ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ4020

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
8 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
223116/ KG ZA 06-1211
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • H.J. Schepen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot de fabriek tijdens staking door FNV en CNV

In de zaak tussen Zwanenberg OSS B.V. en de vakverenigingen FNV Bondgenoten en CNV Bedrijvenbond, heeft de voorzieningenrechter op 8 december 2006 uitspraak gedaan in een kort geding. De aanleiding voor de procedure was een staking die plaatsvond in de fabriek van Zwanenberg te Oss, waar de FNV en het CNV tot de staking hadden opgeroepen. Zwanenberg, die de staking accepteerde, vorderde echter toegang tot de fabriek om te voorkomen dat het aanwezige vlees bederft. De vakbonden hadden aangekondigd de toegang te zullen ontzeggen, wat Zwanenberg als onrechtmatig beschouwde. De voorzieningenrechter oordeelde dat het stakingsrecht niet het recht omvat om een werkgever de toegang tot de fabriek te ontzeggen. De vordering van Zwanenberg werd toegewezen, waarbij de FNV en het CNV werden geboden om medewerkers van Zwanenberg en door Zwanenberg aangewezen derden toegang te verlenen tot de fabriek. Tevens werd hen verboden om op enige wijze te verhinderen dat medewerkers van Zwanenberg de noodzakelijke handelingen verrichten om bederf van producten te voorkomen. De rechter oordeelde dat de stakingsactie van de vakbonden niet het recht gaf om de toegang tot de fabriek te blokkeren, en dat de vorderingen van Zwanenberg gerechtvaardigd waren om de schade door bederf te voorkomen. De kosten van de procedure werden toegewezen aan de FNV en het CNV, die als in het ongelijk gestelde partijen werden aangemerkt.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 223116 / KG ZA 06-1211
Vonnis in kort geding van 8 december 2006
in de zaak van
de besloten vennootschap
met beperkte aansprakelijkheid
ZWANENBERG OSS B.V.,
gevestigd te Oss,
eiseres,
procureur mr. P.J. Soede,
advocaat mr. N.P.M. Haas te Enschede,
tegen
1. de vereniging
FNV BONDGENOTEN,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
procureur mr. R. van der Stege,
2. de vereniging
CNV BEDRIJVENBOND,
gevestigd te Houten,
gedaagde,
procureur mr. A. Schellart.
Partijen zullen hierna Zwanenberg, respectievelijk de FNV en het CNV genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van Zwanenberg.
1.2. Ten slotte hebben partijen vonnis gevraagd.
1.3. In verband met de spoedeisendheid van de zaak is later op de dienende dag, 8 december 2006, vonnis gewezen. Het onderstaande vormt hiervan de nadere schriftelijke uitwerking.
2. De feiten
2.1. Binnen de Zwanenberg Food Group wordt vlees verwerkt tot vleeswaren en vleesconserven. Binnen deze groep wordt onder meer de vestiging te Oss (eiseres) geherstructureerd. Hierdoor komen ongeveer 100 arbeidsplaatsen te vervallen. In verband daarmee is Zwanenberg met de FNV en het CNV in onderhandeling getreden over een sociaal plan.
2.2. Op maandagmiddag 4 december 2004 hebben de FNV en het CNV Zwanenberg een ultimatum gesteld, inhoudende dat zij, Zwanenberg, vóór woensdag 6 december 2006 18.00 uur akkoord diende te gaan met de door de FNV en het CNV gewenste voorwaarden van een sociaal plan. Daarbij is aangekondigd dat Zwanenberg, indien zij de voorwaarden niet zou accepteren, rekening moest houden met acties, waaronder werkonderbrekingen en stakingen van onbepaalde duur.
2.3. Zwanenberg is niet op de eisen van de FNV en het CNV ingegaan. Op donderdag 7 december 2006 is er vervolgens bij Zwanenberg gestaakt. Zwanenberg heeft van de actievoerders geen toestemming gekregen om het in de fabriek aanwezige vlees, de halffabricaten en de eindproducten af te voeren.
2.4. Bij brief van 7 december 2006 heeft (de advocaat van) Zwanenberg de FNV en het CNV gesommeerd de afvoer van een deel van het bederfelijke vlees naar een vrieshuis niet te belemmeren, alsook om Zwanenberg in de gelegenheid te stellen het halffabricaat af te produceren en te verpakken, zodat deze waren daarna kunnen worden afgevoerd. De FNV en het CNV hebben geen gevolg gegeven aan de sommatie.
3. Het geschil
3.1. Zwanenberg vordert, samengevat, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut en op alle dagen en uren:
1. de FNV en het CNV hoofdelijk te gebieden om onverwijld na betekening van dit vonnis medewerkers van Zwanenberg en door Zwanenberg aan te wijzen derden toe te laten tot de fabriek en de daarbij behorende zaken en om hun leden te verzoeken dienover-een-komstig te handelen,
2. de FNV en het CNV hoofdelijk te gebieden om onverwijld na betekening van dit vonnis niet op enigerlei wijze, anders dan door oproeping tot staking, te verhinderen dat medewerkers van Zwanenberg en door haar aan te wijzen derden (in de fabriek met behulp van de daar aanwezige zaken) het nodige te doen om te vermijden dat producten die al in de productie zijn bederven, meer in het bijzonder ook om de aanwezige halffabricaten af te fabriceren, en om hun leden te verzoeken dienovereenkomstig te handelen,
3. de FNV en het CNV hoofdelijk te gebieden om onverwijld na de betekening van dit vonnis medewerkers van Zwanenberg en door Zwanenberg aan te wijzen derden in de gelegenheid te stellen het in de fabriek aanwezige bederfelijk vlees af te voeren en om hun leden te verzoeken dienovereenkomstig te handelen,
4. de FNV en het CNV te veroordelen tot betaling van een dwangsom van EUR 25.000,-- althans een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom,
5. de FNV en het CNV in de kosten van het geding te veroordelen.
3.2. FNV en CNV voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. In deze procedure staat niet ter discussie dat de door de FNV en het CNV geïnitieerde staking rechtmatig is en om die reden mag worden voortgezet. Zwanenberg vordert in deze procedure een ordemaatregel die uitsluitend ertoe strekt dat zij gedurende de staking toegang houdt tot de in de fabriek te Oss aanwezige bedrijfsmiddelen, grondstoffen, half- en eindfabricaten, alsook die haar in staat stelt die producten te laten afvoeren naar elders, dit alles om te voorkomen dat het in de fabriek aanwezige vlees (inclusief de half- en eindfabrikaten) bederft. Volgens Zwanen-berg handelen de FNV en het CNV onrechtmatig jegens haar door een volledige afsluiting van de fabriek door te voeren. Het onrechtmatige karakter van deze maatregel wordt volgens Zwanenberg niet opgeheven door de aard of het doel van de staking. De FNV en het CNV betwisten dat er sprake is van een toegangsblokkade.
4.2. Ter zitting is gebleken dat thans een actiebus voor een ingang van de fabriek staat geparkeerd. Afgaande op hetgeen de FNV en het CNV hebben verklaard, belemmert de bus de toegang tot de fabriek niet, althans niet in wezenlijke mate. Zwanenberg betwist dit. In het midden kan blijven aan wiens zijde het gelijk op dit punt is. Vaststaat immers dat de fa-briek over een tweede ingang beschikt die doorgaans voor de aanvoer van vers vlees wordt gebruikt en die thans volledig vrij is van actievoerders en/of objecten. Die toegang kan, naar Zwanenberg heeft toegegeven, ook voor het transport van half- en/of eindfabricaten worden gebruikt. Dit alles voert tot de slotsom dat op dit moment geen sprake is van een wezenlijke blokkade van de toegang tot de fabriek.
4.3. Het feit dat thans niet kan worden gesproken van een blokkade, sluit niet uit dat de FNV en het CNV alsnog de actievoerders zullen oproepen aan Zwanenberg en de door haar in te schakelen werkwilligen en derden de toegang tot de fabriek te ontzeggen. Deze moge-lijkheid moet in de gegeven omstandigheden reëel worden geacht. Zwanenberg heeft tot dusverre geen poging ondernomen om vlees(producten) vanaf de fabriek te transporteren, aangezien zij van de actievoerders geen toestemming voor het transport heeft gekregen. Gezien de niet in het geschil zijnde bederfelijkheid van de betrokken waar, in combinatie met het eveneens vaststaande feit dat Zwanenberg ter plaatse over onvoldoende invries-capaciteit beschikt en een deel van de fabricaten zich bovendien niet goed leent voor een dergelijke wijze van conservering, moet worden aangenomen dat Zwanenberg er belang bij heeft om de betrokken vleesproducten op zo kort mogelijke termijn te vervoeren vanaf de fabriek. Tijdens de mondelinge behandeling van het kort geding is naar voren gekomen dat de FNV en het CNV dit met alle mogelijke middelen zullen trachten te verhinderen. Zij sluiten in dat verband een "poortblokkade" niet uit.
4.4. Gegeven dit een en ander dient de mogelijkheid van een toegangsblokkade dusdanig waarschijnlijk te worden geacht, dat thans reeds op zo'n actie moet worden vooruitgelopen. Beoordeeld dient derhalve te worden of een dergelijke blokkade rechtmatig is. Uitgangspunt bij deze beoordeling is dat acties die de productie door werkwilligen en/of de aan- en afvoer van producten aan c.q. door leveranciers beletten in beginsel niet door artikel 6 lid 4 ESH worden gedekt. Een dergelijke wijze van actievoeren kan voorshands niet worden gerekend tot het type van actievoeren dat de opstellers van deze verdragsbepaling voor ogen stond. Gegeven dit uitgangspunt dienen de onderhavige acties onrechtmatig te worden geacht. Het aan de FNV en het CNV toekomende stakingsrecht omvat niet mede de mogelijkheid dit recht kracht bij te zetten door met behulp van een toegangsblokkade de voortgang van de productie en de distributie van gereed product te beletten en de toegang aan derden (werkwilligen, derdeleveranciers en vervoerders) te ontzeggen. Door de blokkade komt de beslissing welke personen toegang krijgen tot de fabriek en wat met de in de fabriek aanwezige zaken gebeurt in feite bij de FNV en het CNV te liggen in plaats van bij de werkgever. Aldus maken de FNV en het CNV op onrechtmatige wijze inbreuk op de subjec-tieve rechten van de bestaakte werkgever en van derden. Dit alles ligt slechts anders, indien de onrechtmatigheid van de toegangsblokkade wordt weggenomen door de aanwezigheid van een bijzondere omstandigheid die deze gedraging alsnog rechtvaardigt.
4.5. Voorshands wordt geoordeeld dat een dergelijke rechtvaardigingsgrond ontbreekt. In het bijzonder doet zich niet de situatie voor dat een poortblokkade in feite de enige denk-bare mogelijkheid is om het stakingsrecht effectief te doen zijn. Evenmin is aannemelijk dat een andere, bijzondere, noodzaak voor een dergelijke actievorm bestaat. Integendeel, veel-eer dient te worden geoordeeld dat een dergelijke noodzaak ontbreekt. Zwanenberg heeft immers verklaard dat zij de onderhavige fabriek pas op termijn wil sluiten, en dat na het afvoeren van de thans in de fabriek aanwezige voorraad vlees, half- en eindfabricaten de productie in de fabriek niet acuut wordt beëindigd. Dit is volgens Zwanenberg ook niet mogelijk, omdat zij dan niet aan haar lopende verplichtingen jegens afnemers kan voldoen.
4.6. De FNV en het CNV hebben geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat Zwanenberg de fabriek wél op zeer korte termijn zal sluiten. Dergelijke feiten of omstandigheden zijn evenmin aannemelijk geworden. De FNV en het CNV moeten derhalve voldoende in staat worden geacht door middel van de staking schade toe te brengen aan Zwa-nenberg. Aangenomen moet worden dat deze schade aanzienlijk zal zijn bij langdurige uitoefening van het stakingsrecht. Zwanenberg dient deze schade te dulden op grond van de rechtmatige uitoefening van dat stakingsrecht door de FNV en het CNV.
4.7. Op grond van het voorgaande is plaats voor een ordemaatregel zoals door Zwanen-berg gevorderd, met dien verstande dat de gevorderde hoofdelijkheid zal worden afgewezen. Er is immers geen sprake van een situatie waarin twee of meer schuldenaren hoofdelijk zijn verbonden. De op te leggen ordemaatregel strekt er overigens uitsluitend toe Zwanenberg respectievelijk de door haar in te schakelen werkwilligen de toegang tot de bedrijfsmiddelen en de voorraden in de fabriek te garanderen, alsook het voor Zwanenberg mogelijk te maken om de thans in de fabriek aanwezige hoeveelheid vlees(producten) af te laten voeren. Bij het laatste wordt aangesloten bij de toezegging van Zwanenberg dat zij met de door haar ingestelde vordering uitsluitend beoogt de halffabricaten af te produceren en de bederfelijke producten af te laten voeren. In de hierna uit te spreken ordemaatregel ligt derhalve voor Zwanenberg niet het recht besloten om de fabriek opnieuw te bevoorraden zolang de staking voortduurt, dit om te voorkomen dat afbreuk wordt gedaan aan het rechtmatig uitoefenen van het stakingsrecht door de FNV en het CNV.
4.8. De gevorderde uitvoerbaar verklaring op de minuut zal worden afgewezen, nu Zwanenberg, voor wie terstond na deze uitspraak een grosse beschikbaar zal zijn, daarbij geen belang heeft. Dit vonnis zal - anders dan gevorderd - voorts niet uitvoerbaar worden verklaard op alle dagen en uren, nu de noodzaak daarvan niet is gebleken. Evenmin is gebleken van de noodzaak van het opleggen van een dwangsom. De FNV en het CNV hebben uitdrukkelijk verklaard dat zij ook zonder dwangsom aan een eventueel veroordelend vonnis zullen voldoen. De FNV en het CNV zullen ten slotte, als de in het ongelijk gestelde partijen, in de kosten van deze procedure worden veroordeeld.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. gebiedt FNV en CNV om onverwijld na betekening van dit vonnis medewerkers van Zwanenberg en door Zwanenberg aan te wijzen derden toe te laten tot de fabriek en de daarbij behorende zaken en om hun leden te verzoeken dienovereenkomstig te handelen,
5.2. gebiedt FNV en CNV om onverwijld na betekening van dit vonnis niet op enigerlei wijze – anders dan door oproeping tot staking – te verhinderen dat medewerkers van Zwanenberg en door haar aan te wijzen derden (in de fabriek met behulp van de daar aanwezige zaken) al het aldaar nodige te doen om te vermijden dat producten die al in de productie zijn bederven, meer in het bijzonder ook om de aanwezige halffabricaten af te fabriceren en om hun leden te verzoeken dienovereenkomstig te handelen,
5.3. gebiedt FNV en CNV om onverwijld na betekening van dit vonnis medewerkers van Zwanenberg en door Zwanenberg aan te wijzen derden in de gelegenheid te stellen het in de fabriek aanwezige bederfelijk vlees af te voeren en om hun leden te verzoeken dien-overeenkomstig te handelen,
5.4. veroordeelt FNV in de proceskosten, aan de zijde van Zwanenberg tot op heden begroot op EUR 567,66,
5.5. veroordeelt CNV in de proceskosten, aan de zijde van Zwanenberg tot op heden begroot op EUR 567,66,
5.6. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schepen en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2006.