ECLI:NL:RBUTR:2005:AU5513

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
2 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
434865 EJ 05-4472
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.H. Geertsema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming tijdelijke voogdij over minderjarige Donna na afwijzing verzoek pleegouders

In deze zaak heeft de kantonrechter in Amersfoort op 2 november 2005 uitspraak gedaan over de voogdij van de minderjarige Donna. De Raad voor de Kinderbescherming had een verzoek ingediend tot benoeming van een tijdelijke voogd over Donna, die onder voorlopige voogdij van Bureau Jeugdzorg staat. De kantonrechter oordeelde dat er geen gezagsvacuüm was ontstaan, omdat de beschikking van de rechtbank Utrecht van 26 oktober 2005 nog niet onherroepelijk was. Dit betekende dat de voorlopige voogdij bij Bureau Jeugdzorg bleef, en dat de pleegouders niet met de voogdij konden worden belast. De kantonrechter verwees naar de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek, die bepalen dat voorlopige voogdij een maatregel van kinderbescherming is en geen gezagsmaatregel. De Raad had aangevoerd dat de ouders van Donna zich in België bevonden en daardoor niet in staat waren om het gezag uit te oefenen, maar dit werd door de kantonrechter verworpen. De kantonrechter wees het verzoek van de Raad af, en benadrukte dat de voorlopige voogdij een maatregel is die door een stichting als Bureau Jeugdzorg moet worden uitgevoerd. De beschikking is in het openbaar uitgesproken, en tegen deze beslissing kan binnen drie maanden beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
SECTOR KANTON, LOCATIE AMERSFOORT
Beschikking op het verzoek van:
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
gevestigd te Utrecht,
verzoekende partij,
hierna ook te noemen: de Raad.
De Raad heeft een verzoekschrift ingediend dat strekt tot benoeming -op de voet van artikel 1:253r juncto 1:253q van het Burgerlijk Wetboek (B.W.)- van een tijdelijke voogd over de minderjarige:
DONNA [naam],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
hierna ook te noemen: Donna,
kind van [ouders], beiden wonende te [woonplaats],
hierna ook te noemen: de ouders,
verblijvende bij haar pleegouders:
[pleegouders],
wonende te [woonplaats] (hierna ook te noemen: de pleegouders).
Het verzoek is behandeld ter zitting met gesloten deuren van 26 oktober 2005, waarbij aanwezig waren de Raad, de Stichting Bureau Jeugdzorg te Utrecht, de heer [pleegvader] (pleegvader), alsmede de gemachtigde van de pleegouders, mr M. Zon, advocaat te Bussum. Ter zitting heeft mr Zon mondeling verzocht om de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Utrecht van 25 mei 2005 in zoverre te wijzigen dat de minderjarige in plaats van onder voorlopige voogdij van de Stichting Bureau Jeugdzorg te Utrecht, wordt geplaatst onder de voorlopige voogdij van de beide pleegouders, althans één van hen.
Voor de vaststaande feiten verwijst de kantonrechter naar hetgeen onder 2.1 tot en met 2.18 is overwogen in de ten verzoeke van de pleegouders op 26 oktober 2005 door de rechtbank te Utrecht gegeven beschikking, waarbij de verzoeken van de pleegouders om: a) verzoekster [pleegmoeder] tot voogd over Donna te benoemen en de pleegouders de gezamenlijke voogdij over Donna te laten uitoefenen;
b) de ouders te ontzetten van het ouderlijk gezag over Donna;
c) een onafhankelijke deskundige te benoemen om te onderzoeken welke beslissing in het belang van Donna het beste moet worden geacht;
zijn afgewezen, en waarbij voor recht is verklaard dat er family life is tussen de pleegouders en Donna.
Aangezien de pleegouders het in de voorgaande alinea bedoelde verzoek hebben gedaan binnen zes weken na de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Utrecht van 25 mei 2005, waarbij de ouders zijn geschorst in de uitoefening van het ouderlijk gezag over Donna, en waarbij Donna met ingang van 25 mei 2005 onder voorlopige voogdij van de Stichting Bureau Jeugdzorg te Utrecht is geplaatst, is de door de kinderrechter genomen maatregel (ingevolge artikel 1:241, vijfde lid, B.W.) van kracht gebleven.
De Raad stelt dat er, nu de rechtbank te Utrecht het ontzettingsverzoek van de pleegouders heeft afgewezen, een gezagsvacuüm is ontstaan ten aanzien van Donna, omdat de ouders van Donna zich in België bevinden en daarom niet in staat zijn het gezag uit te oefenen.
Als verweer van de verste strekking heeft de gemachtigde van de pleegouders aangevoerd dat er geen sprake is van een gezagsvacuüm omdat de beschikking van de rechtbank Utrecht van 26 oktober 2005 nog niet in kracht van gewijsde is gegaan; er is immers gedurende drie maanden tijd voor hoger beroep.
Dit verweer is terecht opgeworpen. Hoewel de tekst van artikel 1:241, vijfde lid, B.W. minder expliciet is dan het daarmee corresponderende artikel 1:272, derde lid, B.W., moet er toch van worden uitgegaan dat de wetgever heeft beoogd te regelen dat de in artikel 1:241 B.W. bedoelde maatregel van de kinderrechter van kracht blijft totdat over het verzoek bij gewijsde is beslist. Er is dus thans geen gezagsvacuüm ten aanzien van Donna, hetgeen impliceert dat de kantonrechter niet gehouden is om te voorzien in de tijdelijke voogdij over Donna. Het verzoek van de Raad wordt daarom afgewezen.
Het mondelinge verzoek van de gemachtigde van de pleegouders om de beschikking van de kinderrechter te Utrecht betreffende de voorlopige voogdij over Donna aldus te wijzigen dat in plaats van de Stichting Bureau Jeugdzorg (één der) pleegouders met de voorlopige voogdij wordt belast, kan niet worden toegewezen. Immers, indien er al van moet worden uitgegaan dat een mondeling verzoek voldoet aan de eisen van artikel 278 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (waarnaar in artikel 1:241, vijfde en zesde lid, B.W. verwezen wordt), dan moet worden vastgesteld dat de voorlopige voogdij een maatregel van kinderbescherming is, en geen gezagsmaatregel. De uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen is opgedragen aan een stichting als bedoeld in artikel 1 onder f van de Wet op de Jeugdzorg (Bureau Jeugdzorg). Met betrekking tot voorlopige voogdij is dit geregeld in artikel 1:241, tweede lid, B.W.. Daarom zouden de pleegouders niet met de voorlopige voogdij over Donna kunnen worden belast.
De beslissing
De kantonrechter wijst het verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr J.H. Geertsema, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op woensdag 2 november 2005.
Tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na heden beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Prinsengracht 436. Het beroepschrift kan uitsluitend door een advocaat worden ingediend.
Rekestnr. 434865 EJ 05-4472 2 november 2005
JHG