ECLI:NL:RBUTR:2007:BB1594
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.E. Kruijff-Bronsing
- F.L. Muskens
- G. Veldhoen
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in vordering tot tenuitvoerlegging van een Duitse straf
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 22 mei 2007 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf die was opgelegd door het Amtsgericht Leverkusen in Duitsland. De veroordeelde, geboren in 1974, was eerder veroordeeld voor openlijk in vereniging geweld plegen en poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie niet tijdig heeft voldaan aan de wettelijke vereisten voor de vordering tot tenuitvoerlegging, zoals vastgelegd in artikel 18 van de Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen (WOTS). De rechtbank constateerde dat de termijn voor de vordering met 16 weken was overschreden, maar oordeelde dat deze overschrijding geen gevolgen hoefde te hebben voor de ontvankelijkheid van de vordering. Echter, de rechtbank oordeelde ook dat de officier van justitie niet had voldaan aan de vereisten van artikel 45 van de WOTS, omdat het vonnis van de Duitse rechter niet aan de veroordeelde was betekend. Hierdoor kon de rechtbank niet anders dan de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de wettelijke procedures bij de tenuitvoerlegging van buitenlandse strafvonnissen.