ECLI:NL:RBUTR:2005:AU2051

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
6 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
16/604171-05
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid en poging daartoe

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 6 september 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid en een poging daartoe. De zitting vond plaats op 23 augustus 2005, waar de rechtbank de tenlastelegging heeft besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals vermeld in bijlage II van het vonnis. De verdachte is vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard. De rechtbank heeft de overtuiging dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd, gebaseerd op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De verdachte heeft zich op ongepaste wijze opgedrongen aan twee vrouwen, waarbij hij seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond. Dit gedrag heeft de rechtbank als zeer laakbaar beschouwd, vooral gezien het gebrek aan respect voor de slachtoffers. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare feiten, wat zijn gedrag des te ernstiger maakt.

De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact. De rechtbank heeft deze eis in overweging genomen en heeft besloten om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met 4 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft ook de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde straf. Daarnaast is de proeftijd van een eerdere veroordeling met 1 jaar verlengd, omdat de verdachte zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten tijdens de proeftijd.

Uitspraak

RECHTBANK TE UTRECHT
Parketnummers: 16/604171-05; 16/370154-04 (vord. tul)
Datum uitspraak: 06 september 2005
Tegenspraak
Raadsman: mr. V. Senczuk, advocaat te Utrecht
G/T: Ja
VERKORT VONNIS
van de rechtbank te Utrecht, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
thans gedetineerd in P.I. Utrecht, Huis van Bewaring locatie Nieuwegein, te Nieuwegein.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 augustus 2005.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze als is vermeld in bijlage II van dit vonnis. De inhoud van deze bijlage geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 telkens meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenveklaarde:
Poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een kort tijdsbestek uit eigener beweging op indringende wijze opgedrongen aan twee vrouwen, die hij (van gezicht) kende, zonder dat zij hiertoe initiatieven hebben genomen. Verdachte heeft zonder enige redelijke aanleiding bij één van deze dames onverhoeds seksueel grensoverschrijdend gedrag vertoond door haar been en arm te betasten en haar borst aan te raken onder het uiten van seksueel getinte opmerkingen. Verdachte heeft het andere slachtoffer in een situatie gebracht die zij niet wilde en die er kennelijk op was gericht om haar op een onzedelijke wijze te betasten.
Door het op deze manier benaderen van personen van de andere sekse heeft verdachte blijk gegeven van een schrijnend gebrek aan respect voor de gevoelens van zijn medemens. Voorts heeft verdachte de lichamelijke integriteit van de slachtoffers aangetast op een wijze die door de rechtbank als zeer laakbaar wordt beschouwd.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf ermee rekening gehouden dat verdachte ter terechtzitting geen blijk heeft gegeven van enig inzicht in de reikwijdte en laakbaarheid van zijn handelen.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 15 april 2005, waaruit blijkt dat de verdachte in 2004 tweemaal ter zake van feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd is veroordeeld tot (deels) voorwaardelijke gevangenisstraffen, welke veroordelingen hem er kennelijk niet van hebben kunnen weerhouden de bewezenverklaarde feiten te plegen;
- een persoonsdossier betreffende de verdachte d.d. 15 april 2005;
- een adviesrapport betreffend de verdachte, van het Leger des Heils, Jeugdzorg & Reclassering, d.d. 13 april 2005, opgemaakt door M.E. Zonnenberg, reclasseringswerkster, waarin wordt beschreven dat verdachte tijdens zijn gesprek met twee reclasseringswerksters binnen een paar minuten grensoverschrijdend gedrag vertoont doordat hij onder meer één van de vrouwen over haar been probeert te strelen en dat verdachte, nadat hij op zijn gedrag is aangesproken, dit snel vergeet en wederom grensoverschrijdend gedrag laat zien;
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte, van de Stichting Reclassering Nederland, unit Amersfoort, d.d. 01 juni 2005, opgemaakt door F. van der Groep, reclasseringswerkster;
- een omtrent verdachte opgemaakt pro justitia rapport d.d. 27 mei 2005 van drs. H. Scharft, psycholoog, inhoudende als conclusie dat verdachte ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten - indien bewezen - lijdende was aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis met schizotypische, paranoïde en antisociale trekken, zodat verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht, en
als advies dat verdachte een behandeling bij "de Waag" wordt opgelegd als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel;
- een omtrent verdachte opgemaakt pro justitia rapport d.d. 31 mei 2005 van J. de Jong, psychiater, inhoudende als conclusie dat verdachte ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten - indien bewezen - lijdende was aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, in de zin van een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale en schizotypische kenmerken, zodat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
De rechtbank neemt de conclusies van deze deskundigen over en maakt deze tot de hare.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot -kort gezegd- een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en oplegging van de bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact ook als dit inhoudt een behandeling bij "de Waag".
De rechtbank acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden, met de bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringcontact, ook als dit inhoudt een behandeling bij "de Waag".
De vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling.
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige strafkamer in deze rechtbank van 02 juli 2004 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de (algemene) voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Blijkens een kennisgeving als bedoeld in artikel 366a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is de proeftijd ingegaan op 17 juli 2004.
De officier van justitie vordert thans dat de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke gevangenisstraf wordt gelast.
Nu de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd opnieuw aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, te weten de hiervoor onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten, heeft de veroordeelde voornoemde voorwaarde overtreden.
De rechtbank acht echter termen aanwezig om de proeftijd te verlengen met EEN (1) jaar.
De rechtbank heeft acht geslagen op artikel 14f van het Wetboek van Strafrecht.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 57 en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING:
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals vermeld in bijlage II van dit vonnis, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 en 2 telkens meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van TWAALF (12) MAANDEN.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot VIER (4) MAANDEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarden niet naleeft:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens Stichting Reclassering Nederland te geven aanwijzingen, ook als dit inhoudt een behandeling bij het Centrum voor ambulante forensische psychiatrie De Waag, zolang die reclasseringsinstelling dat nodig acht, met opdracht aan voornoemde reclasseringsinstelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van parketnummer 16/370154-04:
Verlengt de proeftijd van 2 jaar, die is vastgesteld in voornoemd vonnis d.d. 02 juli 2004 met EEN (1) jaar.
Heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mrs. A. Wassing, F.M.D. Aardema en G. Sluiter, bijgestaan door mr. J. Benard als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 06 september 2005.
Mr. Sluiter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.