ECLI:NL:RBUTR:2007:BA8411

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
28 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
SBR 07/1670
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake gebruik terrein Veerwei te Rhenen voor Rijnweek 2007

Op 16 mei 2007 heeft de stichting Rhenen Rustig en Groen een verzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rhenen om handhaving van het bestemmingsplan buitengebied met betrekking tot het gebruik van het terrein 'Veerwei' te Rhenen. Dit terrein wordt jaarlijks gebruikt voor het evenement De Rijnweek, georganiseerd door de Stichting Rijnweek Rhenen. Na het indienen van een bezwaarschrift tegen het niet tijdig beslissen op het handhavingsverzoek, heeft verzoekster op 27 juni 2007 een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Dit verzoek is op 28 juni 2007 ter zitting behandeld, waarbij verzoekster werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. L. Alberts, en de verweerder door mr. J.R. Vermeulen en drs. M. Mol - van Zelst.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het handhavingsverzoek van 16 mei 2007 niet alleen betrekking heeft op de Rijnweek 2007, maar op alle evenementen die op het terrein plaatsvinden. Hierdoor is de redelijke termijn voor het nemen van een besluit door verweerder nog niet verstreken, wat betekent dat het bezwaarschrift van verzoekster niet-ontvankelijk is. Dit heeft geleid tot de afwijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat, hoewel verzoekster betoogde dat de brief van verweerder van 21 juni 2007 als besluit moet worden opgevat, er geen bezwaarschrift tegen deze brief is ingediend. Aangezien artikel 8:81 van de Awb vereist dat er een bezwaarschrift moet zijn ingediend voor het treffen van een voorlopige voorziening, was er ook in dit opzicht geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en geen proceskosten aan verweerder opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector bestuursrecht
zaaknummer: SBR 07/1670 VV
1a
uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 juni 2007
inzake
de stichting Rhenen Rustig en Groen,
gevestigd te Rhenen,
verzoekster,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rhenen,
verweerder.
Inleiding
1.1 Op 16 mei 2007 heeft verzoekster aan verweerder verzocht over te gaan tot handhaving van het bestemmingsplan buitengebied met betrekking tot het gebruik van het terrein "Veerwei" te Rhenen, waarop onder andere jaarlijks de Stichting Rijnweek Rhenen (hierna de vergunninghouder) het evenement De Rijnweek houdt. Op 27 juni 2007 heeft verzoekster een bezwaarschrift tegen het niet tijdig beslissen op het handhavingsverzoek ingediend.
1.2 Op 27 juni 2007 heeft verzoekster een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
Het verzoek om een voorlopige voorziening is op 28 juni 2007 ter zitting behandeld, waar verzoekster is verschenen bij gemachtigde mr. L. Alberts, advocaat te Hardinxveld-Giessendam en [voorzitter], voorzitter van de Stichting Rhenen Rustig en Groen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.R. Vermeulen, advocaat te Rotterdam, en drs. M. Mol - van Zelst, werkzaam bij de gemeente Rhenen. Namens de vergunninghouder zijn ter zitting verschenen mr. R.A. van Huussen, advocaat te Veenendaal, en [voorzitter respectievelijk lid], voorzitter, respectievelijk lid van de Stichting Rijnweek Rhenen.
Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2 Voor zover deze toetsing meebrengt dat een oordeel wordt gegeven over het geschil in de bodemprocedure, heeft dit oordeel een voorlopig karakter en bindt dit de rechtbank niet bij haar beslissing in die procedure.
2.3 Verzoekster wenst met haar verzoek tot een voorlopige voorziening te bereiken dat de vergunninghouder verboden wordt om het terrein "Veerwei" in strijd met het geldende bestemmingsplan te gebruiken en het gebruik ten behoeve van de Rijnweek 2007 met onmiddellijke ingang te staken.
2.4 Verzoekster heeft als statutair doel een rustig en groen leefklimaat in de gemeente Rhenen in stand te houden en te bevorderen. In dat kader heeft zij in juni 2006 een handhavingsverzoek ingediend betreffende het terrein Veerwei. Verzoekster was gebleken dat verweerder diverse evenementen op betreffend terrein toestond, terwijl die evenementen in strijd waren met het bestemmingsplan.
Op 16 mei 2007 heeft verzoekster opnieuw bij verweerder een handhavingsverzoek ingediend.
Naar aanleiding van dit verzoek heeft op 15 juni 2007 een gesprek plaatsgevonden tussen verzoekster en de burgemeester en de verantwoordelijk wethouder.
Bij brief van 21 juni 2007, verzonden 27 juni 2007, heeft verweerder verzoekster bericht dat hij uit het gesprek en de reactie op het gespreksverslag heeft geconcludeerd dat het handhavingsverzoek betrekking heeft op het gehele terrein Veerwei en ziet op alle activiteiten die daar plaatsvinden en dat daarmee vaststaat dat het handhavingsverzoek niet alleen voor de Rijnweek 2007 is bedoeld.
2.5 Ingevolge het bepaalde in de artikelen 7:1 en 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan alleen tegen een besluit bezwaar worden gemaakt en vervolgens beroep worden ingesteld.
In artikel 6:2, aanhef en onder b. van de Awb is vervolgens bepaald dat voor de toepassing van de wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijk wordt gesteld.
Gelet op hetgeen bepaald is in artikel 4:13, eerste lid, van de Awb dient een beschikking te worden gegeven binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn of, bij het ontbreken van zulk een termijn, binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat de redelijke termijn in ieder geval verstreken is wanneer het bestuursorgaan binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking heeft gegeven.
2.6 Gelet op het feit dat het handhavingsverzoek van 16 mei 2007 niet beperkt is tot de Rijnweek 2007, maar ziet op alle evenementen op deze locatie, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de redelijke termijn waarbinnen door verweerder besloten moet worden niet korter kan zijn dan acht weken. De beslistermijn is naar voorlopig oordeel daarom nog niet verstreken. Het bezwaarschrift van verzoekster zal hierdoor niet-ontvankelijk zijn en dus niet inhoudelijk beoordeeld hoeven worden door verweerder. Dit betekent dat het met dit bezwaarschrift samenhangende verzoek om een voorlopige voorziening dient te worden afgewezen.
2.7 Ter zitting heeft verzoekster nog betoogd dat het verzoek om een voorlopige voorziening zich mede richt tot de genoemde brief van verweerder van 21 juni 2007 en dat deze brief als besluit in de zin van artikel 6:3 van de Awb moet worden opgevat. Verzoekster merkt in dat verband op dat de brief een besluit inhoudt inzake de procedure ter voorbereiding van een besluit vatbaar voor bezwaar, aangezien dat besluit verzoekster rechtstreeks in haar belangen raakt.
De voorzieningenrechter stelt vast dat, daargelaten of de brief van 21 juni 2007 een besluit is als bedoeld in artikel 6:3 van de Awb, een bezwaarschrift daartegen ontbreekt. Nu artikel 8:81 van de Awb vereist dat voor het treffen van een voorlopige voorziening een bezwaarschrift moet zijn ingediend, ziet de voorzieningenrechter ook in zoverre geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.8 Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om verweerder in de proceskosten te veroordelen.
Beslissing
De voorzieningenrechter,
wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Aldus vastgesteld door mr. drs. R. in 't Veld en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2007.
De griffier: De voorzieningenrechter:
mr. M.S.D. de Weerd mr. drs. R. in 't Veld
Afschrift verzonden op:
Zaaknummer: SBR 07/1670 VV blad 3
uitspraak