ECLI:NL:RBUTR:2007:BB9152

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
23 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
SBR 07-3139 en 07-3233
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van bestemmingsplan en gebruiksverbod voor seksinrichting in Zeist

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 23 november 2007, hebben verzoekers, wonende te Zeist en Utrecht, bezwaar gemaakt tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist. Deze besluiten, genomen op 16 oktober 2007, gaven verzoekers de opdracht om het gebruik van hun pand aan [adres 1] als seksinrichting voor 24 november 2007 te beëindigen, met een dreiging van een dwangsom van € 10.000,- per week tot een maximum van € 100.000,-. De voorzieningenrechter heeft in deze voorlopige voorziening geoordeeld dat het gebruik van de eerste verdieping en een gedeelte van de begane grond in strijd is met de planvoorschriften van de Parapluregeling, die seksinrichtingen verbiedt. De rechter oordeelde dat de verzoekers als overtreders van het gebruiksverbod kunnen worden aangemerkt en dat zij de situatie feitelijk in hun macht hebben om te beëindigen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de Parapluregeling ook van toepassing is op het bestemmingsplan "Partiële herziening uitbreidingsplan Waterwingebied Zeist", ondanks dat dit in de bijlage niet volledig was vermeld. De rechter heeft geconcludeerd dat de begunstigingstermijn van één week voor het beëindigen van het gebruik als seksinrichting niet onredelijk kort is, gezien de aard van het illegale gebruik. De verzoekers hebben geen bewijs kunnen leveren dat er een toezegging was gedaan door de gemeente dat het gebruik van het pand als seksinrichting zou worden toegestaan. De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen, zonder de gemeente te veroordelen tot vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector bestuursrecht
zaaknummer: SBR 07/3139 en 07/3233
uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 november 2007
inzake
[verzoe[1]]
wonende te Zeis[verzoeker 2]]
wonende te Utrecht,
verzoekers,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist,
verweerder.
Inleiding
1.1 De verzoeken hebben betrekking op de besluiten van 16 oktober 2007 waarbij verzoekers zijn gelast het gebruik van het pand [adres 1] als seksinrichting voor 24 november 2007 te beëindigen en beëindigd te houden, op straffe van verbeuring van een dwangsom van € 10.000,- per week met een maximum van € 100.000,-.
1.2 De verzoeken zijn op 20 november 2007 ter zitting behandeld, waar verzoeke[1] in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. J.J.D. Doleweerd, advocaat te Utrecht. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door N.K.J. Wiggers, werkzaam bij de gemeente Zeist.
Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2 Voor zover deze toetsing meebrengt dat een oordeel wordt gegeven over het geschil in de bodemprocedure, heeft dit oordeel een voorlopig karakter en bindt dit de rechtbank niet bij haar beslissing in die procedure.
2.3 Verzoeke[1] heeft tot voor kort ruim 17 jaar een seksinrichting geëxploiteerd in het pand aan de [adres 2] Toen hij dat pand moest verlaten heeft hij samen met zijn vader, ver[2]] de eigenaars en tevens bewoners van het pand op nummer 76 voorgesteld dat aan hen te verkopen. Uiteindelijk is de begane grond eigendom gebleven van de oorspronkelijke bewoners en is de bovenverdieping verkocht aan [verzoeker 2]. De bovenverdieping wordt door [verzoeker 2] verhuurd aan [verzoeker 1]. De begane grond wordt door [verzoeker 2] gehuurd.
2.4 Op het perceel is het bestemmingsplan "Partiële herziening uitbreidingsplan Waterwingebied Zeist" van toepassing. Ingevolge dit bestemmingsplan rust op het perceel de bestemming "meergezinswoningen - 3 bouwlagen, winkels, bedrijven, kantoren e.d. verplicht".
2.5 Daarnaast geldt volgens verweerder voor de hele gemeente het bestemmingsplan "Parapluregeling verbod seksinrichtingen" (hierna: Parapluregeling). Verzoekers hebben zich echter op het standpunt gesteld dat de Parpluregeling geen betrekking heeft op het bestemmingsplan "Partiele herziening uitbreidingsplan Waterwingebied Zeist" nu in de bij de Parapluregeling behorende bijlage dit bestemmingsplan zonder de toevoeging "partiële herziening uitbreidingsplan" staat vermeld.
2.6 De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat met de Parapluregeling ook het bestemmingsplan "Partiele herziening uitbreidingsplan Waterwingebied Zeist" is gewijzigd. Dat in de bijlage van de Parapluregeling het bestemmingsplan "Partiele herziening uitbreidingsplan Waterwingebied Zeist" abusievelijk niet met deze volledige titel staat vermeld, heeft niet tot gevolg dat de Parapluregeling daardoor niet van toepassing zou zijn op dat bestemmingsplan. De datum van vaststelling en de datum van goedkeuring van dit bestemmingsplan staan immers correct op de bijlage vermeld, waardoor geen twijfel bestaat dat het in de bijlage vermelde bestemmingsplan inderdaad de "Partiele herziening uitbreidingsplan Waterwingebied Zeist" betreft. Dat dit verzoeke[1] niet duidelijk was, maakt niet dat deze wijziging geen rechtskracht heeft gekregen.
Ingevolge artikel 2 van de planvoorschriften van de Parapluregeling wordt onder 'seksinrichting' verstaan: de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht.
Ingevolge artikel 5, onder A, sub 1 van de planvoorschriften van de Parapluregeling is het verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor een seksinrichting.
2.7 De voorzieningenrechter is van oordeel dat de weergave in het bestreden besluit van de in het pand op nummer 76 geconstateerde feiten voldoende duidelijk maakt dat dit pand wordt gebruikt als seksinrichting in de zin van artikel 2 van de planvoorschriften. Aan verzoekers kan weliswaar worden toegegeven dat in een daartoe opgesteld proces-verbaal preciezer had kunnen worden beschreven hoe de zogenoemde peeskamertjes waren ingericht, uit de dossierstukken is echter volstrekt duidelijk dat de kamers worden gebruikt ten behoeve van een seksinrichting. Tevens is voldoende aannemelijk geworden dat de begane grond van het pand mede wordt gebruikt als ontmoetingsruimte ten dienste van deze seksinrichting. Dat gebruik van de begane grond valt onder de dwangsomaanschrijving. Zoals tussen partijen niet in geschil is, heeft de dwangsomaanschrijving geen betrekking op het gebruik van de begane grond als winkel. Aangezien de eerste verdieping en een gedeelte van de begane grond in strijd met de planvoorschriften wordt gebruikt als seksinrichting, is sprake van een overtreding van artikel 5, onder A, sub 1 van de planvoorschriften van de Parapluregeling. Verweerder is derhalve bevoegd tot handhavend optreden.
2.8 Verzoeker[1] en [2] gebruiken of laten de betreffende ruimten gebruiken als seksinrichting. Zij zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter aan te merken als overtreders van het gebruiksverbod.
Voor de beantwoording van de vraag of verzoekers het feitelijk in hun macht hebben om de illegale situatie te beëindigen is het volgende van belang. De seksinrichting wordt geëxploiteerd onder de naam [naam onderneming]. Blijkens het uittreksel van de Kamer van Koophandel is [naam onderneming] de handelsnaam van Chance Vastgoed & Entertainment B.V. Als directeur staat in het uittreksel verzoeke[1] vermeld, die alleen en zelfstandig bevoegd is de vennootschap in en buiten rechte te vertegenwoordigen. Uit de dossierstukken leidt de rechtbank af dat [verzoeker 1] ook feitelijk degene is die namens [naam onderneming] naar buiten treedt. Onder deze omstandigheden moet worden aangenomen dat [verzoeker 1] degene is die het in zijn macht heeft de situatie te beëindigen. De voorzieningenrechter wijst in dit verband op de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) van 8 december 2004, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, onder LJN: AR7120 en van 1 maart 2006, gepubliceerd onder LJN: AV2937. Dat er in de huurovereenkomst die [verzoeker 1] met de gebruiksters van de kamers heeft gesloten een beletsel is gelegen het gebruik binnen één week te staken, is niet aannemelijk gemaakt.
Wat betreft verz[2] is eveneens van belang dat hij het als huurder en gebruiker van de begane grond in zijn macht het gebruik ten dienste van de seksinrichting te beëindigen. Als eigenaar van de eerste verdieping heeft hij het in zijn macht het gebruik van de bovenverdieping te laten staken. Ook in zijn geval is niet gebleken dat in de huurovereenkomst die hij met zijn zoon, verzoeker [1], heeft gesloten een beletsel is gelegen het gebruik op de bovenverdieping binnen één week te staken.
2.9 Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in het geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden verlangd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.10 Uit de artikelen 3 en 4, van de bij de Parapluregeling behoren[adres 2][adres 2] is aangewezen als het perceel waar een seksinrichting mag worden geëxploiteerd. Op grond van de Parapluregeling is er in de gemeente Zeist slechts plaats voor één seksinrichting en één escortbureau. Daarmee staat vast dat in andere panden in de gemeente Zeist vestiging van een seksinrichting op grond van het bestemmingsplan is uitgesloten. De voorzieningenrechter constateert dat, zolang de eigenaar van [adres 2] niet bereid is aan een bestemmingsplanwijziging mee te werken, er evenmin een concreet zicht bestaat op een vrijstelling van het bestemmingsplan. Er bestaat dan ook geen concreet zicht op legalisatie. Dat er sprake is van bijzondere omstandigheden is niet aannemelijk geworden. Ten aanzien van het beroep op het vertrouwensbeginsel, is de voorzieningenrechter van oordeel dat, gelet op de gemotiveerde betwisting door verweerder, het op de weg van verzoekers ligt om aannemelijk te maken dat door verweerder zonder voorbehoud de toezegging is gedaan dat het gebruik van [adres 2] als seksinrichting zou worden toegestaan. Verzoekers hebben daartoe geen bewijsaanbod gedaan. Bovendien kan opgewekt vertrouwen, mede gelet op de positie van derden, niet zonder meer leiden tot legalisatie van gebruik dat in strijd is met het bestemmingsplan.
2.11 Gelet op de aard van het illegale gebruik acht de voorzieningenrechter de begunstigingstermijn van één week niet onredelijk kort. Anders dan wanneer de kamers zouden dienen als woonruimte, kan het gebruik ten behoeve van een seksinrichting op ieder gewenst moment gestaakt worden.
2.12 De voorzieningenrechter ziet, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, geen aanleiding tot het treffen van de voorlopige voorzieningen. Onder deze omstandigheden bestaat evenmin aanleiding om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
Beslissing
De voorzieningenrechter,
wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af.
Aldus vastgesteld door mr. R.P. den Otter en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2007.
De griffier: De voorzieningenrechter:
mr. G. Delissen mr. R.P. den Otter
Afschrift verzonden op: