Parketnummer: 16/604117-05
Datum uitspraak: 30 juni 2005
Tegenspraak
Raadsvrouwe: mr. M.J.W. Melchers
G/T: Nee
van de rechtbank te Utrecht, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 juni 2005.
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
Met betrekking tot het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft de raadsvrouwe ter terechtzitting betoogd dat de tenlastegelegde ontuchtige handelingen niet bewezen zijn, omdat het initiatief hiertoe uitging van de in de tenlastelegging genoemde meisjes [slachtoffers] en voorts dat tussen deze meisjes en verdachte weliswaar een verschil in leeftijd bestond, doch dit verschil in deze niet doorslaggevend is.
De rechtbank verwerpt dit standpunt.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat het initiatief tot de ontuchtige handelingen hoofdzakelijk en zeker in het begin van verdachte is uitgegaan en dat de meisjes daartoe zijn overgegaan op zijn meermalen en uitdrukkelijk aandringen.
Gezien de zeer jonge leeftijd van de meisjes ten tijde van de genoemde handelingen, respectievelijk 10 en 12 jaar oud, kan aan de gestelde vrijwilligheid van hun handelen in deze geen betekenis worden gehecht, met name gelet op de hier geldende wettelijke verbodsbepalingen, die strekken ter bescherming van jeugdige personen.
De wetgever gaat er immers vanuit dat deze jeugdige personen (psychische) schade kunnen (gaan) ondervinden door het ondergaan en verrichten van seksuele handelingen met een volwassen persoon, ook als deze zouden plaatsvinden met instemming en toestemming of op initiatief van deze jeugdigen, juist omdat zij door hun jonge leeftijd de draagwijdte van een en ander vaak niet kunnen overzien.
Bovengenoemd verbod geldt ook voor de toen 22 respectievelijk 24 jaar oude verdachte. De gestelde persoonlijke omstandigheden van verdachte doen daar niet aan af.
Ook overigens is de rechtbank niet gebleken van bijzondere omstandigheden die het ontuchtig karakter van de handelingen begaan door de verdachte wegnemen.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze als is vermeld in bijlage II van dit vonnis. De inhoud van deze bijlage geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Met betrekking tot het onder 2 tenlastelegde heeft de raadsvrouwe ter terechtzitting betoogd dat bij bewezenverklaring sprake zou zijn van een voortgezette handeling.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Zij is van oordeel dat sprake is van verschillende, telkens opnieuw genomen wilsbesluiten van verdachte.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Onder 1:
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen, die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Onder 2 en onder 3:
Met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Onder 4:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte - ten tijde van het tenlastegelegde 22 tot 24 jaar oud - heeft gedurende een lange periode een groot aantal malen met een drietal meisjes die de leeftijd van twaalf jaren nog niet hadden bereikt dan wel tussen twaalf en zestien jaren oud waren seksuele handelingen gepleegd, te weten:
- met een van deze meisjes langdurig seksuele handelingen gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
- met een van deze meisjes gedurende een periode van een half jaar zes tot zeven maal seksuele handelingen gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
- met een van deze meisjes een aantal malen ontuchtige handelingen gepleegd.
Verdachte kwam, toen voormelde handelingen plaatsvonden, regelmatig in het gezin van de moeder [..] van een van deze meisjes [slachtoffer] met welke moeder hij alstoen eveneens een (seksuele) relatie had. Hoogstwaarschijnlijk als gevolg van de - soms onbeschermde - seksuele contacten met de dochter, slachtoffer in deze zaak, is de laatste zwanger geraakt en heeft op twaalfjarige leeftijd een abortus moeten ondergaan. Verdachte heeft zelf ter zitting bevestigd dat hij met het meisje [slachtoffer] ongeveer 50 maal gemeenschap heeft gehad.
Verdachte heeft, handelende als hij deed:
- in ernstige mate inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers;
- in ernstige mate misbruik gemaakt van het vertrouwen dat hij bij de slachtoffers had;
- in ernstige mate misbruik gemaakt van het lichamelijk en geestelijke overwicht wat hij mede door het verschil in leeftijd op de slachtoffers had.
Bekend is dat slachtoffers van feiten als tenlastegelegd en bewezenverklaard ernstige en mogelijk blijvende - met name psychische - schade door dit soort feiten kunnen oplopen. Daarvan is ook bij de slachtoffers in deze zaak gebleken.
De raadsvrouwe van verdachte heeft ter terechtzitting - zakelijk - het volgende betoogd:
"Mijn cliënt zegt: ik werd gedwongen. Daarmee poogt hij zeggen dat hij het leven als een roes heeft ervaren; als een trein waar hij niet meer van af kon springen. Hij werd gedreven naar de woning van mevrouw [..] omdat hij met haar een relatie had. Moeder en dochter gaven hem het gevoel dat hij geweldig was. Ze stelden zich bijzonder afhankelijk van hem op. Dat zal mijn cliënt gevleid hebben. Mevrouw [..] heeft zelfs op enig moment gedreigd met zelfmoord als hij haar zou verlaten. Ze klampte zich aan hem vast."
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt:
Wat er van het door de raadsvrouwe gestelde ook zij, voor de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat sprake was van een situatie waaraan verdachte zich niet kon onttrekken. Met name is gebleken dat van verdachte meermalen het initiatief is uitgegaan. De seksuele handelingen hebben onder meer plaatsgevonden in de woning van verdachtes zuster, de auto van verdachte en in hotelkamers die verdachte had gehuurd. Voorts heeft een en ander zich afgespeeld gedurende een periode van in totaal 2 1/2 jaar. Verdachte heeft uiteindelijk zelf de relatie met de moeder en de seksuele omgang met de dochter beëindigd.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 16 maart 2005, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor feiten als tenlastegelegd en bewezenverklaard in aanraking met politie en justitie is geweest;
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte, van de Stichting Reclassering Nederland, unit Utrecht, d.d. 31 mei 2005, opgemaakt door S. Steinau, reclasseringswerker;
- een omtrent verdachte opgemaakt rapport d.d. 10 mei 2005 van drs. J.G. Berghuis, klinisch psycholoog, inhoudende - zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang - als volgt:
In de periode van het tenlastegelegde was er geen sprake van een ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van betrokkenes geestvermogens. Betrokkene is te beschouwen als toerekeningsvatbaar.
De rechtbank neemt de conclusie van deze deskundige over en maakt deze tot de hare.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten onder meer wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van het voorarrest.
De rechtbank acht, alles afwegende en met name gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 244, 245 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld in bijlage II van dit vonnis, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van DRIE JAAR EN ZES MAANDEN.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. R.J.A. Meertens-Zeeman, R.A.E. van Noort en V.M.M. van Amstel, bijgestaan door F.P.L. van der Lee, als griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 juni 2005.