ECLI:NL:RBUTR:2006:AV3805
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C.L. Keijzer
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van de SprintPlan-overeenkomst en de gevolgen voor de partijen
In deze zaak, die volgde op een tussenvonnis van 17 augustus 2005, werd de nietigheid van de SprintPlan-overeenkomst beoordeeld. De kantonrechter oordeelde dat de Wet op het Consumentenkrediet (WCK) van toepassing was op de gesloten overeenkomst, omdat er geen vergunning was verleend zoals vereist in artikel 9 WCK. Hierdoor was de overeenkomst nietig. Echter, de kantonrechter oordeelde dat het onaanvaardbaar zou zijn om de overeenkomst met terugwerkende kracht geheel ten nadele van de gedaagde partij, Spaarbeleg, te vernietigen. Dit zou in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid.
De kantonrechter stelde vast dat de eiseres, die geld in aandelen wilde steken, zich bewust was van de risico's die gepaard gingen met de belegging. De waardedaling van de participaties diende voor een deel voor rekening van de eiseres te blijven, maar niet verder dan het deel waarvan zij het risico had kunnen overzien. De kantonrechter oordeelde dat de eiseres recht had op terugbetaling van de door haar betaalde rente, maar dat dit bedrag verminderd mocht worden met een bedrag dat overeenkomt met de waardedaling van het Aegon GarantieFonds gedurende de looptijd van de overeenkomst.
De beslissing van de kantonrechter hield in dat Spaarbeleg werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 3.675,63 aan de eiseres, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens werd bepaald dat Spaarbeleg op dit bedrag in mindering mocht brengen het percentage van de waardedaling van het Aegon GarantieFonds. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten droeg. Dit vonnis werd uitgesproken op 8 maart 2006 door mr. C.L. Keijzer, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.