ECLI:NL:RBUTR:2007:AZ8163

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
8 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
SBR 07/0066
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake bouwvergunning in Montfoort

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Utrecht op 8 februari 2007 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bezwaar tegen een bouwvergunning. Verzoekers, allen wonend in Montfoort, hebben bezwaar gemaakt tegen de bouwvergunning die op 4 december 2006 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Montfoort was verleend aan Hollands Midden B.V. voor de oprichting van een commerciële ruimte, 15 appartementen en 1 woning op het perceel Schoolstraat 14 te Montfoort. De verzoekers vorderden een voorlopige voorziening om te voorkomen dat er een onomkeerbare situatie zou ontstaan voordat hun bezwaar was behandeld.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat, volgens artikel 56b, eerste lid, van de Woningwet, er geen spoedeisend belang is bij het verzoek om voorlopige voorziening. Dit is gebaseerd op het feit dat de bouw pas kan beginnen nadat de huidige bebouwing is gesloopt, waarvoor eerst een sloopvergunning moet worden verleend. Aangezien deze sloopvergunning nog niet is verleend, kan de bouwvergunning voor de tweede fase niet leiden tot de daadwerkelijke uitvoering van het bouwplan. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen en heeft het verzoek afgewezen.

De uitspraak is gedaan zonder dat partijen op een zitting zijn uitgenodigd, zoals toegestaan onder artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter heeft ook geen redenen gezien om de gemeente Montfoort in de proceskosten te veroordelen. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. H.J.H. van Meegen, met mr. G. Delissen als rechter.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector bestuursrecht
zaaknummer: SBR 07/66
uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 februari 2007
inzake
[verzoekers].,
allen wonend in Montfoort,
verzoekers,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Montfoort,
verweerder.
Inleiding
1.1 Bij besluit van 4 december 2006 heeft verweerder aan Hollands Midden B.V. vrijstelling en een bouwvergunning 1e fase verleend voor het oprichten van een commerciële ruimte, 15 appartementen en 1 woning op het perceel Schoolstraat 14 te Montfoort.
1.2 Gelet op het bepaalde in artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder partijen uit te nodigen om op een zitting te verschijnen.
Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2 Met betrekking tot het spoedeisend belang hebben verzoekers - kort weergegeven -aangevoerd dat zij willen voorkomen dat op korte termijn een onomkeerbare situatie zal ontstaan. Daarnaast hebben zij aangegeven dat op grond van het bepaalde in artikel 56b, eerste lid, van de Woningwet een spoedeisend belang dient te worden aangenomen omdat indien het onderhavige verzoek om voorlopige voorziening leidt tot schorsing van de bouwvergunning 1e fase, de beslissing omtrent de bouwvergunning 2e fase zal worden aangehouden. Op die manier wordt voorkomen dat een bouwtitel ontstaat.
2.3 Hetgeen verzoekers met betrekking tot de in artikel 56b, eerste lid, van de Woningwet bepaalde aanhouding hebben gesteld is juridisch juist, doch leidt in het onderhavige geval niet tot het aannemen van spoedeisend belang. Daartoe acht de voorzieningenrechter redengevend dat niet eerder met de bouw kan worden begonnen dan dat de huidige bebouwing is gesloopt. Daartoe zal eerst een sloopvergunning moeten worden verleend. Nu een dergelijke vergunning (nog) niet is verleend, zal het verlenen van een bouwvergunning 2e fase en het ontstaan van een bouwtitel niet kunnen leiden tot de daadwerkelijke uitvoering van het bouwplan.
2.4 De voorzieningenrechter ziet gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening en acht geen redenen aanwezig om verweerder in de proceskosten te veroordelen.
Beslissing
De voorzieningenrechter,
wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.H. van Meegen en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2007.
De griffier: De rechter:
mr. G. Delissen mr. H.J.H. van Meegen
Afschrift verzonden op: