ECLI:NL:RBUTR:2007:BB9764
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. van Delft-Baas
- Rechtspraak.nl
Vervoersovereenkomst en aansprakelijkheid onder het CMR-verdrag
In deze zaak, die voor de Rechtbank Utrecht werd behandeld, ging het om een geschil tussen de besloten vennootschap POST-KOGEKO TRANSPORT B.V. en een gedaagde die niet verschenen was. De rechtbank oordeelde over de aansprakelijkheid van de gedaagde in het kader van een vervoersovereenkomst, waarbij het CMR-verdrag van toepassing was. De eiseres vorderde schadevergoeding voor schade aan de lading, die volgens haar het gevolg was van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door de gedaagde.
De rechtbank overwoog dat het toepasselijke recht, gezien de omstandigheden van de zaak, het Nederlands recht was, en dat de aansprakelijkheid van de vervoerder beperkt was tot 8,33 SDR per kilogram, zoals bepaald in het CMR-verdrag. De rechtbank concludeerde dat de eiseres onvoldoende bewijs had geleverd voor opzet of bewuste roekeloosheid van de gedaagde, wat zou leiden tot een doorbreking van de aansprakelijkheidsbeperkingen. Hierdoor werd de vordering van de eiseres afgewezen voor het grootste deel, en werd de schadevergoeding beperkt tot het wettelijk vastgestelde bedrag.
Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de eiseres niet had aangetoond dat zij de overeenkomst buitengerechtelijk had ontbonden, maar dat de vordering tot ontbinding van de overeenkomst wel toewijsbaar was, omdat de gedaagde tekort was geschoten in de nakoming. De rechtbank wees ook de vordering tot betaling van beslagkosten toe, maar wees de vordering tot nakosten af. Uiteindelijk werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding, de beslagkosten en de proceskosten, met wettelijke rente vanaf een bepaalde datum. Het vonnis werd uitgesproken op 12 december 2007.