Parketnummer: 16/604026-05
Datum uitspraak: 29 april 2005
Tegenspraak
Raadsman en raadsvrouwe: mr. R.P.G.L.M. Verbunt en mr. E.W. van den Heuvel
G/T: Nee
van de rechtbank te Utrecht, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in [naam Huis van Bewaring].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 april 2005.
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 is ten laste gelegd.
De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan op de wijze als is vermeld in bijlage II van dit vonnis. De inhoud van deze bijlage geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van het feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde feit:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 22 januari 2005 met behulp van een aansteker een droge tak van een conifeer in brand gestoken. De conifeer, welke deel uitmaakte van een coniferenhaag die de scheiding vormde tussen de achtertuin van de aldaar gelegen woning en een aldaar gelegen brandgang, vatte vervolgens vlam. Als gevolg hiervan is de vijf meter hoge conifeer vanaf de top tot en met het midden verbrand. Het in brand steken van de conifeer had verstrekkende gevolgen kunnen hebben voor de in de directe omgeving van de conifeer gesitueerde goederen, de nabij gelegen woning(en) en voor de (eventueel) in de woning(en) aanwezige perso(o)n(en).
De rechtbank rekent het de verdachte met name aan dat hij is weggelopen zonder zich de moeite te getroosten om de door zijn toedoen ontstane brand te doven en heeft nagelaten om de brand te melden. Verdachte heeft aldus niets gedaan om de gevolgen van zijn handelen te beperken en het is slechts aan andere, buiten de verdachte liggende, factoren te danken dat de schade beperkt is gebleven.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d.
24 januari 2005, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld;
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte, van de Stichting Reclassering Nederland, reclassering Leger des Heils, d.d. 15 april 2005, opgemaakt door J. de Wilde, reclasseringswerker;
- een omtrent verdachte opgemaakt psychiatrisch rapport d.d. 29 maart 2005 van
drs. H.A. Gerritsen, inhoudende als conclusie dat verdachte ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten niet lijdende was aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, zodat verdachte toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
De rechtbank neemt de conclusie van deze deskundige over en maakt deze tot de hare.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten onder meer wordt veroordeeld tot -kort gezegd- een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd dient te gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering.
Nu verdachte van het onder 1 ten laste gelegde feit is vrijgesproken, acht de rechtbank, alles afwegende, een taakstraf als na te melden passend en geboden.
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een aansteker, kleur geel, met de opdruk 'De Colonie', zal worden verbeurd verklaard, aangezien met behulp van dit voorwerp, dat aan verdachte toebehoort, het onder 2 bewezenverklaarde is begaan.
Teruggave inbeslaggenomen goederen:
Met betrekking tot het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een trui, kleur geel, zal de rechtbank de teruggave gelasten aan verdachte, bij wie dit voorwerp in beslag is genomen.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 33, 33a en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals vermeld in bijlage II van dit vonnis, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een TAAKSTRAF, bestaande deze straf uit:
een werkstraf voor de duur van TACHTIG UREN, te vervangen door hechtenis voor de duur van 40 dagen indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht bij de uitvoering van de werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Verklaart verbeurd: een aansteker, kleur geel, met de opdruk 'De Colonie'.
Gelast de teruggave van een trui, kleur geel, aan verdachte.
Heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op en beveelt zijn onmiddellijke invrijheidstelling.
Dit vonnis is gewezen door mrs. L. Bakker-Splinter, J.M. Eelkema en A.J. Smit, bijgestaan door mr. J. Wassink-van den Eijnden als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 april 2005.
Mr. L. Bakker-Splinter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Parketnummer : 16/604026-05 5
Datum uitspraak : 29 april 2005
Naam verdachte : [naam]