ECLI:NL:RBUTR:2007:BA9666

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
11 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
220998/ HA ZA 06-2533
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdelijke aansprakelijkheid van kaarthouder voor zakelijke creditcarduitgaven

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 11 juli 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen Paysquare B.V. en een gedaagde partij, die hoofdelijke aansprakelijkheid had aanvaard voor uitgaven gedaan met een zakelijke creditcard. Paysquare vorderde betaling van een bedrag van EUR 21.971,38, subsidiair EUR 20.500,29, met contractuele rente. De gedaagde partij voerde verweer en stelde dat de bestedingslimiet van de creditcard niet EUR 10.000,- was, maar EUR 2.500,-. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde partij, als kaarthouder, verantwoordelijk was voor de uitgaven die met de creditcard waren gedaan, ongeacht de bestedingslimiet. De rechtbank concludeerde dat de bestedingslimiet op verzoek van de vennootschap Clarity was verhoogd naar EUR 10.000,- en dat de gedaagde partij hiervan op de hoogte had moeten zijn. De rechtbank wees het primaire verweer van de gedaagde partij af en oordeelde dat hij gehouden was tot betaling van de uitgaven die met de creditcard waren gedaan. Uiteindelijk werd de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van EUR 14.793,50, vermeerderd met rente, en in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van kaarthouders in relatie tot zakelijke creditcardovereenkomsten en de gevolgen van het niet tijdig blokkeren van een creditcard door de maatschappij.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 220998 / HA ZA 06-2533
Vonnis van 11 juli 2007
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PAYSQUARE B.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
procureur mr. C. Beijer,
advocaat mr. D.M. Terpstra te Breda,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. J.J. Degenaar,
advocaat mr. C.A. Fokker te Hilversum.
Partijen zullen hierna Paysquare en [gedaagde partij] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 januari 2007
- het proces-verbaal van comparitie van 25 mei 2007.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [Gedaagde partij] heeft –mede middels zijn vennootschap [BV]- op grond van een overeenkomst met Clarity Control B.V. (hierna te noemen Clarity) voor laatstgenoemde trainingen gecoördineerd.
2.2. Omdat in het kader van deze trainingen regelmatig materialen moesten worden besteld via internet heeft Clarity op 17 september 2004 bij Paysquare ten laste van de bankrekening van Clarity een creditcard aangevraagd. Deze creditcard werd op naam van [gedaagde partij] gesteld. Onderaan het aanvraagformulier, onder het kopje ‘Onderstaande gegevens door de bank in te vullen’, staat een bestedingslimiet van EUR 2.500,- bijgeschreven. Bovenaan het aanvraagformulier staat:
‘Dit formulier kunt u opsturen/overhandigen aan:
- Indien u uw bankrekening invult: uw eigen bank’
2.3. [Gedaagde partij] heeft bij deze overeenkomst hoofdelijke aansprakelijkheid aanvaard voor
de uitgaven met de creditcard. De overeenkomst luidt, voorzover van belang, als volgt:
‘Ondergetekende verklaart zich door ondertekening akkoord met de Algemene Voorwaarden Zakenkaart zoals weergegeven aan de achterzijde van dit aanvraagformulier. Ondergetekende aanvaardt uitdrukkelijk de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de uitgaven gedaan met de zakenkaart, zoals omschreven in artikel 12 van de Algemene Voorwaarden Zakenkaart.’
Artikel 12 van de Algemene Voorwaarden Zakenkaart luidt, voorzover van belang, als volgt:
‘Het bedrijf is tegenover Paysquare als hoofdelijk medeschuldenaar aansprakelijk voor de betaling van alle vorderingen voortvloeiende uit het gebruik van de kaart, onverminderd de eigen aansprakelijkheid van de Kaarthouder, zodat wanneer de één heeft betaald, de ander is bevrijd.’
2.4. Op 13 oktober 2004 ontving Paysquare van de bank van Clarity de volgende stukken:
- een ‘garantiestelling ten behoeve van credit card verstrekking’ met betrekking tot de bankrekening van Clarity, waarin de bank Clarity aanbeval als cliënt van Paysquare. Verder staat op deze brief met pen het nummer van de creditcard van [gedaagde partij] vermeld, alsmede de tekst ‘Crediet van E 5000 naar 10.000’;
- een wijzigingsformulier bestedingsruimte waarmee werd verzocht de bestedingsruimte van de kaart op naam van [gedaagde partij] te verhogen van EUR 5.000,- naar EUR 10.000,-. Uit de latere rekeningoverzichten, waarop de bestedingslimiet van EUR 10.000,- in de rechterbovenhoek is vermeld, blijkt dat dit verzoek is goedgekeurd door Paysquare.
2.5. In de periode vanaf de aanvraag tot en met 22 maart 2005 zijn vervolgens uitgaven gedaan met de kaart. Deze uitgaven werden in opdracht van [gedaagde partij] door medewerkers van Clarity gedaan.
2.6. Maandelijks werd door Paysquare aan Clarity een rekeningoverzicht verstuurd.
Uit de overgelegde overzichten blijkt dat op 1 februari 2005 een uitgave is gedaan van EUR 2.752,89. Het totaalbedrag aan uitgaven op het rekeningoverzicht van 21 februari 2005 bedroeg EUR 8.622,49. Dit bedrag van EUR 8.622,49 is 9 maart 2005 opnieuw als debetpost opgenomen. Na 9 maart 2005 is nog voor een bedrag van EUR 582,66 aan uitgaven gedaan met de creditcard.
2.6. Op 1 april 2005 is [gedaagde partij] vertrokken bij Clarity. De creditcard is daarna niet meer gebruikt.
2.7. Op 16 november 2005 is Clarity is staat van faillissement verklaard.
2.8. Met het uitbrengen van een dagvaarding in september 2006 door Paysquare werd [gedaagde partij] geconfronteerd met de vordering van Paysquare. Deze dagvaarding is niet aangebracht bij de rechtbank. Op 20 oktober 2006 is de dagvaarding uitgebracht die heeft geleid tot de onderhavige procedure.
3. Het geschil
3.1. Paysquare vordert primair veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van EUR 21.971,38 en subsidiair veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van EUR 20.500,29, in beide gevallen te vermeerderen met de contractuele rente over EUR 15.833,98 vanaf 16 september 2006 tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2. [Gedaagde partij] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Paysquare vordert van [gedaagde partij], ter nakoming de bij de creditcardovereenkomst (hierna: de overeenkomst) overeengekomen hoofdelijke aansprakelijkheid door [gedaagde partij], betaling van de tot op heden onbetaald gebleven uitgaven gedaan met de creditcard waarvan [gedaagde partij] kaarthouder was.
4.2. De rechtbank begrijpt het primaire verweer van [gedaagde partij] aldus dat hij stelt dat de bestedingslimiet niet EUR 10.000,- was maar EUR 2.500,-, en dat hij derhalve niet aansprakelijk is voor méér dan EUR 2.500,-. Ter staving van dit verweer voert [gedaagde partij] –onbetwist- aan dat in de praktijk altijd in eerste instantie een bestedingslimiet wordt overeengekomen van EUR 2.500,- en dat in het najaar van 2004 uitgaven met de creditcard zijn geweigerd vanwege overschrijding van deze bestedingslimiet.
4.3. Uit het feit dat het aanvraagformulier voor de creditcard door de aanvrager ingevuld aan de bank moest worden overhandigd, en de bestedingslimiet is ingevuld in het door de bank in te vullen deel van het formulier concludeert de rechtbank dat deze bestedingslimiet is ingevuld door de bank nadat het formulier door [gedaagde partij] is ondertekend. Derhalve maakt de op het aanvraagformulier vermelde bestedingslimiet op zichzelf geen deel uit van de overeenkomst tussen Paysquare en [gedaagde partij]. De hoofdelijke aansprakelijkheid ziet derhalve in zijn algemeenheid op ‘de uitgaven gedaan met de zakenkaart’.
4.4. De rechtbank volgt [gedaagde partij] in zoverre in zijn verweer dat zij er, nu deze stelling onbetwist is gebleven, van uit gaat dat de bestedingslimiet in eerste instantie inderdaad EUR 2.500,- geweest zal zijn, en dat inderdaad in het najaar van 2004 betalingen zijn geweigerd vanwege overschrijding van deze limiet. Dat de bestedingslimiet echter naderhand kennelijk op verzoek van Clarity is verhoogd naar EUR 10.000,- blijkt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam uit de onder 2.4 genoemde stukken, de overgelegde rekeningoverzichten en het gebruik van de creditcard voor uitgaven die de EUR 2.500,- overschreden. Nu vast staat dat de bestedingslimiet is verhoogd naar EUR 10.000,- verwerpt de rechtbank het primaire verweer.
4.5. Verder stelt [gedaagde partij] dat hij niet wist van een verhoging van de bestedingsruimte en dat, indien hij had geweten van de verhoging van de bestedingslimiet naar EUR 10.000,-, hij hier nooit mee akkoord zou zijn gegaan. [gedaagde partij] stelt in dit verband dat medewerkers van Clarity de bestellingen feitelijk deden, in het begin steeds met zijn toestemming maar later zelfstandig, omdat zij toen in feite al beschikten over de creditcardgegevens. Nu hierdoor in feite iedereen binnen het bedrijf met zijn creditcard uitgaven kon doen, was de bestedingslimiet van EUR 2.500,- van groot belang, aldus [gedaagde partij].
4.6. De rechtbank stelt voorop dat een bestedingslimiet primair aan een creditcardovereenkomst is verbonden ter bescherming van de belangen van de creditcardmaatschappij tegen overschrijding van de kredietwaardigheid van haar wederpartij. Wanneer de bestedingslimiet van een creditcard wordt verhoogd, komt daarom aan de kaarthouder geen beroep toe op overschrijding van de vóór de verhoging geldende bestedingsruimte. Wel zal van een professioneel handelende creditcardmaatschappij zoals Paysquare bij wijze van zorgplicht mogen worden verwacht dat wanneer op verzoek van een ander dan de hoofdelijke aansprakelijke kaarthouder zelf om verhoging van de bestedingslimiet wordt verzocht, zij die kaarthouder daarvan in kennis stelt zodat deze zich er steeds van bewust is hoe ver zijn aansprakelijkheid reikt.
4.7. In dit geval is de verhoging kennelijk op verzoek van Clarity aangevraagd. De vraag is derhalve of Paysquare jegens [gedaagde partij] aan voornoemde zorgplicht heeft voldaan. In dit verband is van belang dat de bestedingslimiet op de rekeningafschriften werd vermeld. Deze rekeningafschriften werden maandelijks op naam van [gedaagde partij] naar het adres van Clarity verstuurd. De creditcard werd uitsluitend gebruikt ten behoeve van het bestellen van goederen die bestemd waren voor de door [gedaagde partij] gecoördineerde trainingen. Dit blijkt uit het verhandelde ter comparitie, waar [gedaagde partij] verklaarde dat de op de overzichten vermelde goederen inderdaad werden gebruikt voor de trainingen, dat de goederen hem niet onbekend voorkwamen en dat het best kon zijn dat hij daar toestemming voor had gegeven. Daarbij in aanmerking nemende dat deze uitgaven de bestedingslimiet van EUR 2.500,- aanmerkelijk overtroffen, komt de rechtbank tot de conclusie dat [gedaagde partij] wist, althans behoorde te weten, dat de bestedingslimiet was verhoogd naar EUR 10.000,- en dat door Paysquare aan diens zorgplicht is voldaan. Het feit dat medewerkers van Clarity, doordat [gedaagde partij] hen de creditcardgegevens verstrekte, in feite de uitgaven zonder zijn toestemming konden doen is een onzorgvuldigheid die naar het oordeel van de rechtbank voor rekening van [gedaagde partij] komt. [gedaagde partij] had immers als coördinator van de trainingen de verantwoordelijkheid voor het toezicht op de daartoe gedane uitgaven met de creditcard waarvan hij de kaarthouder was.
4.8. Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde partij] op grond van de hoofdelijke aansprakelijkheid gehouden kan worden tot betaling van uitgaven gedaan met de creditcard met een maandelijkse bestedingslimiet van EUR 10.000,-.
4.9. Het deel van het gevorderde bedrag dat naar het oordeel van de rechtbank voor toewijzing vatbaar is bedraagt EUR 14.793,50 zijnde het totaal van de nog niet aan Paysquare voldane uitgaven met de creditcard tot en met 9 maart 2005 met contractuele rente, eveneens tot en met 9 maart 2005. Het feit dat dit bedrag op zichzelf hoger is dan EUR 10.000,- zijnde de bestedingslimiet doet niet aan toewijsbaarheid af. Het betreft hier immers een totaalbedrag dat betrekking heeft op uitgaven die in twee afzonderlijke periodes zijn gedaan en die elk in die periodes binnen de bestedingslimiet vielen. Verder zal de gevorderde contractuele rente worden toegewezen vanaf de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening.
4.10. Voor wat betreft de uitgaven gedaan na 9 maart 2005, toen het kennelijk gestorneerde bedrag opnieuw als schuld is opgenomen, overweegt de rechtbank dat toewijzing hiervan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De rechtbank overweegt hiertoe dat van een zorgvuldig handelende creditcardmaatschappij in haar rol als schuldeiser tegenover een met privé-vermogen hoofdelijk aansprakelijke schuldenaar als [gedaagde partij] gevergd had mogen worden dat zij op het moment dat het betalingsgedrag van Clarity te wensen overliet waardoor een beroep op de hoofdelijke aansprakelijkheid [gedaagde partij] tot de mogelijkheden ging behoren, de kaart had moeten blokkeren althans [gedaagde partij] direct hiervan op de hoogte had kunnen stellen zodat deze had kunnen besluiten de uitgaven met de creditcard te staken. Ook de gevorderde contractuele rente is niet voor toewijzing vatbaar voorzover het betreft de periode vanaf 9 maart 2005 tot 20 oktober 2006, het moment van het uitbrengen van de dagvaarding die heeft geleid tot de onderhavige procedure. [gedaagde partij] is immers niet uitdrukkelijk op de hoogte gesteld laat staan gesommeerd en derhalve niet in de gelegenheid gesteld om maatregelen te treffen om te voorkomen dat de vordering verder kon oplopen. De gevorderde contractueel overeengekomen buitengerechtelijke kosten alsmede de subsidiair gevorderde buitengerechtelijke kosten op grond van het Rapport Voorwerk II zijn om dezelfde reden niet voor toewijzing vatbaar.
4.11. [Gedaagde partij] zal als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Paysquare worden begroot op:
- dagvaarding EUR 74,06
- vast recht 490,00
- salaris procureur 1.158,00 (2,0 punten × tarief EUR 579,00)
Totaal EUR 1.722,06
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt [gedaagde partij] om aan Paysquare te betalen een bedrag van EUR 14.793,50 (veertienduizendzevenhonderddrieënnegentig euro en vijftig eurocent), te vermeerderen met de maandelijkse contractuele rente van 1,5% vanaf 20 oktober 2006 tot aan de dag van algehele voldoening,
5.2. veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten, aan de zijde van Paysquare tot op heden begroot op EUR 1.722,06,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. van Rens en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2007.
w.g. griffier w.g. rechter