VONNIS van de voorzieningenrechter van de
rechtbank Utrecht in het kort geding van:
beiden tezamen te noemen:
de pleegouders,
beiden wonende te [woonplaats],
procureur: mr. M.A. van der Eijk,
Stichting Bureau Jeugdzorg UTRECHT,
kantoorhoudende te Utrecht, g e d a a g d e.
1. Het verloop van het geding
Eisers, hierna ook te noemen: de pleegouders, hebben gedaagde, verder ook te noemen: BJZ, in kort geding doen dagvaarden. Op de dienende dag, 1 juli 2005, hebben zij van eis geconcludeerd overeenkomstig de inhoud van het exploot van dagvaarding, waarvan een fotokopie aan dit vonnis is gehecht.
Eisers hebben vervolgens bij monde van hun procureur hun vordering doen toelichten mede aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen en van op voorhand toegezonden producties.
Gedaagde heeft hierop verweer doen voeren.
Na voortgezet debat, waarbij ook enige inlichtingen zijn verschaft door partijen in persoon, hebben partijen vonnis gevraagd.
2.1. Bij beschikking van de Kantonrechter van 21 oktober 2002 is BJZ Utrecht benoemd tot voogd over
[naam pleegkind]
Geboren te Utrecht op 4 december 1995.
Beide ouders waren op dat moment overleden.
2.2.Op 5 februari 2004 heeft de voogdij-instelling BJZ een pleegzorgcontract met eisers gesloten. [naam pleegkind] is derhalve op die datum formeel aan de zorgen van eisers toevertrouwd. Zij woont sindsdien, derhalve langer dan één jaar, daadwerkelijk bij eisers.
2.3.In juni 2005 deelt BJZ aan pleegouders mee dat [naam pleegkind] elders zal worden ondergebracht, zulks n.a.v. een conflict tussen pleegouders en BJZ over een wijziging van een omgangsweekeinde.
2.4.4 Na het weekeinde van 11 en 12 juni Is [naam pleegkind] door BJZ in een internaat geplaatst. De pleegouders hebben geen toestemming gegeven voor deze wijziging van het verblijf van de minderjarige. BJZ heeft evenmin aan de rechtbank vervangende toestemming verzocht.
3.1. Voor de volledige inhoud en de grondslagen van de vordering wordt verwezen naar de aangehechte dagvaarding.
Kort weergegeven strekt de vordering tot het geven van een bevel dat BJZ uiterlijk op 2 juli 2005 haar medewerking zal verlenen aan de afgifte van [naam pleegkind] aan de pleegouders teneinde de pleegouders in staat te stellen hun zorg voor [naam pleegkind] te hervatten, zulks op verbeurte door BJZ jegens de pleegouders van een dwangsom van € 5.000,-- voor iedere dag (een dagdeel gelijk te stellen aan een dag) dat BJZ met afgifte van [naam pleegkind] in gebreke blijft na betekening van dit vonnis, zulks met een maximum van € 50.000,--, met veroordeling van BJZ in de kosten van dit geding.
3.2. BJZ heeft verweer gevoerd. BJZ heeft onder meer gesteld dat de pleegouders op enig moment hebben gezegd dat de minderjarige [naam pleegkind] niet behoefde terug te komen toen [naam pleegkind] een korte tijd bij haar familie verbleef.
3.3. De pleegouders hebben gesteld dat zij wel is waar eenmaal, telefonisch, in hun boosheid hebben gezegd "dat het zo van hen niet meer hoefde" doch dat zij nooit hebben bedoeld dat zij de opvoeding van [naam pleegkind] niet wilden voortzetten. BJZ heeft ten onrecht hen geen voorafgaande toestemming voor de overplaatsing van de minderjarige van hen naar een internaat gevraagd zodat [naam pleegkind] niet op rechtmatige wijze is overgeplaatst.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. ter zitting is voldoende komen vast te staan dat de pleegouders geen toestemming tot wijziging van de verblijfplaats van [naam pleegkind] die zij, als behorend tot hun gezin, met instemming van de voogd, langer dan een jaar hebben verzorgd en opgevoed hebben gegeven althans, zo er al sprake mocht zijn van instemming op enig moment, deze niet duurzaam en consistent is geweest. BJZ wist dat pleegouders het niet eens waren met het beeindigen van het verblijf.
4.2. Evenmin is door BJZ vervangende toestemming aan de rechtbank gevraagd.
4.3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat BJZ niet heeft voldaan aan het bepaalde in art. 1:336 a BW op grond waarvan BJZ voorafgaand aan de genoemde overplaatsing toestemming had moeten vragen én verkrijgen van de pleegouders, zodat de bedoelde overplaatsing door BJZ onrechtmatig heeft plaatsgevonden.
Reeds op grond daarvan zal de vordering worden toegewezen, zodat de voorzieningenrechter aan de beoordeling van het overige verweer van BJZ niet toekomt.
5.1. beveelt de stichting Bureau Jeugdzorg Utrecht uiterlijk op 2 juli 2005 haar medewerking te verlenen aan de afgifte van [naam pleegkind] aan de pleegouders teneinde de pleegouders in staat te stellen hun zorg voor [naam pleegkind] te hervatten, zulks op verbeurte door BJZ jegens de pleegouders van een dwangsom van € 5.000,-- voor iedere dag (een dagdeel gelijk te stellen aan een dag) dat BJZ met afgifte van [naam pleegkind] in gebreke blijft na betekening van dit vonnis, zulks met een maximum van € 50.000,--;
5.2.verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3. veroordeelt gedaagde in de kosten van deze procedure .
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Quik-Schuijt, voorzieningenrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2005.
w.g. griffier w.g. rechter