ECLI:NL:RBUTR:2005:AT9117
Rechtbank Utrecht
- Raadkamer
- J.R. Krol
- V.M.M. van Amstel
- I. Bruna
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de rechtbank bij verzoek tot schorsing voorlopige hechtenis
Op 7 juli 2005 heeft de Rechtbank Utrecht zich uitgesproken over een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van een verdachte, die een intakegesprek wilde bij de R.P.C. te Zeist. Dit verzoek werd ingediend door de raadsman, mr. W.S. Ludwig, tijdens een zitting van de meervoudige raadkamer. De rechtbank heeft vastgesteld dat, na de wijziging van artikel 80 van het Wetboek van Strafvordering op 1 juli 2005, zij niet meer bevoegd is om verlof te verlenen in gevallen waarin dit verlof kan worden verleend op grond van de Penitentiaire Beginselenwet. De directeur van de inrichting is op basis van artikel 26 van deze wet bevoegd om verlof te verlenen in de gevallen die zijn vermeld in de artikelen 22 tot en met 31 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting.
De rechtbank heeft verder overwogen dat artikel 116 lid 2 van de Grondwet bepaalt dat de wet de bevoegdheid van de rechter regelt. Aangezien de Regeling voornoemd geen wet is in de zin van artikel 116 lid 2 van de Grondwet, komt aan de rechtbank geen rechtsmacht meer toe voor het onderhavige verzoek. De rechtbank heeft zich derhalve onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis. De beschikking is ondertekend door de oudste rechter en de griffier, A. Kalter, aangezien de voorzitter niet in staat was om de beschikking te ondertekenen.