ECLI:NL:RBUTR:2007:BC1201

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
28 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-602700-07
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie voor meerdere strafbare feiten waaronder diefstal, bedreiging en vernieling

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 28 december 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal, bedreiging en vernieling. De verdachte, geboren in 1992, werd beschuldigd van verschillende delicten die zich in Veenendaal hebben voorgedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 augustus 2007 heeft ingebroken in een woning en daarbij diverse goederen heeft gestolen. Daarnaast heeft hij op 5 oktober 2006 samen met een ander een diefstal gepleegd in een supermarkt, waarbij geweld is gebruikt tegen medewerkers. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte op 14 juni 2007 een medewerker van de supermarkt Hoogvliet heeft bedreigd met de woorden: 'We steken je wel neer'. Verder is de verdachte betrokken geweest bij de vernieling van een ruit op 1 januari 2007 en het beschadigen van een muur in een politiecel op 24 februari 2007. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 180 dagen jeugddetentie, waarvan 82 dagen voorwaardelijk, en heeft hem verplicht tot deelname aan een hulp- en steunprogramma. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte € 100,00 schadevergoeding moet betalen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een aantal andere tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen was dat hij deze had gepleegd. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte en de impact van zijn daden op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/602700-07
Datum uitspraak: 28 december 2007
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboortedatum],
wonende te [woonadres], [woonplaats]
Raadsman: mr. J.P.A. van Schaik.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 december 2007.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
Vrijspraak
Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder 3 primair is ten laste gelegd.
De rechtbank heeft, evenals de officier van justitie en de raadsman, op grond van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging verkregen dat verdachte het feit heeft begaan.
De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3 subsidiair, 4, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze als hieronder is vermeld.
1.
hij op 29 augustus 2007 te Veenendaal, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning (gelegen aan de[adres]) heeft weggenomen acht, horloges en een (lederen) portemonnee en een (gouden) ring en een zwarte mobiele telefoon toebehorende aan [aangever 1], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak op de achterdeur van die woning;
2.
hij op14 juni 2007 te Veenendaal, [aangever 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever 2] dreigend de woorden toegevoegd :"We steken je neer!";
3 Subsidiair.
hij op 25 mei 2007 te Veenendaal, een fiets (merk Koga Miyata, type Roadrunner-Mixed DK24) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die fiets wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
hij op 05 oktober 2006 te Veenendaal tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een dvd toebehorende aan supermarkt Hoogvliet, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [aangever 3] en [aangever 4], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander,
- op de rug van die [aangever 3] is gesprongen en
- de nek van die [aangever 3] met beide handen stevig heeft vastgepakt en
- zich heeft los getrokken uit de greep van die [aangever 3]
en
- die [aangever 4] met gebalde vuist heeft geslagen in haar gezicht en
- hard aan de haren van die [aangever 4] heeft getrokken;
5.
hij op 29 augustus 2006 te Veenendaal, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen aanstekers, toebehorende aan Euroland, welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [aangever 5], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte op dreigende toon tegen die [aangever 5] heeft gezegd: "Moet je klappen hebben" en met gebalde vuisten voor die [aangever 5] is gaan staan;
6.
hij op 01 januari 2007 te Veenendaal, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning, toebehorende aan [Eigenaar], heeft vernield, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk met een steen, die ruit in te gooien;
7.
hij op 24 februari 2007 te Veenendaal, opzettelijk en wederrechtelijk een muur van een politiecel, toebehorende aan Regio Politie Utrecht, heeft beschadigd, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk met een hard, scherp en/of puntig voorwerp in die muur te krassen;
8.
hij op 18 maart 2007 te Renswoude, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een woning gelegen aan de [straatnaam], shag en gel en een spaarpot met inhoud en drie horloges, toebehorende aan [aangever 7];
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2, 3 subsidiair, 4, 5, 6 7 en 8 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen:
Ten aanzien van feit 1:
De aangifte van [aangever 1] .
Aangeefster verklaart dat zij ontdekte dat er op 29 augustus 2007 ingebroken was in haar woning aan de [adres] te Veenendaal, waarbij het slot van de achterdeur werd geforceerd. In de woning werd een geldkistje opengebroken en uit de woning zijn diverse goederen weggenomen.
De verklaring van verdachte ter zitting d.d. 18 december 2008 – zakelijk weergegeven -:
Op 29 augustus 2007 heb ik ingebroken in de woning aan de [adres] te Veenendaal. Ik heb uit de woning verschillende voorwerpen meegenomen.
Ten aanzien van feit 2:
De aangifte van [aangever 2] , medewerker van de supermarkt C1000 in Veenendaal.
Aangever verklaart dat hij op 14 juni 2007 aan het werk was. Hij hoorde dat er problemen waren met een caissière en hij heeft daarop een jongen (de rechtbank begrijpt [mededader 1]) aangesproken. Eén van de andere jongens uit het groepje zei tegen aangever: “We steken je wel neer”. Deze jongen droeg een grijs vest. Aangever voelde zich niet meer veilig en is weggegaan.
De verklaring van de getuige [getuige 2] , medewerker C1000 te Veenendaal.
Getuige heeft verklaard dat [aangever 2] met een groepje jongens heeft gesproken en hen tot rust probeerde te brengen. Getuige hoorde dat één van de jongens riep: “We steken je wel neer.” en dat deze woorden duidelijk tegen [aangever 2] waren gericht. De jongen die dit riep droeg een grijs vest.
De verklaring van verdachte ter zitting d.d. 18 december 2008 – zakelijk weergegeven -:
Op 14 juni 2007 was ik in de winkel van de C1000 te Veenendaal. Ik heb mijzelf op de foto’s die de politie mij heeft getoond herkend, ik droeg die dag onder andere een grijs, gestreept vest.
Ten aanzien van feit 3:
De aangifte van [aangever 8] .
Aangever verklaart dat op 24 mei 2007 twee, niet afgesloten fietsen zijn gestolen vanaf de oprit van zijn woning in Veenendaal. Eén van deze fietsen betrof een damesfiets, merk Koga Miyata, type Roadrunner mixed DK24, kleur zilver/paars.
De aanvullende verklaring van aangever [aangever 8] .
Aangever verklaart dat zijn dochter hem op 25 mei 2007 belde dat zij de fiets van haar moeder had gezien. Aangever is vervolgens naar zijn dochter toe gegaan en zij hebben samen de betreffende fiets afgesloten teruggevonden. Zij hebben het slot van de fiets geopend met de reservesleutel.
De verklaring van getuige [getuige 1] , dochter van aangever [aangever 8]:
Getuige verklaart dat zij op 25 mei 2007 op de Duivenwal in Veenendaal, een jongen op de fiets van haar moeder zag rijden. Nadat zij de jongen had aangeroepen, keerde de jongen om en fietste weg. Getuige is de jongen gevolgd en heeft haar vader gebeld. Getuige verliest de jongen uit het zicht en ziet hem even later, zonder fiets. Als zij de jongen aanspreekt en vraagt waar de fiets is, maakt de jongen een beweging met zijn hoofd in de richting van de Duivenwal. De jongen zegt vervolgens tegen getuige: “Als je er iets van zegt, sla ik je tanden uit je bek.” Getuige rijdt vervolgens met haar vader in de richting van de flats aan de Duivenwal en vindt daar de fiets van haar moeder.
De fotoconfrontatie , gehouden met getuige [getuige 1].
Getuige herkent tijdens een fotoconfrontatie de persoon op fotonummer 9 als de jongen die zij op de fiets van haar moeder zag rijden.
Verbalisant geeft aan (pagina 93) dat getuige de foto van verdachte heeft aangewezen.
De raadsman heeft aangevoerd dat het fotonummer van de gebruikte foto van zijn cliënt op pagina 92 van het proces-verbaal niet overeenkomt met het nummer genoemd bij foto 9 in het verslag van de opsporingsconfrontatie (pagina 94). De raadsman heeft verder aangevoerd dat niet vastgesteld kan worden hoe de fotoconfrontatie is samengesteld en welke foto’s zijn gebruikt, nu de in de confrontatie gebruikte foto van zijn cliënt en de overige foto’s niet in het dossier zijn gevoegd.
De rechtbank is op basis van het proces-verbaal van oordeel dat de politie de fotoconfrontatie heeft samengesteld met in achtneming van de daarvoor geldende richtlijnen.
In het proces-verbaal is gerelateerd (pagina 91 en 93) dat de getuige foto 9 heeft aangewezen. Op pagina 93 is tevens gerelateerd dat de persoon afgebeeld op foto 9 [verdachte] (verdachte) is. Dat in het proces-verbaal op pagina 92 het nummer van de betreffende foto ontbreekt, doet daar niets aan af.
Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
Ten aanzien van feit 4:
De aangifte van [aangever 3] , werkzaam bij supermarkt […] te Veenendaal.
Zakelijk samengevat verklaart aangever, bedrijfsleider bij supermarkt […], dat hij op 5 oktober 2006 in de winkel een jongen, die zich verdachte gedroeg, heeft verzocht om met hem mee te lopen naar het kassakantoor om de inhoud van zijn tas te onderzoeken. De jongen heeft vervolgens een zak chips uit de tas gehaald en geweigerd mee te lopen naar het kassakantoor. Op het moment dat de jongen de zak chips uit zijn tas haalde zag aangever dat er nog meer spullen in zijn tas zaten, waarvan hij vermoedde dat die ook uit de supermarkt afkomstig waren.
Vervolgens heeft aangever deze jongen aangehouden en bij zijn arm vastgepakt teneinde hem mee te nemen naar de kantine van de supermarkt. Onderweg naar de kantine ging een vriend van de aangehouden jongen zich er mee bemoeien, hetgeen uitliep op een worsteling tussen aangever en de twee jongens, waarbij een DVD-schijfjes uit de jas van de aangehouden jongen vielen. De twee jongens zijn uiteindelijk met hulp van de in de supermarkt aanwezige derden aangehouden. Aangever verklaart van collega’s te hebben gehoord dat hij door de jongens was geslagen maar dat hij dat zelf in alle tumult niet heeft gemerkt. Aangever verklaart als gevolg van één en ander pijn in zijn rug en een paar krabben in zijn nek te hebben opgelopen.
De verklaring van [aangever 4] .
Getuige verklaart dat er een schermutseling was tussen twee jongens en het personeel van […]. Wanneer beide jongens wegrennen pakt getuige één van hen beet. Getuige ziet dat de jongen haar sloeg met beide vuisten en haar bril raakte. De jongen pakte hard haar haar vast en trok keihard haar hoofd aan haar haren naar beneden. Aangeefster voelde daarbij pijn aan haar hoofd. Zij zag tevens dat haar bril was beschadigd.
De verklaring van [getuige 3] , vulploegleider supermarkt […] te Veenendaal.
Getuige verklaart dat [aangever 3] een jongen aansprak. De jongen wilde niet meekomen en probeerde hen weg te duwen. Getuige ziet dat [naam medewerker] (de rechtbank begrijpt aangever [aangever 3]) de jongen bij zijn arm probeerde te pakken. Een tweede jongen sprong op de rug van [naam medewerker]. Deze jongen pakte [naam medewerker] met kracht om zijn nek. De eerste jongen probeerde zich los te rukken en deed dit met slaande bewegingen. Beide jongens renden weg. Één van de jongens werd vastgepakt door een vrouw, deze jongen probeerde los te komen door met zijn armen te zwaaien en deed erg wild.
De verklaring van verdachte ter zitting d.d. 18 december 2008 – zakelijk weergegeven -:
Op 5 oktober 2006 was ik met mijn neef, [mededader 2], in de supermarkt Hoogvliet in Veenendaal ik heb daar een DVD meegenomen. Ik heb de DVD gestolen, want ik had hem af moeten geven.
Bij de kassa werd ik aangesproken door een man (de rechtbank begrijpt dat hier aangever [aangever 3] wordt bedoeld) van supermarkt […]; hij vroeg of ik mee wilde lopen. Ik liep mee en op een gegeven moment draaide ik mij om, ik wilde iets tegen mijn neefje, [mededader 2] zeggen. De man pakte mij bij mijn arm en ik probeerde los te komen. Ik riep mijn neefje om mij te helpen. Mijn neefje probeerde ons uit elkaar te halen. De man greep mijn neefje beet en ik sprong op de rug van de man. Mijn neefje en ik zijn vervolgens weggerend.
Ik werd daarna door een vrouw beetgepakt. Ik pakte de vrouw met mijn beide handen bij haar schouders en probeerde haar weg te duwen, het kan zijn dat ik haar bij haar hoofd heb gepakt. Ik heb mij wild gedragen om weg te komen.
De rechtbank heeft op grond van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging verkregen dat verdachte de overige goederen, genoemd in de tenlastelegging, heeft weggenomen uit de supermarkt Hoogvliet, nu deze goederen algemeen verkrijgbaar zijn en uit het proces-verbaal onvoldoende blijkt dat deze goederen daadwerkelijk uit de supermarkt Hoogvliet afkomstig zijn.
Verdachte dient van dit deel in de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 5:
De verklaring van aangeefster [aangever 5] , werkzaam bij Euroland te Veenendaal.
Aangeefster verklaart dat zij op 29 augustus 2006 aan het werk was als caissière en zag dat een jongen iets wegnam. Als aangeefster de jongen wil aanhouden zegt de jongen tegen haar: “Moet je klappen hebben.”, de jongen hield zijn rechtervuist gebald. Aangeefster voelde zich bedreigd en bang en deed een stap achteruit, waarna de jongen de winkel uitliep.
Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2].
In het proces-verbaal is de verklaring van [getuige 4], medewerkster Euroland te Veenendaal gerelateerd.
Getuige verklaart dat zij hoorde dat haar collega [aangever 5] een jongen aansprak. Zij zag dat de jongen een dreigende houding aannam en met gebalde vuisten voor [aangever 5] ging staan, alsof hij haar wilde slaan.
De verklaring van [getuige 5] .
Getuige verklaart dat hij samen met verdachte Euroland was binnengegaan. In de winkel hoorde hij hoe een vrouw verdachte aansprak, later begreep hij omdat verdachte kennelijk iets had weggenomen. Getuige zag en hoorde dat verdachte boos was. Uit het gedrag en de woorden van verdachte begreep getuige dat verdachte de vrouw bang wilde maken.
De verklaring van verdachte ter zitting d.d. 18 december 2008 – zakelijk weergegeven -:
Op 29 augustus 2006 was ik met [getuige 5] in Euroland in Veenendaal. Ik heb daar 5 aanstekers weggenomen en in mijn jas gestopt. Bij de uitgang werd ik aangesproken door een vrouw en zij zei dat ik mee moest lopen. Ik ben weggelopen.
Ten aanzien van feit 6:
De verklaring van aangever [aangever 9] .
Aangever verklaart dat hij op 1 januari 2007 in de woonkamer was van de woning aan de [adres] te Veenendaal. Hij zag buiten een groepje jongens staan, vermoedelijk Marokkaans. Aangever hoorde een harde klap en zag dat er glas rond vloog en dat er een steen in de woonkamer op de grond viel. Aangever keek naar buiten en zag de groep jongens wegrennen. [Eigenaar] is eigenaar van voornoemde woning.
De verklaring van [getuige 6] .
Getuige verklaart dat zij zag dat een jongen, die zich als laatste bij de groep had gevoegd, iets vast pakte en een gooiende beweging maakte in de richting van een woning aan de [adres]. Getuige hoorde een harde klap en glasgerinkel. De jongen droeg een ¾ jas met capuchon.
De verklaring van [getuige 7] .
Getuige verklaart dat hij de groep jongeren had weggestuurd in verband met rumoer dat zij veroorzaakten. Hij zag dat een jongen, [verdachte], zich als laatste bij de groep voegde. Deze jongen droeg een ¾ jas met een capuchon en woont aan de [adres] te Veenendaal.
Het proces-verbaal van bevindingen .
In het proces-verbaal wordt door [aangever 10] gerelateerd dat de moeder van verdachte [moeder verdachte] heet en dat verdachte op straat en door zijn familie “kleine [naam van moeder verdachte]” wordt genoemd en dat verdachte aan de [adres] te Veenendaal woont.
De verklaring van verdachte ter zitting d.d. 18 december 2008 – zakelijk weergegeven -:
Ik was op 1 januari 2007 bij de groep jongens op de [adres] in Veenendaal. Ik weet wie met een steen de ruit van de woning heeft ingegooid.
Ten aanzien van feit 7:
De aangifte van [aangever 10] , namens de regio politie Utrecht.
Aangever verklaart dat verdachte op 24 februari 2007 van 16.50 tot 20.30 uur in de opvangkamer nummer 3 van het bureau van politie te Veenendaal heeft gezeten. De volgende dag bleek dat er teksten op de muur waren gekrast: “maffia” (meermalen) en “Franse gat”. Tussen het tijdstip dat verdachte is heengezonden en het tijdstip van het ontdekken van de teksten heeft er niemand anders in die kamer gezeten.
Proces-verbaal van bevindingen van [aangever 10]
[aangever 10] verklaart dat ambtshalve bekend is dat verdachte de bijnaam [naam] heeft en in de Veenendaalse wijk het “Franse gat” woont.
Na de insluiting van verdachte heeft aangever met verdachte gesproken in opvangkamer 3 en aangever heeft toen geen teksten/inscripties op de muur gezien.
De verklaring van verdachte ter zitting d.d. 18 december 2008 – zakelijk weergegeven -:
Ik heb op 24 februari 2007 in een opvangkamer van het politiebureau in Veenendaal gezeten.
Ten aanzien van feit 8
De verklaring van de aangeefster [aangever 7]
Aangeefster verklaart dat zij op 18 maart 2007 alleen thuis was. Er werd aangebeld en er stond een aantal jongens voor de deur, één van hen was [mededader 1]. De jongens liepen naar binnen, een aantal ging naar boven en anderen bleven beneden. Eén jongen was boven in de slaapkamer van haar ouders, een andere jongen was in de badkamer. De jongens liepen overal en zij kon ze niet in de gaten houden. Op het moment dat de ouders van aangeefster thuis kwamen gingen de jongens er vandoor. De ouders van aangeefster bemerkten vervolgens dat er een aantal spullen uit de woning weg was genomen.
De aanvullende verklaring van [aangever 7]
Aangeefster verklaart dat [mededader 2] (de rechtbank begrijpt [mededader 2]) ook één van de jongens was die in de woning waren.
Aangeefster herkent de personen afgebeeld op twee aan haar getoonde foto’s als twee jongens die ook in de woning zijn geweest. Dit zijn [verdachte] (verdachte) en [mededader 3].
De verklaring van [vader aangever 7] , vader van [aangever 7].
Getuige verklaart dat een aantal jongens via de voordeur zijn woning verliet toen hij thuis kwam. Getuige miste zijn autosleutels, de sleutels werden teruggegeven door één van de jongens via zijn dochter [aangever 7] in ruil voor een achtergebleven jack. Later werd door één van de jongens een tube gel, een pakje shag en een horloge in de voortuin gegooid, welke door getuige werden herkend als zijn eigendom.
Door getuige werden nog en spaarpot met ongeveer 35 euro en twee horloges, afkomstig uit het nachtkastje van zijn vrouw, gemist.
De verklaring van [mededader 4] .
Getuige verklaart dat zij met zijn zessen in de woning van [aangever 7] zijn geweest. Dat hij heeft gezien dat [mededader 1] en [verdachte] als enigen naar boven zijn gelopen en dat één van hen, toen zij naar beneden werden geroepen, zei “dat zij nog bezig waren met zoeken.”.
Buiten vroeg [mededader 3] aan [verdachte] en [mededader 1] wat zij gestolen hadden. [mededader 1] gaf toen een pakje shag aan [mededader 3] en [verdachte] gaf [mededader 3] twee horloges.
De verklaring van [mededader 4] .
Getuige verklaart dat hij had gezien dat [mededader 1] een spaarpot onder zijn jas had.
De verklaring van [mededader 3]
Getuige verklaart dat ze met zijn zessen in de woning van [aangever 7] zijn geweest. Getuige heeft gezien dat [verdachte] en [mededader 1] naar boven zijn gelopen. Buiten zeiden [verdachte] en mededader 1] dat ze spullen hadden gestolen, zij lieten getuige de spullen zien.
[verdachte] had de shag en gel in zijn jaszak zitten. [mededader 1] had het horloge.
De verklaring van verdachte ter zitting d.d. 18 december 2008 – zakelijk weergegeven -:
Ik ben op 18 maart 2007 in de woning van [aangeefster] in Renswoude geweest. Ik was daar samen met de andere jongens. Ik ben ook boven in de woning geweest.
De raadsman heeft aangevoerd dat zijn cliënt en [mededader 1] door twee van de medeverdachten als daders worden aangewezen. Nu het Openbaar Ministerie de zaak tegen 4 medeverdachten heeft geseponeerd begrijpt de raadsman dat het Openbaar Ministerie deze verdachten kennelijk niet medeverantwoordelijk acht en dat er derhalve geen sprake is van “tezamen en in vereniging”. De raadsman stelt dat het vervolgens de vraag is of zijn cliënt medeverantwoordelijk is voor de spullen die [mededader 1] weggenomen zou hebben.
De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat de zaak tegen vier medeverdachten is geseponeerd door het Openbaar Ministerie niet betekent dat het bewijs voor het strafbaar handelen daarmee is vervallen.
Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3 subsidiair, 4, 5, 6 7 en 8 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1, 2, 3 subsidiair, 4, 5, 6 7 en 8 bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van feit 1:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Ten aanzien van feit 2:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Ten aanzien van feit 3 subsidiair:
Opzetheling.
Ten aanzien van feit 4:
Diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 5:
Diefstal, gevolgd door bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Ten aanzien van feit 6:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Ten aanzien van feit 7:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Ten aanzien van feit 8:
Diefstal door twee of meer verenigde personen.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sancties
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op zeer jonge leeftijd in ongeveer één jaar tijd schuldig gemaakt aan een groot aantal uiteenlopende feiten, waaronder een aantal buitengewoon ernstige feiten: twee diefstallen met (bedreiging van) geweld, een inbraak uit een woning, een diefstal uit een woning, verbale bedreiging, een tweetal vernielingen en opzetheling.
Verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan de gevoelens van onveiligheid die bij de slachtoffers in het bijzonder en bij de maatschappij in het algemeen door dergelijke feiten worden gewekt.
Het is algemeen bekend dat slachtoffers van delicten die gepaard gaan met bedreiging met zware mishandeling en diefstallen met (bedreiging) van geweld, nog lange tijd angstgevoelens kunnen ondervinden.
Verdachte heeft zich zowel bij de inbraak in de woning en de diefstal uit de woning totaal niet bekommerd om de enorme impact die dergelijk handelen heeft op het gevoel van veiligheid dat mensen in hun eigen woning behoren te mogen hebben en de privacy van de bewoners van de bewuste woningen, afgezien van de materiële schade die met dergelijke delicten gepaard gaat.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan heling van een fiets en een tweetal vernielingen.
Ook door deze handelingen toont verdachte weinig respect voor andere mensen en hun eigendommen en heeft verdachte de benadeelden financiële schade berokkend.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 5 december 2007, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte, van Bureau Jeugdzorg Utrecht, afdeling Jeugdreclassering, d.d. 14 november 2007, opgemaakt door T. Konings, jeugdreclasseringswerker;
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte, van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 12 december 2007, opgemaakt door R. Slagmolen, raadsonderzoeker;
- een omtrent verdachte opgemaakt psychologisch rapport d.d. 16 november 2007 van [gedragsdeskundige], inhoudende als conclusie – zakelijk weergegeven -:
Dat verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten - indien bewezen - lijdende was aan een gedragsstoornis en dat er bij verdachte tevens sprake is van zwakbegaafdheid.
Verdachte mag, ondanks zijn zwakbegaafdheid, in staat worden geacht in te zien dat zijn gedrag en daden niet acceptabel zijn. Verdachte is echter niet in staat om ten tijde van het plegen van de delicten de consequenties te beredeneren en te overzien. Gebleken is dat bij verdachte tevens sprake is van een gebrekkige gewetensontwikkeling en een gering inlevingsvermogen. Gesteld mag worden dat er een verband is tussen de gedragsstoornis en zijn gebrekkige ontwikkeling enerzijds en het plegen van de ten laste gelegde feiten anderzijds, waardoor hij niet geheel vrij was in zijn handelen.
Zijn gebrek aan respect voor geldende regels en normen, het niet of onvoldoende accepteren van gezag, zijn gebrekkige gewetensontwikkeling en gering inlevingsvermogen, gebrek aan zelfinzicht, zijn zelfbepalende instelling en aan de andere kant ook zijn beïnvloedbaarheid verhogen de kans op recidive.
In de huidige opvoedingssituatie krijgt betrokkene thuis en buitenshuis veel ruimte om zijn eigen gang te gaan en in contact te blijven met een vriendenkring waarbinnen het plegen van strafbare feiten niet wordt geschuwd. Met zijn huidige bagage en onbehandelde stoornis is de kans aanwezig dat betrokkene wederom een verkeerde koers zal gaan varen.
Door betrokkenes zelfbepalende instelling, gebrek aan acceptatie van gezag en wellicht geringe pedagogische vaardigheiden van moeder is mogelijk een scheefgroei ontstaan in de persoonlijkheidsontwikkeling.
Gezien de verhoogde kans op recidive is in eerste instantie een brede aanpak noodzakelijk in de vorm van een intensieve MST (Multi Systeem Therapie) of vergelijkbare behandeling, waarbij eveneens de ouders betrokken worden in de behandeling. Deze kan gefaciliteerd worden door De Waag. Eveneens is het van belang dat het ITB Plus traject voortgezet wordt.
Betrokkene kan enigszins verminderd toerekeningsvatbaar worden geacht.
De rechtbank neemt de conclusie van deze deskundige over en maakt deze tot de hare.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte voor feit 3 primair wordt vrijgesproken en ter zake van de onder 1, 2, 3 subsidiair, 4, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot -kort gezegd-:
- jeugddetentie voor de duur van 180 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 82 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden:
- de Maatregel Hulp en Steun, waarvan de eerste zes maanden ITB Plus;
- deelnemen aan het MST traject van De Waag;
- een werkstraf van 120 uur, subsidiair 60 dagen jeugddetentie;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [aangever 1] met oplegging van de maatregel tot schadevergoeding;
- niet ontvankelijk verklaring van de vordering van de benadeelde partij [aangever 8];
- teruggave van de inbeslaggenomen CD-Rom aan de rechthebbende.
De rechtbank acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke en deels voorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur passend en geboden.
De rechtbank acht, gelet op het grote aantal feiten in een relatief korte periode en de aard van de onder 1, 2, 4, 5 en 8 bewezenverklaarde feiten, een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur, alsmede een taakstraf als na te melden passend en geboden. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de houding van verdachte een forse voorwaardelijke straf op zijn plaats is. De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met de nog jonge leeftijd van verdachte.
Teruggave in beslag genomen goederen:
Met betrekking tot het in beslag genomen voorwerp, te weten een CD-Rom,
acht de rechtbank de C1000 supermarkt […] aan de [adres] te Veenendaal degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. De rechtbank zal gelasten dat dit voorwerp aan genoemde rechtspersoon wordt teruggegeven.
De vordering van de benadeelde partij [aangever 1].
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 1 ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 100,00 wegens materiële schade.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte onder 1 bewezenverklaarde feit.
De materiële schade wordt begroot op € 100,00, gelet op de bij de vordering gevoegde bijlage waaruit blijkt dat de totale schade € 555,00 bedraagt, waarvan door de verzekering van benadeelde na aftrek van het eigen risico, een bedrag van € 455,00 is vergoed.
De vordering zal daarom worden toegewezen, met verwijzing van verdachte in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De vordering van de benadeelde partij [aangver 8].
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 3 ten laste gelegde feit.
Nu aan de verdachte voor wat betreft het onder 3 primair ten laste gelegde feit geen straf of maatregel zal worden opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing zal vinden, dient de benadeelde partij ten aanzien van dat deel van de vordering genoemd onder I in voornoemde vordering, niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Nu niet is komen vast te staan dat de schade aan de benadeelde partij, genoemd onder II in voornoemde vordering, rechtstreeks schade is toegebracht door het onder 3 subsidiair bewezenverklaarde feit, dient de benadeelde partij ten aanzien van dat deel van de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De benadeelde partij en de verdachte moeten ieder de eigen kosten dragen.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 285, 310, 311, 312, 350, 416 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3 subsidiair, 4, 5, 6 7 en 8 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1, 2, 3 subsidiair, 4, 5, 6 7 en 8 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het onder 1, 2, 3 subsidiair, 4, 5, 6 7 en 8 bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot JEUGDDETENTIE voor de duur van 180 dagen.
Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 82 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarden niet naleeft:
1. dat de veroordeelde in het kader van de maatregel Hulp en Steun zich gedurende de
proeftijd gedraagt naar de door of namens Bureau Jeugdzorg Utrecht, afdeling Jeugdreclassering, te geven aanwijzingen, zolang die instelling dat nodig acht, ook als dat inhoudt dat de veroordeelde:
- de eerste zes maanden van de proeftijd deel moet nemen aan het project ITB-plus;
- zal deelnemen aan het MST project van De Waag;
2. met opdracht aan voornoemde instelling de veroordeelde bij de naleving van de
voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een TAAKSTRAF, bestaande deze straf uit:
een werkstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 60 dagen indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
Gelast de teruggave van een CD-Rom aan de rechthebbende.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 1], wonende te Veenendaal, toe tot een bedrag van € 100,00 (zegge honderd euro).
Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 100,00 (zegge honderd euro) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 2 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Verklaart de benadeelde partij [aangever 8] niet ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Heft de reeds geschorste bevelen tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door mr A.G. Bakker, kinderrechter en mrs J.R. Krol en S.K. Thiery-Bouwman, bijgestaan door G. van Engelenburg als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 december 2007.
Mr S.K. Thiery-Bouwman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.