ECLI:NL:RBUTR:2005:AT9864

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
11 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
396669 CU EXPL 05-975
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.L. Keijzer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid kantonrechter in aandelenlease- en huurkoopgeschil met Aegon Bank N.V.

In deze zaak heeft eiser een vordering ingesteld tegen Aegon Bank N.V. met betrekking tot een overeenkomst genaamd 'SprintPlan', die op 1 juli 1999 inging en op 30 juni 2004 eindigde. De overeenkomst viel onder de 'Algemene Voorwaarden Spaarbeleg SprintPlan', waarvan eiser stelde dat hij deze nooit had ontvangen. Aegon betwistte dit en eiser kon zijn stelling niet onderbouwen. De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst niet als huurkoop kon worden gekwalificeerd volgens artikel 7a:1576h van het Burgerlijk Wetboek, omdat er geen sprake was van aflevering en eigendomsoverdracht van de effecten aan eiser. Dit was een vereiste voor huurkoop. Eiser had een bedrag gevorderd dat € 5.000,-- overstijgt, maar voegde later een akte van cessie toe waarin hij het gedeelte van de vordering dat boven dit bedrag uitsteeg overdroeg aan zijn gemachtigde, onder de ontbindende voorwaarde dat de kantonrechter de overeenkomst als huurkoop zou kwalificeren. De kantonrechter concludeerde dat niet voldaan was aan deze ontbindende voorwaarde en dat de vordering nu niet langer het bedrag van € 5.000,-- overschreed. Hierdoor werd de vordering opgevat als een vermindering van eis tot € 5.000,--, wat de kantonrechter bevoegd maakte om van het geschil kennis te nemen. De incidentele vordering van Aegon werd afgewezen, maar de proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten droeg. De zaak werd vervolgens verwezen naar de rolzitting voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
SECTOR KANTON, LOCATIE UTRECHT
Vonnis in de zaak van:
[eiser] en
[eiser],
wonende te [woonplaats],
verder gezamenlijk - in enkelvoud - ook te noemen [eiser],
eisende partij in de hoofdzaak,
verwerende partij in het incident,
gemachtigde: mr. G.C. Hendriks, werkzaam bij Bureau JMD, afdeling juridische diensten,
tegen:
de naamloze vennootschap
AEGON BANK N.V., tevens handelend onder de naam Spaarbeleg,
gevestigd te Nieuwegein,
verder ook te noemen Aegon,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
eisende partij in het incident,
rolgemachtigde: Kruythof-Van der Lingen-Kruythof, gerechtsdeurwaarders te Utrecht,
gemachtigden: mr. W.H. van Baren en mr. A. Stege, beiden advocaat te Amsterdam.
Verloop van de procedure
[eiser] heeft een vordering ingesteld.
Aegon heeft vervolgens een incidentele vordering tot verwijzing ingesteld waarop [eiser] heeft geantwoord.
Hierna is uitspraak bepaald in het incident.
Motivering
1.
[eiser] heeft met Aegon een overeenkomst gesloten onder de naam "SprintPlan" (hierna: de overeenkomst). De ingangsdatum van de overeenkomst is 1 juli 1999 en de einddatum is 30 juni 2004.
2.
Op de overeenkomst zijn de “Algemene Voorwaarden Spaarbeleg SprintPlan” (hierna: algemene voorwaarden) van toepassing. Weliswaar heeft [eiser] gesteld dat de algemene voorwaarden hem nimmer hebben bereikt, maar Aegon heeft dit gemotiveerd betwist waarna [eiser] zijn stelling niet nader met feiten heeft onderbouwd. Bovendien beroept [eiser] zich op enkele artikelen uit de algemene voorwaarden.
3.
De kantonrechter is van oordeel dat de overeenkomst die onderwerp van geschil is niet aangemerkt kan worden als een huurkoopovereenkomst in de zin van artikel 7a:1576h Burgerlijk Wetboek (Bw) op grond waarvan de kantonrechter gelet op artikel 93 onder c Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bevoegd zou zijn de zaak te behandelen en te beslissen. Daartoe wordt als volgt overwogen.
Uit artikel 7a:1576 lid 5 BW vloeit voort dat titel 5a van boek 7a BW, welke titel primair handelt over koop op afbetaling en huurkoop van zaken, van overeenkomstige toepassing is op vermogensrechten. Dit brengt mee dat effecten, die als vermogensrechten zijn aan te merken, onderwerp kunnen zijn van koop op afbetaling en huurkoop in de zin van die titel.
Voor het voldoen aan de wettelijke omschrijving van huurkoop is echter ook vereist dat sprake is van aflevering en eigendomsoverdracht, door vervulling van een opschortende voorwaarde van algehele betaling. De onderhavige overeenkomst voorziet echter niet in aflevering en eigendomsoverdracht van de effecten van Aegon aan [eiser]. Uit (onder meer) artikel 5.1 van de algemene voorwaarden blijkt dat de effecten op naam van Stichting Aegon BeleggingsGiro worden gesteld, en dus niet op naam van [eiser]. Ook vermelden de algemene voorwaarden in artikel 9.1 expliciet dat de participaties niet worden uitgeleverd aan de deelnemer, in casu [eiser].
4.
Bij dagvaarding is een bedrag gevorderd dat € 5.000,-- overstijgt. Bij de conclusie van antwoord in het incident heeft [eiser] een akte van cessie gevoegd waarin hij het gedeelte van de vordering dat het bedrag van € 5.000,-- overstijgt overdraagt aan zijn gemachtigde, onder de ontbindende voorwaarde dat de kantonrechter de overeenkomst die onderwerp is van het geschil als huurkoop kwalificeert.
Gelet op hetgeen zojuist is overwogen, wordt niet voldaan aan de ontbindende voorwaarde die is verbonden aan de cessie. De vordering gaat het bedrag van € 5.000,-- niet (langer) te boven. De kantonrechter vat de stellingen van [eiser] op als een vermindering van eis tot € 5.000,-- en verklaart zich op die grond bevoegd om van het geschil kennis te nemen.
Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 208 Rv is in een incidentele procedure geen plaats voor het instellen van een reconventionele vordering. Deze vordering wordt niet-ontvankelijk verklaard.
De incidentele vordering zal worden afgewezen. In dit geval brengt dat echter niet met zich mee dat Aegon wordt veroordeeld in de kosten van het incident, omdat [eiser] eerst bij conclusie van antwoord in het incident de akte van cessie heeft overgelegd die leidde tot de bevoegdheid van de kantonrechter. De kantonrechter ziet hierin aanleiding om de proceskosten te compenseren, aldus dat elke partij zijn eigen kosten draagt.
Beslissing
De kantonrechter:
in het incident
wijst de vordering af;
verklaart de reconventionele vordering van [eiser] niet-ontvankelijk;
compenseert de proceskosten in die zin dat partijen de eigen kosten dragen;
in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 8 juni 2005 te 9.30 uur voor het nemen van een conclusie van antwoord door Aegon;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.L. Keijzer, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2005.