ECLI:NL:RBUTR:2006:AV1834

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
15 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
SBR 05/4202 VV
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing bouwvergunning voor woningen en appartementen aan de Acacialaan in Doorn

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Utrecht op 15 februari 2006 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een bouwvergunning die was verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Het verzoeker, wonende te Doorn, betwistte de bouwvergunning voor de bouw van 12 woningen en 12 appartementen aan de Acacialaan, omdat het bouwplan volgens hem ingrijpend was gewijzigd. De voorzieningenrechter oordeelde dat de wijzigingen zo substantieel waren dat er een nieuwe aanvraag voor de bouwvergunning ingediend had moeten worden. Dit oordeel was gebaseerd op de vaststelling dat de aanpassingen aan het bouwplan niet van ondergeschikte betekenis waren en dat het aanzien van het bouwplan ingrijpend was veranderd. De voorzieningenrechter schorste de bouwvergunning en bepaalde dat deze schorsing van kracht blijft tot zes weken na de beslissing op het bezwaar van verzoeker. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die zijn begroot op € 644,-. De voorzieningenrechter heeft het door verzoeker betaalde griffierecht van € 138,- aan hem vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector bestuursrecht
Reg. nr.: SBR 05/4202
Uitspraak van de voorzieningenrechter van
de rechtbank Utrecht op het verzoek om een voorlopige voorziening, in het geding tussen:
[verzoeker],
wonende te Doorn,
verzoeker,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug,
verweerder.
1. INLEIDING
1.1 Het verzoek heeft betrekking op het besluit van 1 november 2005 waarbij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doorn, de rechtsvoorganger van verweerder, met vrijstelling op grond van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) een bouwvergunning heeft verleend voor het oprichten van 12 woningen en 12 appartementen op een perceel aan de Acacialaan te Doorn.
1.2 Het verzoek is op 20 januari 2006 ter zitting behandeld, waar verzoeker in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. J.A. Spigt, advocaat te Arnhem. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.J. Lievaart. Namens de vergunninghouder zijn [vertegenwoordigers van vergunninghouder] ter zitting verschenen.
1.3 De voorzieningenrechter heeft het onderzoek op 30 januari 2006 heropend met toepassing van artikel 8:84, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in samenhang met artikel 8:68 van de Awb. Verweerder heeft vervolgens de gevraagde gegevens overgelegd. Partijen hebben (deels telefonisch) toestemming gegeven voor het achterwege laten van een nadere zitting. De voorzieningenrechter heeft heden het onderzoek gesloten.
2. OVERWEGINGEN
2.1 Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2 Voor zover deze toetsing meebrengt dat een oordeel wordt gegeven over het geschil in de bodemprocedure, heeft dit oordeel een voorlopig karakter en bindt dit de rechtbank niet bij haar beslissing in die procedure.
2.3 Verweerder heeft ter zitting betoogd dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is. Verweerder heeft daartoe aangevoerd dat verzoeker geen bezwaarschrift heeft ingediend. De voorzieningenrechter volgt verweerder daarin niet. Aan het ingediende bezwaarschrift is een lijst toegevoegd van namen, adressen en handtekeningen. Ook verzoekers gegevens staan daarop vermeld. De voorzieningenrechter vindt in het bezwaarschrift en de daarbij gevoegde lijst geen steun voor de conclusie dat deze lijst uitsluitend dient als een adhesiebetuiging. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker als (mede)indiener van het bezwaarschrift moet worden beschouwd.
2.4 Verzoeker heeft zich - onder meer - op het standpunt gesteld dat het bouwplan zo ingrijpend is aangepast dat niet langer kan worden gesproken van hetzelfde bouwplan. Verzoeker heeft gesteld dat een nieuwe aanvraag om een bouwvergunning had moeten ingediend. De voorzieningenrechter overweegt daarover het volgende. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is verweerder gerechtigd en in bepaalde gevallen zelfs verplicht om de indiener van een bouwaanvraag in de gelegenheid te stellen die aanvraag zodanig te wijzigen of aan te vullen dat geconstateerde beletselen voor het verlenen van een bouwvergunning worden weggenomen. De welstandstoetsing is bij uitstek een terrein waar het in onderling overleg aanbrengen van aanpassingen op zijn plaats kan zijn. Onder omstandigheden kan de aanpassing aan de welstandseisen er echter toe leiden dat sprake is van een nieuwe bouwaanvraag. Dit zal het geval zijn indien de wijziging van de oorspronkelijke aanvraag zodanig ingrijpend is dat redelijkerwijs niet meer van hetzelfde bouwplan kan worden gesproken.
De vergunninghouder heeft op 19 december 2002 een aanvraag ingediend om verlening van een bouwvergunning. Deze aanvraag had betrekking op 14 (twee-onder-een-kap)woningen en 12 appartementen. De appartementen zijn verdeeld over twee appartementengebouwen. De voorzieningenrechter heeft geconstateerd dat de bouwaanvraag meermalen is aangepast. Onder meer is op 27 oktober 2003 bij verweerder een situatietekening ingediend waarin 12 woningen zijn opgenomen in plaats van 14. Op een gedeelte van het perceel waarop aanvankelijk 8 woningen waren gepland zijn er 2 woningen vervallen. De situering van de resterende 6 woningen op dit gedeelte van het perceel is daardoor ook aangepast. Op 8 december 2003 heeft de vergunninghouder wederom een nieuwe situatietekening ingediend waarbij één van de appartementengebouwen, die aanvankelijk beide waren gekeerd naar de Van Bennekomweg, 90º is gedraaid. De voorzijde van dit appartementengebouw is daardoor naar de Acacialaan gekeerd.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat onder deze omstandigheden niet kan worden gesproken van een wijziging van ondergeschikte betekenis en dat derhalve redelijkerwijs niet meer van hetzelfde bouwplan kan worden gesproken. De voorzieningenrechter acht daarbij onder meer van belang dat het aanzien van het bouwplan vanaf de Acacialaan en de Van Bennekomweg ingrijpend wordt gewijzigd. De aanblik van de veel bredere voorzijde van het appartementengebouw is anders dan de aanblik van de smallere zijgevel. Dat de wijziging niet noodzakelijkerwijs nadelig is voor verzoeker is bij deze beoordeling niet doorslaggevend. De voorzieningenrechter ziet ondersteuning voor dit oordeel in onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 juni 2005 (www.rechtspraak.nl, LJN: AT7402). De voorzieningenrechter acht evenmin van doorslaggevend belang dat de wijzigingen zijn aangebracht naar aanleiding van opmerkingen van de welstandscommissie. Het is immers aan de vergunninghouder om een bouwplan in te dienen dat voldoet aan de redelijke eisen van welstand.
2.5 De voorzieningenrechter acht, gelet op het voorgaande, waarschijnlijk dat de verleende bouwvergunning in de bodemprocedure niet in stand zal blijven. De voorzieningenrechter ziet dan ook, gelet op de betrokken belangen, aanleiding om de verleende bouwvergunning te schorsen tot zes weken nadat verweerder heeft beslist op verzoekers bezwaar tegen dat besluit. De voorzieningenrechter ziet tevens aanleiding om verweerder in de proceskosten te veroordelen. Deze kosten zijn met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 644,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) als kosten van verleende rechtsbijstand.
3. BESLISSING
De voorzieningenrechter:
3.1 wijst het verzoek toe;
3.2 schorst het besluit van verweerder van 1 november 2005 (met kenmerk BA2002186) tot zes weken nadat verweerder heeft beslist op het bezwaar van verzoeker;
3.3 bepaalt dat het door verzoeker betaalde griffierecht ten bedrage € 138,- aan hem wordt vergoed;
3.4 veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker in dit geding ten bedrage van € 644,-;
3.5 wijst de gemeente Utrechtse Heuvelrug aan als rechtspersoon die de onder 3.3 en 3.4 genoemde bedragen dient te vergoeden.
Aldus vastgesteld door mr. R.P. den Otter en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2006.
De griffier mr. S. Meurs De voorzieningenrechter:
is verhinderd deze uitspraak
mede te ondertekenen.
mr. R.P. den Otter
Afschrift verzonden aan partijen op: