ECLI:NL:RBUTR:2007:BB3261
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging uithuisplaatsing van minderjarigen en de rol van voogdij in het gezinsleven
In deze zaak heeft de rechtbank Utrecht op 3 september 2007 uitspraak gedaan over de uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De verzoekers, de vader en de oma van de kinderen, hebben de rechtbank verzocht om de uithuisplaatsing te beëindigen en de kinderen bij de oma te plaatsen. De vader, die psychiatrisch belast is en zwakbegaafd, heeft een relatie gehad met de moeder van de kinderen, die op 4 november 2002 is overleden. De kinderen zijn sinds november 2005 ondergebracht in een medisch kinderhuis en zijn psychologisch onderzocht. De voogd, de stichting William Schrikker Jeugdbescherming, heeft verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing, die door de rechtbank is verleend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de oma niet de juiste persoon is om de zorg voor de kinderen op zich te nemen, gezien de problematiek van de kinderen en de rapporten van het poliklinisch therapeutisch centrum Trialis. De rapporten geven aan dat beide kinderen ernstige hechtingsproblematiek en ontwikkelingsachterstanden vertonen. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van de kinderen is dat zij in een veilige omgeving worden geplaatst, zoals geadviseerd door Trialis, en dat de oma niet belast moet worden met de dagelijkse opvoedingstaken. De rechtbank heeft de verzoeken van de vader en de oma om de uithuisplaatsing te beëindigen afgewezen, omdat de vader geen gezag heeft en de oma niet langer als verzorgende kan worden aangemerkt.
De rechtbank benadrukt dat de relatie tussen de vader, de oma en de kinderen moet worden hersteld, maar dat dit niet ten koste mag gaan van de stabiliteit en veiligheid van de kinderen. De beslissing van de rechtbank is in het openbaar uitgesproken, waarbij de kinderrechter de verzoekers niet ontvankelijk heeft verklaard in hun verzoeken.