ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ5028

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
22 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/500161-06
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van geweldadig dwingen tot afsluiten telefooncontracten

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1987, heeft de rechtbank Utrecht op 22 december 2006 uitspraak gedaan. De verdachte en zijn medeverdachte werden beschuldigd van het dwingen van twee aangeefsters om telefooncontracten af te sluiten. De aangeefsters zouden onder druk zijn gezet om de mobiele telefoons, die zij bij de contracten ontvingen, aan de verdachten af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte de aangeefsters geld in het vooruitzicht stelden en hen verzekerden dat er geen nadelige gevolgen zouden zijn, omdat hun gegevens gewist zouden worden. Echter, de rechtbank oordeelde dat niet bewezen was dat de verdachten geweld of bedreiging met geweld hebben gebruikt om de aangeefsters te dwingen tot het afsluiten van de contracten. De rechtbank hechtte waarde aan de verklaringen van de aangeefsters, waarin geen melding werd gemaakt van geweld of bedreiging.

Hoewel de rechtbank het handelen van de verdachte en zijn medeverdachte als laakbaar kwalificeerde, werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De officier van justitie had ook tot vrijspraak gerequireerd. De benadeelde partij, die schadevergoeding had gevorderd, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, en de kosten werden door beide partijen zelf gedragen. De rechtbank besloot tevens het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 december 2006, door de meervoudige kamer voor strafzaken.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer(s): 16/500161-06
Datum uitspraak: 22 december 2006
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak
gewezen in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
Raadsman: mr. E.J.A.A. van Dal.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 december 2006.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
Vrijspraak
Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 primair en subsidiair en 2 primair en subsidiair is ten laste gelegd. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. De officier van justitie heeft tot vrijspraak gerequireerd.
Nadere motivering vrijspraak:
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte en diens medeverdachte de twee aangeefsters hebben overgehaald om bij verschillende telefoonwinkels telefooncontracten af te sluiten en telkens de mobiele telefoon die op grond van het contract werd ontvangen aan hen af te geven. Verdachte en zijn medeverdachte stelde de aangeefsters geld in het vooruitzicht en vertelden hen dat er geen nadelige gevolgen uit voort zouden vloeien omdat hun gegevens zouden worden gewist. Niet bewezen is dat zij de aangeefsters tot het afsluiten van de telefooncontracten hebben bewogen door geweld tegen hen te gebruiken dan wel hen met geweld te bedreigen dan wel hen op enige andere wijze hiertoe te dwingen.
De rechtbank hecht in dit verband, evenals de officier van justitie, waarde aan de eerste verklaringen die door de aangeefsters bij de politie zijn afgelegd. In die verklaringen wordt geen enkele melding gemaakt van geweld of bedreiging met geweld.
Hoewel het tenlastegelegde daarom niet is bewezen, kwalificeert de rechtbank het handelen van verdachte en diens medeverdachte als laakbaar, nu zij met het oog op persoonlijk gewin voor hen onbekende meisjes hebben overgehaald telefooncontracten af te sluiten.
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden materiële schade ten gevolge van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit.
Nu aan de verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing zal vinden, dient de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De benadeelde partij en de verdachte moeten ieder de eigen kosten dragen.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en subsidiair en 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mrs E.C. Ruinaard, V. van Amstel en Y.A.T. Kruijer, bijgestaan door mr. E.J. Willekers, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 december 2006.