RECHTBANK UTRECHT
Sector bestuursrecht
uitspraak van de enkelvoudige kamer d.d. 19 april 2007
[eiseres]
wonende te [woonplaats],
eiseres,
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),
verweerder.
Inleiding
1.1 De rechtbank heeft, bij uitspraak van 13 december 2005 (bekend onder registratienummer SBR 05/126), het door eiseres tegen verweerders besluit van 10 december 2004 ingestelde beroep gegrond verklaard, laatstgenoemd besluit vernietigd en bepaald dat verweerder een nader besluit neemt op het door eiseres tegen het primaire besluit van verweerder van 21 juni 2004 gemaakte bezwaar. Bij laatstgenoemd besluit heeft verweerder de uitkering van eiseres ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (hierna: WAO), die was berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%, met ingang van 15 augustus 2004 ingetrokken.
1.2 Verweerder heeft het bezwaar bij besluit van 9 mei 2006 opnieuw ongegrond verklaard. Tegen dat besluit heeft eiseres beroep ingesteld.
1.3 Het geding is behandeld ter zitting van 29 maart 2007, waar eiseres in persoon is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde mr. J.L. van Schoonhoven, advocaat te Amersfoort. Verweerder is niet verschenen.
Feiten en standpunten van partijen
2.1 De rechtbank neemt in aanmerking de rechtens vaststaande feiten zoals bij voornoemde uitspraak van 13 december 2005 weergegeven. Voor de beoordeling van het onderhavige beroep acht de rechtbank in het bijzonder van belang de omstandigheid dat eiseres voorheen gedurende 36 uur per week werkzaam was als secretaresse en dat het jaarcontract van eiseres door haar werkgever, na haar uitval in september 2000 niet is verlengd.
2.2 In zijn rapportage van 2 februari 2006 concludeert bezwaarverzekeringsarts R.A. Admiraal op basis van dossieronderzoek dat eiseres belastbaar is voor arbeid conform de opgestelde, ten opzichte van 8 november 2003 op enkele onderdelen gewijzigde, Functionele Mogelijkheden Lijst (hierna: FML) van 13 februari 2006.
2.3 De bezwaararbeidsdeskundige C.P. van Wijk concludeert in zijn rapportage van 6 april 2006 dat eiseres op basis van de FML van 13 februari 2006 op de in geding zijnde datum van 15 augustus 2004 geschikt moet worden geacht voor het eigen werk bij een andere werkgever. De rapportage bevat geen theoretische duiding van voor eiseres geschikte functies. Vermeld wordt dienaangaande dat als gevolg van de gewijzigde belastbaarheid van eiseres de eerder in de procedure geduide functies voor een groot deel niet kunnen worden gehandhaafd. De bezwaararbeidsdeskundige heeft overleg gehad met de bezwaarverzekeringsarts over de geschiktheid van eiseres voor het eigen werk.
2.4 In beroep stelt eiseres zich onder meer op het standpunt dat ook in het thans bestreden besluit onvoldoende rekening is gehouden met haar klachten en beperkingen. Zij acht zich ongeschikt is voor het uitoefenen van haar eigen werk als secretaresse. Het is onduidelijk hoe het Uwv thans tot het oordeel komt dat het eigen werk voor eiseres geschikt te achten is, terwijl die functie aanvankelijk niet voldeed omdat zij was aangewezen op nek- en armsparend werk en terwijl zich ten aanzien van dat medisch aspect geen nieuwe feiten en omstandigheden hebben voorgedaan, aldus eiseres. Voorts voert eiseres aan dat het besluit, voor zover inhoudende een ingrijpende correctie van de passende functies en de met terugwerkende kracht geschiktverklaring voor het eigen werk, onzorgvuldig is voorbereid omdat eiseres er tot de datum van het bestreden besluit vanuit mocht gaan dat zij ongeschikt werd geacht voor het eigen werk.
2.5 Verweerder stelt zich in beroep op het standpunt dat het bestreden besluit berust op goede gronden en verwijst naar de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts van 2 februari 2006 en de rapporten van de bezwaararbeidsdekundige van 16 februari 2005, 2 november 2005 en 6 april 2006.
Overwegingen
2.6 Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de WAO is arbeidsongeschikt, geheel of gedeeltelijk, hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebreken, zwangerschap of bevalling geheel of gedeeltelijk niet in staat is om met arbeid te verdienen, hetgeen gezonde mensen, met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan, met arbeid gewoonlijk verdienen. Onder eerstgenoemde arbeid wordt ingevolge het vijfde lid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de werknemer met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
2.7 Ingevolge artikel 36, eerste lid, van de WAO vindt herziening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering plaats wanneer degene aan wie zij is toegekend voor een hogere of lagere uitkering in aanmerking komt.
2.8 Volgens artikel 1 van het Besluit einde wachttijd en uitlooptermijn WAO, WAZ en Wajong 1999 (Stcrt. 2000, nr. 158; hierna: het Besluit) hanteert het Uwv bij beslissingen over het intrekken of verlagen van toegekende arbeidsongeschiktheidsuitkeringen in verband met vermindering van arbeidsongeschiktheid op grond van de WAO het beleid als weergegeven in de bijlage bij dat besluit. Deze bijlage luidt, voor zover van belang, als volgt.
(...) b. Het Lisv [thans het Uwv; toevoeging rechtbank] hanteert bij beslissingen over het intrekken of verlagen van toegekende arbeidsongeschiktheidsuitkeringen in verband met vermindering van arbeidsongeschiktheid het volgende beleid inzake het al dan niet in acht nemen van een uitlooptermijn. Onder uitlooptermijn wordt verstaan de termijn gedurende welke de arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt voortgezet te rekenen vanaf de dag na datum waarop de uitvoeringsinstelling de schriftelijke aanzegging of beslissing heeft verzonden.
1. De uitvoeringsinstelling licht de verzekerde schriftelijk in omtrent de bevindingen over zijn arbeidsongeschiktheid en de arbeidsmogelijkheden. Dit kan via een brief (schriftelijke aanzegging) of de beslissing.
2. De uitvoeringsinstelling trekt de toegekende arbeidsongeschiktheidsuitkering in dan wel verlaagt deze nadat de schriftelijke aanzegging of beslissing is verzonden, indien de verzekerde geschikt is voor het eigen werk bij zijn werkgever dan wel voor passend werk dat bij zijn werkgever beschikbaar is, en per de datum waarop de verzekerde in dit werk kan hervatten.
3. De uitvoeringsinstelling trekt de toegekende arbeidsongeschiktheidsuitkering in dan wel verlaagt deze, in andere gevallen dan de gevallen genoemd in de voorgaande volzin, met inachtneming van een uitlooptermijn van twee maanden, welke aanvangt op de dag na datum waarop de schriftelijke aanzegging of beslissing is verzonden. (...).
2.9 Ten aanzien van de grief van eiseres met betrekking tot de geschiktheid voor het eigen werk oordeelt de rechtbank als volgt.
2.10 Uit de gedingstukken, in het bijzonder de laatste door de bezwaararbeidsdeskundige opgestelde rapportage van 6 april 2006, blijkt dat een theoretische functieduiding anders dan voorheen niet meer mogelijk is, doordat eiseres als gevolg van de aangepaste FML ongeschikt moet worden geacht voor een groot deel van de eerder geduide functies. De bezwaararbeidsdeskundige concludeert dat eiseres geschikt moet worden geacht voor het eigen werk. Los van de vraag of eiseres terecht geschikt te achten is voor het eigen werk, zoals zij bestrijdt, dient beoordeeld te worden of eiseres op 15 augustus 2004 geschikt was te achten voor het eigen werk.
2.11 Naar het oordeel van de rechtbank dient deze vraag ontkennend te worden beantwoord. Niet in geding is dat eiseres haar eigen werk al geruime tijd niet meer uitoefent en niet meer voor haar toenmalige werkgever werkzaam is. Op deze situatie ziet onderdeel B, 3 van de hierboven weergegeven beleidsregels uit de bijlage bij het Besluit. Uit dat beleid vloeit ten aanzien van de onderhavige zaak voort dat ten aanzien van de beslissing om eiseres geschikt te achten voor het eigen werk een uitlooptermijn van twee maanden in acht had dienen te worden genomen. De rechtbank oordeelt dan ook dat het bestreden besluit is genomen in afwijking van de hierboven weergegeven beleidsregels, terwijl uit de inhoud van het bestreden besluit noch anderszins is gebleken dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die afwijking van dit beleid rechtvaardigen. Het bestreden besluit is derhalve genomen in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel en komt om die reden voor vernietiging in aanmerking.
2.12 De rechtbank overweegt voorts als volgt. Uit voornoemde rapportage van 6 april 2006 van de bezwaararbeidsdeskundige en de onderliggende arbeidsmogelijkhedenlijst volgt dat een theoretische schatting per 15 augustus 2004 niet meer mogelijk is. Naar vaste jurisprudentie is het in een zodanige situatie, vanuit het oogpunt van zorgvuldige bejegening van de verzekerde, in beginsel niet toelaatbaar de opgestelde lijst van voor de verzekerde geschikte functies ingrijpend te wijzigen. Nu de conclusie van het Uwv luidt dat eiseres op arbeidskundige gronden geschikt moet worden geacht voor het eigen werk en bij een dergelijk besluit, zoals hiervoor aangegeven, een uitlooptermijn in acht had moeten worden genomen, had het Uwv op de door eiseres gemaakte bezwaren niet anders kunnen beslissen dan het bezwaar gegrond te verklaren en het primaire besluit te herroepen.
2.13 De rechtbank ziet dan ook aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) zelf in de zaak te voorzien. Doende hetgeen verweerder had behoren te doen zal zij het bezwaar van eiseres alsnog gegrond verklaren en het primaire besluit herroepen.
2.14 Het verzoek van eiseres om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente komt op grond van artikel 8:73 van de Awb voor toewijzing in aanmerking. Voor de berekening van de wettelijke rente verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 1 november 1995, LJN: ZB1495, RSV 1996/182 en JB 95/314. Van overige schade, die eiseres als gevolg van het bestreden besluit heeft geleden, is de rechtbank niet gebleken.
2.15 De rechtbank acht voorts termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Awb verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres in beroep. Deze kosten zijn met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op ? 644,- als kosten van verleende rechtsbijstand. Daarbij wordt 1 punt toegekend voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met wegingsfactor 1, waarde per punt ? 322,-.
2.16 Ten overvloede overweegt de rechtbank dat indien het Uwv na deze uitspraak tot herziening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering van eiseres zou besluiten, aan die herziening een nieuwe medische en arbeidskundige beoordeling ten grondslag zal moeten worden gelegd, gelet op het tijdsverloop sinds de huidige in geding zijnde datum, 15 augustus 2004, en de dan door het Uwv aan te nemen herzieningsdatum.
De rechtbank beslist als volgt.
Beslissing
De rechtbank Utrecht,
3.1 verklaart het beroep gegrond,
3.2 vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van dat besluit,
3.3 verklaart het tegen het primaire besluit van 21 juni 2004 gemaakte bezwaar alsnog gegrond,
3.4 herroept het primaire besluit van 21 juni 2004,
3.5 veroordeelt het Uwv tot vergoeding van de wettelijke rente, zoals hiervoor is overwogen onder 2.14,
3.1 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres in dit geding ad ? 644,-, te betalen door het Uwv aan eiseres,
3.7 bepaalt dat het Uwv het door eiseres betaalde griffierecht ad ? 38,- aan haar vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M.P. Gerrits-Janssens en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2007
mr. J.J. van Doorn mr. M.P. Gerrits-Janssens
Tegen deze uitspraak staat, binnen zes weken na de dag van bekendmaking hiervan, voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.