ECLI:NL:RBUTR:2006:AX9671

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
8 februari 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
208114/KG ZA 06-139
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W. van Veen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige kap van bomen door Dierenpark Amersfoort en de rol van de Vereniging Behoud Bos Birkhoven Bokkeduinen

In deze zaak heeft de Vereniging Behoud Bos Birkhoven Bokkeduinen een kort geding aangespannen tegen Dierenpark Amersfoort en Stichting Utrechts Landschap. De Vereniging vorderde een verbod op de kap van bomen in het beoogde uitbreidingsgebied van het Dierenpark, dat een uitbreiding van 6,5 hectare wenst te realiseren. De Vereniging stelde dat de kapwerkzaamheden onrechtmatig waren en dat deze in verband stonden met de voorgenomen uitbreiding van het Dierenpark. De voorzieningenrechter heeft op 8 februari 2006 uitspraak gedaan in deze zaak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de werkzaamheden die door het Utrechts Landschap werden uitgevoerd, moeten worden gekwalificeerd als dunning, een vorm van bosonderhoud waarbij bomen worden gekapt ter bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand. De rechtbank oordeelde dat de Vereniging niet aannemelijk heeft gemaakt dat de gemeente Amersfoort en de Provincie niet hebben ingestemd met de dunning. Bovendien werd vastgesteld dat er geen rechtstreeks verband bestond tussen de onderhoudswerkzaamheden en de voorgenomen uitbreiding van het Dierenpark.

De rechtbank wees de vorderingen van de Vereniging af en veroordeelde haar in de proceskosten. De kosten aan de zijde van het Dierenpark en het Utrechts Landschap werden begroot op EUR 1.064,00 per partij. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste kwalificatie van boswerkzaamheden en de rol van vergunningen in het kader van natuur- en milieuwetgeving.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 208114 / KG ZA 06-139
Vonnis in kort geding van 8 februari 2006
in de zaak van
de vereniging
VERENIGING BEHOUD BOS BIRKHOVEN BOKKEDUINEN,
gevestigd te Amersfoort,
eiseres,
procureur mr. J.A. Pieters,
advocaat mr. H.A. Sarolea te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DIERENPARK AMERSFOORT B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
gedaagde sub 1,
procureur mr. E.J. Bijleveld,
2. de stichting
STICHTING UTRECHTS LANDSCHAP
gevestigd te De Bilt,
gedaagde sub 2,
procureur mr. M.Verhoeff.
Partijen zullen hierna de Vereniging, het Dierenpark en het Utrechts Landschap genoemd worden.
1. De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van de Vereniging.
1.2 Ten slotte is na een korte onderbreking van de zitting een mondeling vonnis uitgesproken.
2. De feiten
2.1 Het Dierenpark exploiteert een onderneming, een dierentuin, in de gemeente Amersfoort. Het bosgebied waar zij is gevestigd staat bekend als het bosgebied Birkhoven. Het Dierenpark heeft de wens om haar terrein met 6,5 hectare uit te breiden. Deze plannen zijn neergelegd in een Masterplan 2002-2011.
2.2 De Vereniging stelt zich ten doel de op het grondgebied van de gemeente Amersfoort gelegen bosgebieden Birkhoven en Bokkeduinen te beschermen en de Vereniging heeft bezwaren tegen de voorgenomen uitbreiding van het Dierenpark.
2.3. Het terrein van het Dierenpark wordt omsloten door zowel terreinen die aan het Utrechts Landschap toebehoren als een strook grond die aan de gemeente Amersfoort toebehoort en door het Utrechts Landschap wordt beheerd.
2.4. Het Utrechts Landschap heeft op 7 januari 2006 een informatiebijeenkomst met rondleiding in het bosgebied Birkhoven georganiseerd. Bij die gelegenheid is aan een groep belangstellenden, waaronder leden van de Vereniging, informatie verstrekt en uitleg gegeven over de voorgenomen dunning van het bos. Ingevolge artikel 1 van de Boswet moet onder dunning worden verstaan: de velling, welke uitsluitend als een verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd.
2.5. De voorgenomen dunning is aangemeld bij de Provinciale Staten en bij de gemeente Amersfoort. Van beide instanties zijn in januari 2006 afgevaardigden gezonden die het bosgebied en de daarin gemarkeerde bomen hebben bekeken. Beide afgevaardigden hebben aan de heer F.J. Vis, hoofd parkdienst van het Dierenpark meegedeeld dat voor de voorgenomen werkzaamheden geen vergunning nodig was aangezien die werkzaamheden als dunning konden worden aangemerkt.
2.6. Het college van B&W van de gemeente Amersfoort heeft op 16 januari 2006 haar voornemen kenbaar gemaakt om met toepassing van artikel 19 lid 1 RO, vrijstelling te willen verlenen van het geldende bestemmingsplan voor het uitbreiden van het Dierenpark in zuid-zuidwestelijke richting, het plaatsen van hekwerken en het aanleggen van een calamiteitenroute met verlichting.
Het Dierenpark heeft een aanvraag ingediend voor een tijdelijk bouwvergunning voor de aanleg van een wandelpad en het plaatsen van een attractie (de bouw van 50 grote dinosaurussen) aan de zuidzijde van het park in het uitbreidingsgebied.
De procedures hebben nog niet tot een voor beroep vatbare beslissing geleid.
2.7. Het Utrechts Landschap is op 7 februari 2006 in het beoogde uitbreidingsgebied van het Dierenpark, te weten een deel van het terrein aan de zuidzijde van het park, een aantal bomen gaan vellen. Daarbij is over een langer stuk terrein onder meer een strook grond van circa vier meter breed geheel van bomen ontdaan. De in de uitbreidingsplannen geprojecteerde calamiteitenroute komt min of meer overeen met de locatie van deze strook grond.
3. Het geschil
3.1 De Vereniging vordert - samengevat – het Dierenpark en het Utrechts Landschap te verbieden over te gaan tot de kap van bomen in het beoogde uitbreidingsgebied zolang de kap niet is aangemeld aan de Minister van Landbouw en Visserij en zolang geen ontheffing is verkregen op grond van de Flora- en Faunawet, althans zolang in dit gebied geen deugdelijk onderzoek is gedaan naar de aanwezigheid van beschermde flora en fauna.
3.2 Het Dierenpark en het Utrechts Landschap voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1 De vraag die in dit kort geding centraal staat is de vraag of de thans door het Utrechts Landschap uitgevoerde werkzaamheden moeten worden aangemerkt als dunning in het kader van het normale onderhoud dat periodiek aan een bos moet worden uitgevoerd, of als voorbereidingshandelingen die betrekking hebben op de door het Dierenpark gewenste uitbreiding, waaronder –meer specifiek- de aan te leggen calamiteitenroute en de beoogde attractie waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd.
4.2. Het Utrechts Landschap heeft bij monde van de heer L.A.S. Klingen gesteld dat er sprake is van dunning waarbij ten faveure van onder meer de -uit landschappelijk oogpunt gewenste- zomereiken en grove dennen, een fors aantal douglassparren worden geveld. De heer Klingen heeft gemotiveerd betwist dat de huidige werkzaamheden enig verband hebben met de door het Dierenpark gewenste uitbreiding, hetgeen door het Dierenpark is bevestigd.
4.3. De Vereniging heeft aangegeven dat de huidige kapwerkzaamheden precies
plaats vinden op het perceel grond waar het Dierenpark een flink aantal dinosaurussen wil gaan neerzetten. Ook stelt zij dat met de kap een begin is gemaakt met de aan te leggen calamiteitenroute. De Vereniging vreest dat zij daardoor voor een voldongen feit komt te staan en dat haar bezwaar tegen de voorgenomen uitbreiding in de nog te volgen procedure(s) volstrekt zinloos wordt.
4.4. Gebleken is dat de Vereniging geen vertrouwen heeft in de wijze waarop de besluitvorming van de gemeente Amersfoort in de nog te volgen procedures tot stand komt gelet op de gang van zaken in een eerdere procedure. Dit gebrek aan vertrouwen wordt nog gevoed door de overeenkomst die de gemeente Amersfoort met het Utrechts Landschap heeft gesloten waarbij onder meer is bedongen dat het Utrechts Landschap zich niet tegen uitbreiding van het Dierenpark zal verzetten.
4.5. De Vereniging heeft echter ook uitdrukkelijk aangegeven dat zij de deskundigheid van het Utrechts Landschap op gebied van terrein- en bosbeheer niet betwist. Ook heeft zij niet betwist dat het Utrechts Landschap geen onderhoudswerkzaamheden, waaronder dunning op de onderhavige percelen bos zou mogen uitvoeren.
4.6. Het Utrechts Landschap en het Dierenpark hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat de huidige werkzaamheden moeten worden gekwalificeerd als dunning. De Vereniging heeft niet weersproken dat de dunning bij Provinciale Staten en bij de gemeente Amersfoort is aangemeld. Ook is niet voldoende weersproken dat de betreffende overheidsfunctionarissen een bezoek aan het terrein hebben gebracht en, na de geblesde bomen in ogenschouw te hebben genomen, hebben vastgesteld dat er sprake is van dunning waarvoor geen kapvergunning vereist is.
De Vereniging heeft derhalve niet aannemelijk gemaakt dat de gemeente Amersfoort en de Provincie niet hebben ingestemd met het uitvoeren van de onderhavige werkzaamheden.
Daarnaast hebben zowel het Utrechts Landschap als het Dierenpark, ieder afzonderlijk, aannemelijk gemaakt dat er geen rechtstreeks verband bestaat tussen de thans uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden aan het bos, en de voorgenomen uitbreiding. Het Utrechts Landschap heeft daarbij aangegeven dat er op de vrijgekomen strook, geen bomen stonden die voor het terrein een bijzondere waarde hadden, hetgeen verder niet is bestreden.
4.7. Gelet op het voorgaande is niet aannemelijk geworden dat het Utrechts Landschap en het Dierenpark onrechtmatig handelen. De vordering van de Verenging zal daarom worden afgewezen.
4.8. De Vereniging zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van het Dierenpark en het Utrechts Landschap worden begroot op telkens EUR 248,00 vastrecht en EUR 816,00 voor salaris procureur.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1 wijst de vorderingen af,
5.2 veroordeelt de Vereniging in de proceskosten, aan de zijde van het Dierenpark tot op heden begroot op EUR 1.064,00, en aan de zijde van het Utrechts Landschap tot op heden begroot op EUR 1.064,00.
5.3 verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. van Veen en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2006.?