ECLI:NL:RBUTR:2007:BA0010

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
16 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
224495/KG RK 07-32
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.J. Schepen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om verlof tot conservatoir beslag op runderen van verzoeker

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 16 januari 2007 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een verzoeker die conservatoir beslag wilde leggen op runderen die in beslag waren genomen door de Staat der Nederlanden, Ministerie van Justitie. De runderen waren in beslag genomen op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en bevonden zich onder bewaring van een derde partij, Kassing-De Raaphof B.V. De verzoeker stelde dat het strafvorderlijk beslag niet in stand kon blijven en dat teruggave van de dieren voorzienbaar was. Hij vreesde dat de dieren verkocht of afgemaakt zouden worden door het openbaar ministerie en vroeg daarom om verlof tot het leggen van conservatoir beslag.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat het gevraagde verlof in strijd is met het wettelijk systeem van zowel het strafvorderlijk als het conservatoir beslag. De rechter merkte op dat het openbaar ministerie geen voorafgaande rechterlijke machtiging nodig heeft om over in beslag genomen voorwerpen te vervreemden, en dat een civielrechtelijk beslag niet mogelijk is zolang het strafvorderlijk beslag van kracht is. De rechter benadrukte dat de beslissing over teruggave van in beslag genomen voorwerpen voorbehouden is aan de strafrechter en dat een vordering bij de burgerlijke rechter tot teruggave niet ontvankelijk is.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek tot het leggen van conservatoir beslag afgewezen, omdat dit de zelfstandige bevoegdheid van het openbaar ministerie zou doorkruisen en de bewaring van de in beslag genomen voorwerpen zou verlengen. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. H.J. Schepen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rekestnummer: 224495 / KG RK 07-32
Beschikking van 16 januari 2007
in het door
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
procureur mr. J.A.F. Boor ,
ingediende verzoekschrift, strekkende tot het verlenen van verlof om ten laste van:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE STAAT DER NEDERLANDEN, MINISTERIE VAN JUSTITIE,
zetelend te 's-Gravenhage,
conservatoir beslag tot afgifte en levering te mogen leggen op de in het verzoekschrift bedoelde runderen van verzoeker die zich thans onder een derde (de te Bunnik gevestigde besloten vennootschap Kassing-De Raaphof B.V.) bevinden.
1. De beoordeling
1.1 Uit het verzoekschrift blijkt dat door verweerder in totaal 69 runderen bij verzoeker in beslag zijn genomen en vervolgens door verweerder in bewaring zijn gegeven aan voormelde derde. De voorzieningenrechter begrijpt dat de inbeslagneming heeft plaatsgevonden op grond van artikel 94 Sv. Thans wenst verzoeker conservatoir beslag tot afgifte op al deze runderen te leggen op de gronden die zijn vermeld in het aangehechte verzoekschrift. Verzoeker is op 11 januari 2007 telefonisch over het verzoek gehoord.
1.2 Kort gezegd stelt verzoeker dat het strafvorderlijk beslag niet in stand kan blijven en dat teruggave van de dieren voorzienbaar is. Teneinde te voorkomen dat - zoals volgens verzoeker in de praktijk bij dergelijke beslagen gebruikelijk is - de dieren door verweerder zullen worden verkocht of zullen worden afgemaakt, wenst verzoeker thans conservatoir beslag tot afgifte te leggen. De voorzieningenrechter oordeelt over dit verzoek, mede gelet op de inhoud van het onder rolnummer 1591/02 KG tussen andere partijen gewezen arrest, waarvan verzoeker bij monde van zijn procureur telefonisch heeft verklaard dat hij de inhoud daarvan kent, als volgt.
1.3 Blijkens het voorgaande strekt het onderhavige verzoekschrift ertoe te voorkomen dat de dieren door verweerder, en dan meer in het bijzonder het openbaar ministerie, worden verkocht of afgemaakt. Het is de vraag of een dergelijk civielrechtelijk beslag mogelijk is gelet op het strafvorderlijke beslag en de bevoegdheden die het openbaar ministerie daaraan kan ontlenen. Aangaande deze bevoegdheden is van belang dat ingevolge het wettelijk systeem van artikel 117 Sv geen voorafgaande rechterlijke machtiging vereist is indien het openbaar ministerie tot vervreemding wenst over te gaan van een in beslag genomen voorwerp. Een eventueel beklag op de voet van artikel 552a Sv tegen de machtiging ingevolge artikel 117 Sv is onverenigbaar met dit wettelijk systeem (HR 2 maart 1999, NJ 1999, 416).
1.4 Deze zelfstandige bevoegdheid van het openbaar ministerie om machtiging tot vervreemding te verlenen is door de wetgever in het leven geroepen, teneinde het aantal voorwerpen dat bij justitie in bewaring is alsmede de daarmee gepaard gaande kosten van de bewaring drastisch te beperken. Indien de strafrechter later de teruggave van een in beslag genomen voorwerp gelast dat ingevolge een machtiging van het openbaar ministerie is vervreemd, dient de bewaarder ingevolge artikel 119 Sv de prijs die het voorwerp heeft opgebracht (of redelijkerwijs zou hebben opgebracht) uit te betalen.
1.5 Met bovengenoemd stelsel is onverenigbaar dat degene onder wie de voorwerpen strafvorderlijk in beslag zijn genomen, door middel van een conservatoir beslag tot afgifte ten laste van de Staat de uitvoering van een machtiging tot vervreemding zou kunnen blokkeren. In de eerste plaats zou daardoor - behoudens indien het conservatoir beslag op grond van artikel 705 Rv zou worden opgeheven - de bewaring uit hoofde van het strafvorderlijk beslag moeten voortduren totdat de strafrechter omtrent de teruggave beslist, tevens wordt daardoor de zelfstandige bevoegdheid van het openbaar ministerie om de duur en de kosten van de bewaring te beperken op onaanvaardbare wijze doorkruist.
1.6 Voorts is van belang dat geen hoofdzaak in de zin van artikel 700 lid 3 Rv denkbaar is waarin ten gronde over een vordering tot afgifte van strafvorderlijk in beslag genomen zaken kan worden beslist. De beslissing omtrent teruggave van de strafvorderlijk in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen is immers voorbehouden aan de strafrechter (artikel 353 Sv). Een vordering bij de burgerlijke rechter tot teruggave is niet ontvankelijk. Ook een vordering die strekt tot een bevel tot teruggave nadat de bevoegde rechter een daartoe strekkende last heeft gegeven kan niet gelden als een eis in de hoofdzaak als bedoeld in artikel 700 lid 3 Rv. De Staat zal immers, indien de strafrechter een last tot teruggave heeft gegeven en die uitspraak onherroepelijk is, daaraan zonder meer voldoen.
1.7 Voor een civielrechtelijk bevel tot nakoming van die last tot teruggave is slechts plaats indien een concrete dreiging bestaat dat de Staat onrechtmatig zal handelen door de last niet uit te voeren, maar daarvan kan niet worden uitgegaan. De omstandigheid dat aan een last tot teruggave niet meer kan worden voldaan indien de dieren reeds ingevolge de machtiging van het openbaar ministerie zijn vervreemd, staat aan het voorgaande niet in de weg, omdat in het stelsel van de wet daarin uitdrukkelijk is voorzien doordat alsdan de verkoopopbrengst moet worden uitbetaald (artikel 119 lid 2 Sv).
1.8 De conclusie uit het voorgaande is dat het gevraagde verlof tot het leggen van een conservatoir beslag tot afgifte en levering van de onderhavige runderen in strijd is met het stelsel van zowel het strafvorderlijk als het conservatoir beslag.
1.9 Het gevraagde verlof zal derhalve worden geweigerd.
2. De beslissing
De voorzieningenrechter
weigert het gevraagde verlof tot het leggen van conservatoir beslag.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.J. Schepen en in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2007.
w.g. griffier w.g. rechter