ECLI:NL:RBUTR:2005:AT2835

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
30 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
16/029303-04
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid tot moord door het uitlenen van een auto voor een gewapende overval

In deze zaak heeft de rechtbank Utrecht op 30 maart 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplichtigheid tot moord. De verdachte had op 16 augustus 2004 zijn auto uitgeleend aan medeverdachten, die deze auto gebruikten om een gewapende overval te plegen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk middelen heeft verschaft voor het plegen van het misdrijf door zijn auto ter beschikking te stellen, wetende dat de medeverdachten een gewapende overval wilden uitvoeren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door zijn auto uit te lenen, een noodzakelijke bijdrage heeft geleverd aan de uitvoering van de criminele plannen van zijn medeverdachten, zonder zich bewust te zijn van de mogelijke gevolgen van zijn handelen.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het meest subsidiair ten laste gelegde feit. De rechtbank oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van het voorarrest.

De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze geen inhoudelijke opgave had gedaan van de vordering. De rechtbank heeft de inbeslaggenomen mobiele telefoons verbeurd verklaard, omdat deze zijn gebruikt in de voorbereiding van het bewezenverklaarde feit. De uitspraak is gedaan in tegenspraak, waarbij de raadsman van de verdachte aanwezig was.

Uitspraak

RECHTBANK TE UTRECHT
Parketnummer: 16/029303-04
Datum uitspraak: 30 maart 2005
Tegenspraak
Raadsman: mr. W.J. Ausma, advocaat te Nieuwegein
G/T: Ja
VERKORT VONNIS
van de rechtbank te Utrecht, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
(verdachte)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 en 16 maart 2005.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven.
Op vordering van de officier van justitie is wijziging van de onder subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feiten ter terechtzitting van 15 maart 2005 toegestaan.
Van de dagvaarding en van de vordering tot wijziging van de tenlastelegging zijn kopieën als bijlagen I en II aan dit vonnis gehecht. De inhoud van deze bijlagen geldt als hier ingevoegd.
Vrijspraak
Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder primair, subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder meest subsidiair op de eerste plaats ten laste gelegde feit heeft begaan op de wijze als hieronder is vermeld.
A.M. M. op 17 augustus 2004 te Woerden opzettelijk en met voorbedachte rade
I. S. van het leven heeft beroofd, immers heeft M. opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg met een vuurwapen kogels van korte afstand en gericht afgevuurd op S., waarbij S. door die kogels in het lichaam werd getroffen, tengevolge waarvan S. is overleden,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 16 augustus 2004 te Utrecht opzettelijk middelen heeft verschaft door op 16 augustus 2004 aan voornoemde M. en zijn mededader een door hem, verdachte, gehuurde en bij het feit gebruikte auto (VW Golf, kenteken[...]) uit te lenen.
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen onder meest subsidiair op de eerste plaats meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Bewijsoverweging
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting betoogd -kort gezegd en zakelijk weergegeven- dat -ten aanzien van het meest subsidiair ten laste gelegde feit- bij verdachte geen sprake was van (voorwaardelijk) opzet op levensberoving, laat staan dat verdachte daarbij behulpzaam wilde zijn, zodat medeplichtigheid aan het medeplegen van moord dan wel doodslag niet kan worden bewezen.
De rechtbank verwerpt dit tweeledig verweer en overweegt daartoe als volgt.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen is in verband met het bovenstaande verweer het volgende komen vast te staan.
Verdachte is op verzoek van zijn medeverdachte A. E. (hierna: E.) op zoek gegaan naar een vuurwapen en heeft na enige tijd aan medeverdachte A.M. M.(hierna: M.) een vuurwapen met geluidsdemper en munitie geleverd.
Dit vuurwapen is in aanwezigheid van verdachte en E. getest door M., waarbij door laatstgenoemde twee schoten zijn afgevuurd.
Verdachte wist dat zijn medeverdachten een tweede wapen ter beschikking hadden en het plan hadden opgevat om mensen te gaan overvallen.
Op 15 augustus 2004 heeft E. vervolgens aan verdachte gevraagd of hij de volgende dag, 16 augustus 2004, de auto van verdachte kon lenen. Verdachte weigerde dit aanvankelijk, maar nadat E. hem had beloofd dat hij op de ochtend van 17 augustus 2004 aan hem een geldbedrag van € 500,00 zou geven, heeft verdachte de auto alsnog toegezegd. Bij het afgeven van de auto door verdachte op de avond van 16 augustus 2004 was E. in gezelschap van M.. De afspraak was dat E. de auto de volgende morgen zou terugbrengen.
Gelet op voormelde feiten en omstandigheden, in hun onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er door zijn medeverdachten met zijn auto (een) gewapende overval(len) zou(den) worden gepleegd, waarbij daadwerkelijk zou worden geschoten en een onbekend persoon de dood zou vinden.
De behulpzaamheid van verdachte blijkt met name uit het feit dat verdachte zijn auto aan E. en M. heeft uitgeleend nadat hem was beloofd, dat hij de volgende morgen een bedrag van € 500,00 zou krijgen, welk geldbedrag -naar het oordeel van de rechtbank- niet anders dan van de opbrengst van een nog te plegen overval afkomstig zou kunnen zijn.
De strafbaarheid van het feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder meest subsidiair op de eerste plaats bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Medeplichtigheid tot moord.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid tot moord, waarbij hij het voorwaardelijk opzet op de dood van een ander heeft gehad, zoals hiervoor is overwogen.
Vanuit de door verdachte uitgeleende auto zijn onverhoeds met een vuurwapen gericht meerdere kogels afgevuurd op het slachtoffer, die op dat moment argeloos op weg was naar zijn normale werkzaamheden op de veiling. Het slachtoffer, echtgenoot en vader van een jong gezin, is daarbij met fatale precisie in vitale organen geraakt en ter plekke overleden. Aan de nabestaanden is hierdoor veel leed berokkend.
Daarnaast draagt deze gebeurtenis een voor de rechtsorde zeer schokkend karakter en brengt ook buiten de directe omgeving van het slachtoffer gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij met het ter beschikking stellen van zijn auto een voor de uitvoering van de criminele plannen van E. en M. noodzakelijke bijdrage heeft geleverd, kennelijk zonder zich iets gelegen te laten liggen aan de consequenties daarvan. Deze uiterst onverschillige handelwijze neemt de rechtbank verdachte dan ook ten zeerste kwalijk, zodat een krachtige reactie op haar plaats is.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 26 augustus 2004, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van geweldsdelicten;
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte, van de Stichting Reclassering Nederland, d.d. 28 oktober 2004, opgemaakt door J. van Beersum, reclasseringswerker;
- een omtrent verdachte opgemaakt Pro Justitia rapport d.d. 8 oktober 2004 van drs. H.A. Gerritsen, psychiater, inhoudende als conclusie dat verdachte ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde feit - indien bewezen - niet lijdende was aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, zodat verdachte toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
De rechtbank neemt de conclusie van deze deskundige over en maakt deze tot de hare.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van het onder primair ten laste gelegde feit wordt vrijgesproken en ter zake van het onder subsidiair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren met aftrek van het voorarrest.
De rechtbank acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan rechtvaardigen zonder meer een vrijheidsstraf van aanzienlijke duur.
Verbeurdverklaring:
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een mobiele telefoon, merk Nokia, type 6230;
- een mobiele telefoon, merk Nokia, type 3410,
zullen worden verbeurd verklaard, aangezien met behulp van deze voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, het onder meest subsidiair op de eerste plaats bewezenverklaarde is voorbereid.
De vordering van de benadeelde partij
Nu de benadeelde partij A. K. zich weliswaar heeft gevoegd als benadeelde partij, maar geen opgave heeft gedaan van de inhoud van de vordering, zal de rechtbank de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaren met bepaling dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De benadeelde partij zal worden verwezen in de tot op heden door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 48 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING:
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder meest subsidiair op de eerste plaats ten laste gelegde feit, zoals hiervoor is vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder meest subsidiair op de eerste plaats meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van VIJF (5) JAREN.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd: een mobiele telefoon, merk Nokia, type 6230 en een mobiele telefoon, merk Nokia, type 3410.
Bepaalt dat de benadeelde partij A. K. niet ontvankelijk is in de vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verwijst de benadeelde partij in de tot op heden door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakte kosten, vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mrs A. Wassing, V.M.M. van Amstel en R.A.E. van Noort, bijgestaan door mr. J. Benard als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 maart 2005.