 6., 7. en 8. ten laste gelegde feiten, zoals vermeld in bijlage II van dit vonnis, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1., 2., 3., 4., 5., 6., 7. en 8. meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van tien jaren.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- het zilverkleurig op een vuurwapen gelijkend voorwerp;
- het zwartkleurig op een vuurwapen gelijkend voorwerp; en
- het vlindermes;
- de slotentrekker,
- de schroevendraaier;
- twee zaklantaarns;
- vier zwarte handschoenen;
- twee portofoons; en
- de pet van het merk “Nike”.
Verklaart verbeurd:
- de personenauto met het kenteken [kenteken];
- de rugzak van het merk “rode winkel”;
- meerdere tie-wraps; en
- zwart tape.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- negen cd’s;
- de zwartkleurige lederen jas;
- de jerrycan; en
- het witte sportjack met de tekst “DA DA”.
Gelast de bewaring van de kentekenplaten met het nummer [nummer] ten behoeve van de recht-hebbende.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde], gevestigd te Utrecht ten dele toe tot een bedrag van € 4.700,00 (zegge VIERDUIZEND ZEVENHONDERD euro en NUL eurocent).
Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat verdachte van deze verplichting zal zijn bevrijd indien en voor zover dit bedrag door (een) mededader(s) is betaald.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in het overige gedeelte van haar vordering en dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 4.700,00 (zegge VIERDUIZEND ZEVENHONDERD euro en NUL eurocent) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 94 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van de veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde], wonende te Utrecht, toe tot een bedrag van € 1.551,22 (zegge DUIZEND VIJFHONDERDENEENENVIJFTIG euro en TWEEENTWINTIG eurocent). Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat verdachte van deze verplichting zal zijn bevrijd indien en voor zover dit bedrag door (een) mededader(s) is betaald.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 1.551,22 (zegge DUIZEND VIJFHONDERDENEENENVIJFTIG euro en TWEEENTWINTIG eurocent) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 31 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde en / of (een) mededader(s) dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van de veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde en / of (een) mededader(s) voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde], wonende te Utrecht toe tot een bedrag van € 480,00 (zegge VIERHONDERDENTACHTIG euro en NUL eurocent).
Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat verdachte van deze verplichting zal zijn bevrijd indien en voor zover dit bedrag door (een) mededader(s) is betaald.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in het overige gedeelte van haar vordering en dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 480,00 (zegge VIERHONDERDENTACHTIG euro en NUL eurocent) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 9 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde ver-plichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde en / of (een) mededader(s) dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van de veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde en / of (een) mededader(s) voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde], wonende te Zeist, toe tot een bedrag van € 606,00 (zegge ZESHONDERDENZES euro en NUL eurocent). Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat verdachte van deze verplichting zal zijn bevrijd indien en voor zover dit bedrag door (een) mededader(s) is betaald.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 606,00 (zegge ZESHONDERDENZES euro en NUL eurocent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 12 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde en / of (een) mededader(s) dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van de veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde en / of (een) mededader(s) voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde], wonende te Utrecht, toe tot een bedrag van € 300,00 (zegge DRIEHONDERD euro en NUL eurocent). Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat verdachte van deze verplichting zal zijn bevrijd indien en voor zover dit bedrag door (een) mededader(s) is betaald.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 300,00 (zegge DRIEHONDERD euro en NUL eurocent) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 6 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde], wonende te Hilversum, niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde], wonende te Hilversum, niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde], wonende te Utrecht, toe tot een bedrag van € 240,00 (zegge: TWEEHONDERDENVEERTIG euro en NUL eurocent). Veroordeelt de ver-dachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat ver-dachte van deze verplichting zal zijn bevrijd indien en voor zover dit bedrag door (een) mededader(s) is betaald.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 240,00 (zegge: TWEEHONDERDENVEERTIG euro en NUL eurocent) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 4 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde], wonende te Veenendaal, toe tot een be-drag van € 483,00 (zegge VIERHONDERDENDRIEENTACHTIG euro en NUL eurocent).
Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat verdachte van deze verplichting zal zijn bevrijd indien en voor zover dit bedrag door (een) mededader(s) is betaald.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 483,00 (zegge VIERHONDERDENDRIEENTACHTIG euro en NUL euro-cent) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 9 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde en / of (een) mededader(s) dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van de veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde en / of (een) mededader(s) voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde], gevestigd te Oosterhout ten dele toe tot een bedrag van € 1.600,00 (zegge DUIZEND ZESHONDERD euro en NUL eurocent).
Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat verdachte van deze verplichting zal zijn bevrijd indien en voor zover dit bedrag door (een) mededader(s) is betaald.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is het overige gedeelte van haar vordering en dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 1.600,00 (zegge DUIZEND ZESHONDERD euro en NUL eurocent) bij ge-breke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 32 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde ver-plichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde en / of (een) mededader(s) dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van de veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde en / of (een) mededader(s) voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.F. Bueno, H. Phaff en J.M. Eelkema, bijgestaan door mr. K.J. Veenstra als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 maart 2005.
Mr. H. Phaff is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.