ECLI:NL:RBUTR:2007:BB8317
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.R. Krol
- A.G. Bakker
- I. Bruna
- Rechtspraak.nl
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en deelname aan een criminele organisatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 20 november 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en deelname aan een criminele organisatie. De verdachte, geboren in Guinee en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Utrecht, werd beschuldigd van het invoeren van 3.471,43 gram cocaïne in Nederland op 4 juli 2006. Dit gebeurde via een criminele organisatie die zich bezighield met het werven van koeriers en het verstoppen van drugs in geprepareerde schoenen en albums. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij deze organisatie, die op geraffineerde wijze drugs vanuit Afrika naar Nederland smokkelde.
De rechtbank heeft tijdens de zittingen op 5 en 6 november 2007 diverse getuigenverklaringen en afgeluisterde telefoongesprekken onderzocht. Uit deze bewijzen bleek dat de verdachte een actieve rol speelde in de organisatie, waaronder het regelen van transporten en het aansteken van koeriers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van de criminele activiteiten en dat hij wist dat de koerier, [I.B], cocaïne bij zich had. De verdachte had [I.B] naar Gambia gestuurd om drugs mee te nemen en was betrokken bij de aanhouding van [I.B] op Schiphol.
De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf op van drie jaar. De rechtbank weegt hierbij de ernst van de feiten, de rol van de verdachte binnen de organisatie en de impact van drugscriminaliteit op de samenleving mee. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend was. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechtbank de verdachte vrijsprak van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.