ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C. Slothouber
- Rechtspraak.nl
Kwalificatie van een leer-arbeidsovereenkomst als arbeidsovereenkomst in de zin van het Burgerlijk Wetboek
In deze zaak, die voor de Rechtbank Utrecht werd behandeld, stond de kwalificatie van een leer-arbeidsovereenkomst centraal. De eiser, werkzaam bij Polynorm, had een leer-arbeidsovereenkomst gesloten op 1 september 2003, maar stelde dat deze overeenkomst als een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW moest worden aangemerkt. De eiser vorderde doorbetaling van loon, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente, op basis van de stelling dat er een keten van arbeidsovereenkomsten was ontstaan, waardoor de laatste overeenkomst voor bepaalde tijd als een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd moest worden beschouwd.
De kantonrechter oordeelde dat voor de kwalificatie als arbeidsovereenkomst drie elementen aanwezig moeten zijn: arbeid, loon en een gezagsverhouding. In dit geval ontbrak het element 'arbeid', omdat de werkzaamheden van de eiser voornamelijk gericht waren op zijn eigen opleiding en niet productief waren voor de werkgever. De kantonrechter concludeerde dat de leer-arbeidsovereenkomst niet voldeed aan de vereisten van artikel 7:610 BW, en dat de arbeidsovereenkomst van 1 juli 2006 rechtsgeldig was geëindigd op 31 december 2006.
De eiser werd veroordeeld in de proceskosten, en de vordering tot doorbetaling van loon werd afgewezen. Dit vonnis benadrukt het belang van de feitelijke werkzaamheden en de intentie van partijen bij het aangaan van een overeenkomst, en bevestigt dat niet elke overeenkomst die als zodanig wordt aangeduid, automatisch als een arbeidsovereenkomst kan worden gekwalificeerd.