ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ5013

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
21 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/501120-05
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • P. Bender
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding aan verzoekster na onterecht in verzekeringstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 21 december 2006 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van verzoekster, die schadevergoeding eiste na onterecht in verzekering te zijn gesteld. Verzoekster was van 24 op 25 november 2005 en van 6 op 7 december 2005 in verzekering gesteld, en op 3 april 2006 ontving zij een kennisgeving van niet verdere vervolging. De rechtbank heeft de verzoekschriften behandeld in openbare raadkamer op 8 november 2006, waarbij de officier van justitie, verzoekster en haar raadsman, mr. C.N.G.M. Starmans, aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster in totaal twee dagen in een politiebureau heeft doorgebracht en dat zij 'stevig aan de tand is gevoeld' in het kader van het strafrechtelijk onderzoek. Gezien de ernst van de verdenking en de omstandigheden rondom de detentie, heeft de rechtbank besloten om een hogere schadevergoeding toe te kennen dan gebruikelijk. De rechtbank kent verzoekster een schadevergoeding toe van € 2.000,-- voor de ondergane verzekering, en daarnaast worden de kosten van de therapeut/traumabehandelaar ter hoogte van € 985,67 volledig toegewezen.

Verder heeft de rechtbank de kosten van de raadsman, die € 12.731,33 bedragen, inclusief BTW, toegewezen. De rechtbank heeft hierbij opgemerkt dat er geen reden is om een onderscheid te maken tussen de werkzaamheden van de raadsman en die van zijn kantoorgenoot, ondanks de bezwaren van de officier van justitie. De totale vergoeding die aan verzoekster wordt toegekend, bedraagt € 13.271,33, inclusief de eerder genoemde bedragen. De rechtbank heeft het verzoek ex artikel 89 Sv toegewezen voor een bedrag van € 2.985,67 en het verzoek ex artikel 591a Sv voor de kosten van de raadsman, met uitzondering van het overige verzochte, afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: -16/501120-05
Rekestnummers: -
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer in strafzaken, op de op 9 juni 2006 ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoekschriften, op grond van het bepaalde in de artikelen 89 (rekestnr. -) en 591a (rekestnr. -) van het Wetboek van Strafvordering (Sv), van
[Verzoekster]domicilie kiezende te [postbus], [plaats],
ten kantore van haar raadsman, mr. C.N.G.M. Starmans,
(hierna te noemen: verzoekster).
De verzoekschriften zijn in openbare raadkamer behandeld op 8 november 2006.
Gehoord zijn de officier van justitie, verzoekster en haar raadsman, mr. Starmans voornoemd, advocaat te Utrecht.
Het verzoekschrift ex artikel 89 Sv strekt er toe dat de rechtbank een vergoeding toekent van € 10.000,-- voor de tijd door verzoekster in het kader van voormelde strafzaak in verzekering doorgebracht alsook een vergoeding toekent van de kosten ten bedrage van € 985,67 van de therapeut/traumabehandelaar.
Het verzoekschrift ex artikel 591a Sv strekt er toe dat de rechtbank een vergoeding toekent voor het indienen en behandelen van de verzoekschriften ex de artikelen 89 Sv en 591a Sv ten bedrage van € 1.047,20, zijnde inclusief BTW, alsmede een vergoeding toekent voor de kosten van de raadsman van € 12.731,33, zijnde inclusief BTW.
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het dossier in de strafzaak tegen verzoekster als verdachte (met opgemeld parketnummer) en van voornoemde verzoekschriften.
De raadsman heeft in raadkamer ter adstructie van het verzoek ex artikel 89 Sv bescheiden overgelegd.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de onderhavige verzoeken uit van de navolgende feiten en omstandigheden:
- verzoekster is van 24 op 25 november 2005 en van 6 op 7 december 2005 in verzekering
gesteld;
- in totaal gaat het om 2 (hele) dagen doorgebracht in een politiebureau;
- op 3 april 2006 is aan verzoekster een kennisgeving van niet verdere vervolging betekend,
inhoudende dat zij ten onrechte als verdachte is aangemerkt.
Overwegingen
Nu de strafzaak van verzoekster is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, kan zij aanspraak maken op een vergoeding zoals hierna is vermeld.
Ter zake het verzoekschrift ex artikel 89 Sv
Verzoekster kan aanspraak maken op een vergoeding van de schade die is geleden ten gevolge van ondergane verzekering. Schadevergoeding wordt toegekend indien en voorzover daartoe, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank ziet in hetgeen is aangevoerd aanleiding om een hogere dan de gebruikelijke vergoeding van 2 dagen à € 95,-- toe te kennen. De rechtbank komt tot een hogere vergoeding nu verzoekster gedetineerd is geweest wegens verdenking van het gepleegd hebben van een zeer ernstig delict jegens een familielid en de rechtbank ervan uitgaat dat in het kader van het strafrechtelijk onderzoek verzoekster “stevig aan de tand is gevoeld”.
De rechtbank is van oordeel dat verzoekster alles in aanmerking genomen een vergoeding voor ondergane verzekering toekomt van € 2.000,--.
De rechtbank acht in de onderhavige zaak aannemelijk dat de gemaakte kosten voor de consultering van de therapeut/traumabehandelaar een rechtstreeks verband houden met de ondergane vrijheidsbeneming. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de kosten van
€ 985,67 geheel voor toewijzing vatbaar zijn,
In totaal is derhalve naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking nemend, een vergoeding toewijsbaar tot een bedrag van € 2.985,67.
Het verzoek ex artikel 89 Sv zal dus worden toegewezen als na te melden.
Ter zake het verzoekschrift ex artikel 591a Sv
Voorzover het verzoek ziet op kosten van de raadsman is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de aard en de omvang van de strafzaak, gronden van billijkheid aanwezig het verzoek toe te wijzen tot het gevraagde bedrag van € 12.731,33, zijnde inclusief de BTW.
De rechtbank merkt daarbij op dat de officier van justitie heeft betoogd dat in casu niet voor alle uren het (specialisten)tarief van € 220,-- per uur mag worden gehanteerd. Daartoe stelde de officier van justitie dat een deel van de werkzaamheden is verricht door een (niet gespecialiseerde) kantoorgenoot van mr. Starmans. De rechtbank ziet echter geen reden om een dergelijk onderscheid te maken, nu het op de eerste plaats om een beperkt aantal uren gaat en in de tweede plaats deze kantoorgenoot van zijn bevindingen aan mr. Starmans kennis moet kunnen geven.
De rechtbank is van oordeel dat aan kosten van de raadsman voor het indienen en mondeling toelichten van het verzoekschrift slechts een vergoeding op zijn plaats is zoals die gewoonlijk wordt toegewezen, te weten € 540,-- (inclusief BTW). De rechtbank acht geen termen aanwezig een andere tegemoetkoming dan bij een reguliere opstelling van een verzoekschrift toe te kennen.
In totaal is derhalve naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking nemend, een vergoeding toewijsbaar tot een bedrag van € 13.271,33.
Het verzoek ex artikel 591a Sv zal dus worden toegewezen als na te melden.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt:
Op de voet van artikel 89 Sv:
kent verzoekster ten laste van de Staat een vergoeding toe ten bedrage van € 2.985,67 (zegge: tweeduizend negenhonderd vijfentachtig euro en zevenenzestig cent);
wijst het verzoek voor het overige af.
Op de voet van artikel 591a Sv:
kent toe aan verzoekster uit 's Rijks kas een vergoeding ten bedrage van € 13.271,33
(zegge: dertienduizend tweehonderd eenenzeventig euro en drieëndertig cent);
wijst af het meer of anders verzochte.
Beveelt de griffier van deze rechtbank voormelde bedragen aan verzoekster uit te betalen op rekeningnummer -
Deze beslissing is gewezen door mr. P. Bender, rechter, als lid van de enkelvoudige raadkamer, in tegenwoordigheid van A.J.M. Spruijt, griffier, en uitgesproken in openbare raadkamer van deze rechtbank van 21 december 2006.