Overwegingen
2.1 Op 3 februari 2000 is door [eerste vergunninghouder] vergunning gevraagd voor de bouw van een drietal villa's op het perceel gelegen aan de [adres], kadastraal bekend gemeente Baarn, [kadasternummer]. Aanvankelijk is de gevraagde vergunning geweigerd.
Verweerder heeft bij besluiten van 21 juni 2001 voor iedere villa alsnog een bouwvergunning afgegeven.
Bij besluiten van 20 juli 2001 is, onder wijziging van de tenaamstelling aan [eiseres], respectievelijk [eisers], vergunning verleend voor de bouw van eerder genoemde villa's.
De tegen genoemde vergunningen ingediende bezwaren zijn bij besluit van 28 maart 2002 door verweerder ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 juli 2002 (SBR 02/0958, SBR 02/0970, SBR 02/1103 VV en SBR 02/1153 VV) zijn de beroepen tegen het besluit van 28 maart 2002 gegrond verklaard, voor zover deze betrekking hadden op de verleende bouwvergunning voor villa nr. 3, en voor het overige ongegrond. Voorts is bij wijze van een voorlopige voorziening het besluit van 21 juni 2001, en in het verlengde daarvan het besluit van 20 juli 2001, waarbij een bouwvergunning is verleend voor villa nr. 3, door de voorzieningenrechter geschorst.
Op 4 december 2002 hebben [eisers] een nieuwe aanvraag om een bouwvergunning ingediend voor villa nr. 3 op het perceel [adres], kadastraal bekend als gemeente Baarn, [kadasternummer].
Bij besluit van 27 februari 2003 is de gevraagde bouwvergunning verleend.
Bij uitspraak van 16 juli 2003 (200202686/1 en 200203802/1) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) geoordeeld dat - kort weergegeven - de bouwplannen voor de drie villa's in strijd zijn met de voorschriften van de Bouwverordening over voor- en achtergevelrooilijnen en dat, gelet op het bepaalde in artikel 44, eerste lid, aanhef en onder b, van de Woningwet, de gevraagde bouwvergunningen hadden moeten worden geweigerd.
Bij uitspraak van 31 juli 2003 (SBR 03/1784 VV) heeft de voorzieningenrechter, gelet op bovengenoemde uitspraak van de AbRS, het besluit van 27 februari 2003 geschorst.
Bij besluit van 11 december 2003 heeft verweerder het bezwaar tegen het besluit van
27 februari 2003 gegrond verklaard en laatstgenoemd besluit herroepen, waarbij vrijstelling op grond van het tweede lid van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) is geweigerd, en waarbij de op 4 december 2002 gevraagde bouwvergunning voor het bouwen van villa nr. 3 alsnog is geweigerd.
Bij uitspraak van deze rechtbank van 6 juli 2004 (SBR 04/0059) is het beroep tegen het besluit van 11 december 2003 ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak is hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 22 oktober 2004 heeft verweerder het besluit van 11 december 2003 gewijzigd, in die zin dat dit besluit is aangevuld met de weigering om op de voet van bepaalde voorschriften van de Bouwverordening van de gemeente Baarn (hierna: de bouwverordening) ontheffing te verlenen van de voorschriften in deze verordening betreffende de voor- en achtergevelrooilijnen.
De AbRS heeft in de uitspraak van 30 maart 2005 (200406327/1) geoordeeld dat het besluit van 22 oktober 2004 een besluit is als bedoeld in artikel 6:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Gelet op het bepaalde in de artikelen 6:19 en 6:24 van de Awb, is het hoger beroep geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 22 oktober 2004.
De AbRS heeft de uitspraak van de rechtbank van 6 juli 2004 bevestigd en het beroep tegen het besluit van 22 oktober 2004 ongegrond verklaard.