ECLI:NL:RBUTR:2005:AT3835

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
12 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
SBR 05/136
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over de rechtmatigheid van een voorbereidingsbesluit voor een bestemmingsplan in Amersfoort

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 12 april 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Vereniging Behoud Bos Birkhoven en Bokkeduinen (eiseres) en de raad van de gemeente Amersfoort (verweerder). Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 30 november 2004, waarbij het bezwaar van eiseres tegen een eerder besluit van 29 juni 2004 ongegrond is verklaard. Dit eerdere besluit hield in dat een bestemmingsplan wordt voorbereid voor een perceel in het recreatiepark Midlandparc, waar een centrumvoorziening met onder andere een restaurant en zwembad gepland is.

De rechtbank heeft overwogen dat de gemeenteraad in redelijkheid tot het nemen van het voorbereidingsbesluit heeft kunnen overgaan. Er was geen sprake van een situatie waarin bij een globale beschouwing al duidelijk had moeten zijn dat het voorgenomen bouwplan in planologisch opzicht onaanvaardbaar was. Eiseres betoogde dat het voorbereidingsbesluit in strijd was met artikel 19, vierde lid, van de Wet op de ruimtelijke ordening (WRO), maar de rechtbank volgde deze redenering niet. Volgens de rechtbank kan er onder bepaalde voorwaarden, ondanks een verouderd bestemmingsplan, vrijstelling worden verleend.

De rechtbank concludeerde dat de overige bezwaren van eiseres tegen het voorbereidingsbesluit in de vrijstellingsprocedure naar voren gebracht kunnen worden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was om verweerder in de proceskosten te veroordelen. De uitspraak biedt inzicht in de beleidsvrijheid van de gemeenteraad bij het nemen van voorbereidingsbesluiten en de mogelijkheden voor rechtsbescherming voor belanghebbenden in de vrijstellingsprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Reg. nrs.: 05/136
UITSPRAAK van de rechtbank Utrecht, enkelvoudige kamer voor de behandeling van bestuursrechtelijke zaken, in het geding tussen:
Vereniging Behoud Bos Birkhoven en Bokkeduinen,
gevestigd te Amersfoort,
e i s e r e s,
en
de raad van de gemeente Amersfoort,
v e r w e e r d e r.
1. INLEIDING
1.1 Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 30 november 2004, verzonden op 8 december 2004, waarbij het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 29 juni 2004 ongegrond is verklaard. Bij laatstgenoemd besluit heeft verweerder verklaard dat een bestemmingsplan wordt voorbereid.
1.2 Het geding is behandeld ter zitting van 16 maart 2005, waar namens eiseres is verschenen de heer [betrokkene] en mr. H.A. Sarolea, advocaat te Amsterdam. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C. Visser, werkzaam bij de gemeente Amersfoort.
2. OVERWEGINGEN
2.1 Bij besluit van 29 juni 2004 heeft verweerder verklaard dat een bestemmingsplan wordt voorbereid. Blijkens de aan het besluit gehechte kaart heeft het voorbereidingsbesluit betrekking op een perceel dat is gelegen in het gebied Bokkeduinen op recreatiepark Midlandparc. Ten aanzien van het betreffende perceel bestaat bij verweerder het voornemen om met toepassing van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de ruimtelijke ordening (WRO) vrijstelling te verlenen van het thans geldende bestemmingsplan voor het oprichten van een zogenoemde centrumvoorziening op het recreatiepark. In deze centrumvoorziening zijn een restaurant, een zwembad, een sauna, een fitnessruimte en een recreatiezaal gepland.
2.2 Artikel 21, eerste lid, van de WRO bepaalt - voor zover hier van belang - dat de gemeenteraad kan verklaren dat een bestemmingsplan wordt voorbereid. Bij de toepassing van artikel 21, eerste lid, van de WRO is slechts aan de orde dat de gemeenteraad, gelet op de gevolgen die het inwerkingtreden van het voorbereidingsbesluit kan hebben, verklaart dat voor een bepaald gebied een bestemmingsplan wordt voorbereid. Daarbij komt de gemeenteraad, in aanmerking genomen de bewoordingen van artikel 21, eerste lid, van de WRO en de aard van de bevoegdheid die daarin aan hem is toegekend, een ruime mate van beleidsvrijheid toe. Dit betekent dat indien een voorbereidingsbesluit wordt genomen teneinde een vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid in samenhang het vierde lid, van de WRO ten behoeve van een bouwplan mogelijk te maken, volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie onder meer de uitspraak van 8 december 2004, www.rechtspraak.nl, LJN: AR7121) slechts dan aanleiding zal zijn voor de conclusie dat de gemeenteraad niet in redelijkheid tot het nemen van een voorbereidingsbesluit heeft kunnen overgaan, indien reeds bij een globale beschouwing aanstonds duidelijk had behoren te zijn dat het voorgenomen bouwplan in planologisch opzicht onaanvaardbaar is.
2.3 Eiseres heeft betoogd dat het voorbereidingsbesluit in strijd is met artikel 19, vierde lid, van de WRO omdat uit die bepaling volgt dat geen vrijstelling mag worden verleend van een verouderd bestemmingsplan. De rechtbank volgt eiseres daarin niet. Uit artikel 19, vierde lid, aanhef en onder b, van de WRO volgt juist dat ondanks een verouderd bestemmingsplan vrijstelling van het bestemmingsplan kan worden verleend mits sprake is van - onder meer - een voorbereidingsbesluit. Blijkens jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie onder meer de uitspraak van 17 december 2003, www.rechtspraak.nl, LJN: AO0358) kan zelfs worden volstaan met een inhoudsloos voorbereidingsbesluit.
2.4 De rechtbank leidt uit de dossierstukken, en hetgeen partijen daarover ter zitting hebben verklaard, af dat het beroep tegen het besluit van gedeputeerde staten tot goedkeuring van het bestemmingsplan Birkhoven is ingetrokken nadat verweerder tot het inzicht was gekomen dat een integrale benadering van de gebieden Birkhoven en Bokkeduinen de voorkeur verdiende. De visie van verweerder hierover is neergelegd in een brief van 12 februari 2003 aan eiseres. De rechtbank heeft geconstateerd dat verweerder in deze brief met name is ingegaan op de gevolgen van deze keuze voor een integrale benadering, voor de bouwontwikkelingen die in het bestemmingsplan Birkhoven waren voorzien. In de brief is dan ook alleen concreet ingegaan op de vraag welke bouwontwikkelingen in Birkhoven-Noord vooruitlopend op een integraal bestemmingsplan nog zouden worden toegestaan. Uit de omstandigheid dat in de brief niet is gesproken over bouwontwikkelingen in het gebied Bokkeduinen kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat verweerder daarmee heeft toegezegd dat vooruitlopend op een bestemmingsplan voor het gebied Birkhoven en Bokkeduinen onder geen beding bouwactiviteiten in Bokkeduinen zullen worden toegestaan. De rechtbank merkt in dit verband overigens op dat, afgezien van de vraag of de voorgenomen bouwontwikkeling zou moeten worden toegejuicht, sprake is van een betrekkelijk geringe inbreuk op het reeds geldende planologische regime. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 6 van de planvoorschriften van het geldende bestemmingsplan kunnen burgemeester en wethouders op de gronden met de bestemming “sport- en speelvelden en recreatie” toestaan dat gebouwen, welke verband houden met de bestemming van de gronden, worden opgericht op de door hen aan te wijzen plaatsen.
2.5 De overige door eiseres aangevoerde bezwaren tegen het voorbereidingsbesluit kunnen, zoals verweerder terecht heeft opgemerkt, door eiseres naar voren worden gebracht in de vrijstellingsprocedure. Deze bezwaren kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet leiden tot de conclusie dat reeds bij een globale beschouwing aanstonds duidelijk had behoren te zijn dat het voorgenomen bouwplan in planologisch opzicht onaanvaardbaar is. Dat verweerder, gezien de vaststellingsovereenkomsten die de gemeente met Midlandparc heeft gesloten, ondanks de bezwaren van eiseres het vaste voornemen heeft om vrijstelling te verlenen, leidt niet tot de conclusie dat de rechtsbescherming van eiseres in de vrijstellingsprocedure niet gewaarborgd is. Die besluitvorming is immers, indien eiseres van de haar geboden rechtsmiddelen gebruikt maakt, eveneens aan een rechterlijke beoordeling onderworpen.
2.6 De rechtbank zal het beroep, gelet op het voorgaande, ongegrond verklaren. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding om verweerder in de proceskosten te veroordelen.
2.7 Beslist wordt als volgt.
3. BESLISSING
De rechtbank Utrecht,
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R.P. den Otter, lid van de enkelvoudige kamer, en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2005.
De griffier: het lid van de enkelvoudige kamer:
mr. E.M. Tol mr. R.P. den Otter
Afschrift verzonden op:
Tegen deze uitspraak staat, binnen zes weken na de dag van bekendmaking hiervan, voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA ’s-Gravenhage.