ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ2984

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
3 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
SBR 06-980
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.H.L. Debets
  • M.P. Gerrits-Janssens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het besluit van de gemeente Utrechtse Heuvelrug inzake voorbereidingsbesluit voor bestemmingsplan Wijkschool Schotellaan te Driebergen-Rijsenburg

In deze zaak hebben eisers, wonende te Driebergen-Rijsenburg, beroep ingesteld tegen een besluit van de gemeente Utrechtse Heuvelrug, waarbij hun bezwaar tegen een voorbereidingsbesluit van 21 april 2005 ongegrond is verklaard. Dit voorbereidingsbesluit houdt in dat er een herziening van het bestemmingsplan wordt voorbereid voor het gebied 'Wijkschool Schotellaan'. De rechtbank heeft op 3 augustus 2006 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de ontvankelijkheid van het bezwaarschrift van eisers aan de orde is geweest. De rechtbank oordeelt dat eisers een processueel belang hebben bij de beoordeling van het bestreden besluit, omdat het voorbereidingsbesluit zijn gelding behoudt zolang er binnen een jaar een ontwerp-bestemmingsplan ter inzage wordt gelegd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het raadsbesluit van 21 april 2005 verband houdt met de bouw van een wijkschool met een voorzieningengebouw, inclusief appartementen en woningen aan de Schotellaan. De rechtbank overweegt dat de gemeenteraad een ruime beleidsvrijheid heeft bij het nemen van een voorbereidingsbesluit en dat er geen sprake is van een situatie waarin het voorgenomen bouwplan in planologisch opzicht onaanvaardbaar is. De rechtbank wijst erop dat de Provinciale Planologische Commissie heeft ingestemd met het ontwerpbestemmingsplan en dat Gedeputeerde Staten van Utrecht een verklaring van geen bezwaar hebben afgegeven voor de vrijstellingsprocedure.

De rechtbank concludeert dat de bezwaren van eisers tegen het bouwplan in volle omvang aan de orde kunnen komen in de vrijstellingsprocedure en dat de rechtsbescherming van eisers gewaarborgd is. Het beroep van eisers wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de rechters M.H.L. Debets en M.P. Gerrits-Janssens.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
[eiser]rsrecht
zaaknummer: SBR 06/980
uitspraak van de enkelvoudige kamer d.d. 3 augustus 2006
inzake
[eisers]
wonende te Driebergen-Rijsenburg,
eisers,
tegen
de raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug,
verweerder.
Inleiding
1.1 Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 13 december 2005 (het bestreden besluit), waarbij verweerder het bezwaar van eisers tegen het besluit van 21 april 2005 ongegrond heeft verklaard. Bij laatstgenoemd besluit heeft verweerder met toepassing van artikel 21, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) verklaard dat een herziening van het bestemmingsplan wordt voorbereid voor het gebied "Wijkschool Schotellaan" te Driebergen-Rijsenburg.
1.2 Het geding is behandeld ter zitting van 12 juli 2006, waar namens eisers is verschenen [eiser]. Namens verweerder is verschenen mr. K. van der Meij, werkzaam bij de gemeente Utrechtse Heuvelrug.
Overwegingen
2.1. Bij wet van 15 september 2005 tot gemeentelijke herindeling van een deel van de Utrechtse Heuvelrug (Stb. 2005, 458) zijn de gemeenten Amerongen, Doorn, Driebergen-Rijsenburg, Leersum en Maarn per 1 januari 2006 opgeheven en is per diezelfde datum de gemeente Utrechtse Heuvelrug ingesteld. De gemeente Utrechtse Heuvelrug bestaat uit het grondgebied van genoemde opgeheven gemeenten. Op grond van het bepaalde in artikel 44, eerste lid, van de Wet algemene regels herindeling zijn alle rechten en verplichtingen van de voormelde opgeheven gemeenten per 1 januari 2006 overgegaan op de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Gelet hierop is thans de gemeenteraad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug verweerder in het geschil ten aanzien van het bestreden besluit.
2.2 Eisers hebben aangevoerd dat de Commissie bezwaar- en beroepschriften Driebergen-Rijsenburg in haar advies van 24 november 2005 ten onrechte een aantal vragen en/of opmerkingen van eisers onbeantwoord heeft gelaten en dat de gemeenteraad dit advies dan ook niet onverkort had mogen overnemen. In dit verband wijzen eisers erop dat naar hun mening de gemeenteraad bij het nemen van het besluit niet beschikte over voldoende beleidsvrijheid aangezien zijn handelen werd beknot door dreigende claims van een projectontwikkelaar. Daarnaast achten eisers de plannen voor het gebied planologisch onaanvaardbaar hetgeen de gemeenteraad ten onrechte naast zich neer heeft gelegd. Voorts zijn eisers van mening dat de gemeenteraad de belangen van de omwonenden onvoldoende (adequaat) heeft meegewogen bij het nemen van het bestreden besluit. Namens eisers is ter zitting nog aangegeven dat zij in een zo vroeg mogelijk stadium wensen te ageren tegen elke wijze van uitvoering geven aan het voornemen van burgemeester en wethouders om vrijstelling van het vigerende bestemmingsplan te verlenen voor de realisatie van een voorzieningengebouw met appartementen en woningen aan de Schotellaan te Driebergen-Rijsenburg.
2.3 De rechtbank hecht er allereerst aan, nu ter zitting de ontvankelijkheid van het bezwaarschrift van eisers aan de orde is geweest, op te merken dat eisers naar haar oordeel een processueel belang hebben bij de beoordeling van het bestreden besluit. Ingevolge het vierde lid van artikel 21 van de WRO vervalt een voorbereidingsbesluit indien niet binnen één jaar na de datum van inwerkingtreding daarvan het ontwerp van het plan ter inzage is gelegd. In de wet is echter niet opgenomen óf en op welk moment een voorbereidingsbesluit vervalt, indien tijdig een ontwerpbestemmingsplan ter inzage is gelegd. Nu in het onderhavige geval een ontwerpbestemmingsplan op 19 augustus 2005 ter inzage is gelegd, hetgeen nogmaals is geschied op 11 november 2005, moet het er dan ook voor worden gehouden dat het voorbereidingsbesluit zijn gelding heeft behouden.
De rechtbank overweegt vervolgens dat de aan het voorbereidingsbesluit gekoppelde aanhoudingsplicht in beginsel wordt overgenomen door het ontwerpbestemmingsplan en- ingevolge het bepaalde in artikel 50, tweede en derde lid, van de Woningwet - vervalt op het moment dat in de bestemmingsplanprocedure termijnen worden overschreden. De (vervallen) aanhoudingsplicht wordt vervolgens niet meer opnieuw gekoppeld aan een op dat moment nog bestaand voorbereidingsbesluit, doch het voorbereidingsbesluit zelf blijft wel geldig. Het is daardoor nog steeds mogelijk om op basis van dat geldende voorbereidingsbesluit vrijstelling ten behoeve van een bouwplan te verlenen, waarmee het belang van eisers is gegeven.
2.4 De rechtbank overweegt vervolgens dat ingevolge artikel 21, eerste lid, van de WRO de gemeenteraad kan verklaren, dat een bestemmingsplan wordt voorbereid (voorbereidingsbesluit). Daarbij komt de gemeenteraad, in aanmerking genomen de bewoordingen van dat artikel en de aard van de bevoegdheid die daarin aan hem is toegekend, een ruime mate van beleidsvrijheid toe. Dit betekent dat indien een voorbereidingsbesluit wordt genomen teneinde een vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de WRO ten behoeve van een bouwplan mogelijk te maken, slechts dan aanleiding zal zijn voor de conclusie dat de gemeenteraad niet in redelijkheid tot het nemen van een voorbereidingsbesluit heeft kunnen overgaan indien reeds bij een globale beschouwing aanstonds duidelijk had behoren te zijn dat het voorgenomen bouwplan in planologisch opzicht onaanvaardbaar is dan wel dat reeds op voorhand uitgesloten moet worden geacht dat een bestemmingsplanherziening die voorziet in de mogelijkheid tot het realiseren van de plannen voor het betreffende perceel rechtskracht zal kunnen verkrijgen.
2.5 De rechtbank stelt vast dat het raadsbesluit van 21 april 2005 verband houdt met de te realiseren bouw van een wijkschool met een voorzieningengebouw inclusief appartementen en woningen aan de Schotellaan, voor welk project een vrijstellingsprocedure ingevolge artikel 19, eerste lid, van de WRO wordt gevoerd. Daarnaast heeft de gemeenteraad een nieuw bestemmingsplan voor het desbetreffende perceel in procedure gebracht.
2.6 De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een situatie waarin reeds bij een globale beschouwing aanstonds duidelijk had behoren te zijn dat het voorgenomen bouwplan in planologisch opzicht onaanvaardbaar is dan wel een bestemmingsplanherziening geen rechtskracht zal kunnen verkrijgen. Hiertoe overweegt de rechtbank dat de door verweerder gewenste ontwikkeling voortvloeit uit de gemeentelijke Nota Inbreidingslocaties van 18 september 2003 en de Nota Wonen en hiermee grotendeels in overeenstemming is. Uit de gedingstukken blijkt verder dat de Provinciale Planologische Commissie inmiddels heeft ingestemd met het ontwerpbestemmingsplan Wijkschool Schotellaan. Daarnaast hebben Gedeputeerde Staten van Utrecht een verklaring van geen bezwaar afgegeven ten behoeve van de vrijstellingsprocedure voor de realisering van het bouwplan. Gelet hierop bestaat geen grond voor het oordeel dat de gemeenteraad niet in redelijkheid tot het nemen van het voorbereidingsbesluit heeft kunnen overgaan.
2.7 Voor zover eisers betogen dat de beleidsvrijheid inzake het nemen van een voorbereidingsbesluit van de gemeenteraad wordt beknot door het handelen van het college van burgemeester en wethouders en het dualisme binnen de gemeente niet uit de verf komt, wijst de rechtbank erop dat deze grieven in het onderhavige juridische kader niet aan de orde kunnen zijn.
2.8 Voorts is de rechtbank van oordeel dat de bezwaren van eisers tegen het bouwplan te zijner tijd in volle omvang aan de orde kunnen komen in het kader van de te verlenen vrijstelling en bouwvergunning. Dat het college van burgmeester en wethouders, gezien de vaststellingsovereenkomst die de gemeente heeft gesloten met de projectontwikkelaar, ondanks de bezwaren van eisers het vaste voornemen heeft om vrijstelling te verlenen, leidt niet tot de conclusie dat de rechtsbescherming van eisers in de vrijstellingsprocedure niet gewaarborgd is. Die besluitvorming is immers, indien eisers van de voor de hand zijnde rechtsmiddelen gebruikt maken, eveneens aan een rechterlijke beoordeling onderworpen.
2.9 Hetgeen door eisers in beroep is aangevoerd, kan dan ook niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit van 13 december 2005. Het beroep is ongegrond en voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechtbank beslist als volgt.
Beslissing
De rechtbank Utrecht,
recht doende,
3.1 verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.P. Gerrits-Janssens en in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2006.
De griffier: De rechter:
mr. M.H.L. Debets mr. M.P. Gerrits-Janssens
Afschrift verzonden op:
Tegen deze uitspraak staat, binnen zes weken na de dag van bekendmaking hiervan, voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA te 's-Gravenhage.