Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 198977 / HA ZA 05-1607
Vonnis van 12 december 2007
de stichting
PENSIOENFONDS TANDARTSEN EN TANDARTS-SPECIALISTEN,
gevestigd te Bilthoven,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. E.H. de Jonge-Wiemans,
1. [gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
procureur mr. G.G.A.J.M. van Poppel,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ELMARACC B.V.,
gevestigd te Zeist,
gedaagde in conventie,
procureur mr. G.G.A.J.M. van Poppel,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BORRIE & CO ACCOUNTANTS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
procureur mr. J.M. van Noort.
Eiseres in conventie zal hierna SPT worden genoemd. Gedaagden in conventie zullen verder [gedaagden c.s.] genoemd worden. Afzonderlijk zullen gedaagden in conventie [gedaagde sub 1], Elmarracc
en Borrie worden genoemd.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaardingen
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van [gedaagde sub 1] en Elmaracc
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring van Borrie
- de conclusies van antwoord in de incidenten van SPT
- het vonnis in het incident van 23 augustus 2006
- nadere incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring, tevens conclusie van antwoord in
de hoofdzaak in conventie en van eis in reconventie van [gedaagden c.s.]
- de conclusie van antwoord tot referte in het vrijwaringsincident van SPT
- het vonnis in het incident en in de hoofdzaak van 6 december 2006
- het proces-verbaal van comparitie van 8 maart 2007
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de conclusie van repliek in conventie
- de akte overlegging producties van [gedaagde sub 1] en Elmaracc
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie van [gedaagden c.s.]
- de conclusie van dupliek in reconventie van SPT.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. SPT is een krachtens de “Wet betreffende verplichte deelneming in een beroepspensioenregeling” ingesteld pensioenfonds ten behoeve van tandartsen en tandartsspecialisten en/of hun nagelaten betrekkingen.
2.2. [gedaagde sub 1] is registeraccountant. Uit een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel voor Utrecht en omstreken van 22 februari 2007 blijkt dat Elmaracc op 5 augustus 1977 is opgericht en dat zij onder de handelsnaam Elmaracc B.V., met [accountants] Belastingadviseurs een onderneming drijft sinds 30 maart 1990. Enig aandeelhouder en enig bestuurder van Elmaracc is GJS Holding B.V. [gedaagde sub 1] is, blijkens uittreksel van de Kamer van Koophandel voor Utrecht en omstreken van 22 februari 2007, enig aandeelhouder en bestuurder van GJS Holding B.V.
2.3. In de periode 1990 tot en met 30 juni 1997 werkte [gedaagde sub 1] via Elmaracc die lid was van de maatschap Schneider en [gedaagde sub 1]. Vanaf juli 1997 tot eind 2000 heeft [gedaagde sub 1] privé voor Schneider en [gedaagde sub 1] gewerkt als lid van de maatschap. Vanaf 2001 tot ultimo 2003 heeft [gedaagde sub 1] in de functie van directeur bij Borrie gewerkt. Na de ontvlechting van Borrie op 1 januari 2004 werkt [gedaagde sub 1] weer via Elmaracc voor Schneider en [gedaagde sub 1] Accountants.
2.4. In de week van 3 februari 2003 is SPT gebleken dat haar toenmalige directeur [directeur] in de periode van 1997 tot en met 2001 misbruik had gemaakt van zijn positie als directeur door zichzelf en de adjunct directer [adjunct], zonder dat daar enig bestuursbesluit aan ten grondslag lag, salarisverhogingen toe te kennen en verbeterde pensioenvoorwaarden.
2.5. [gedaagde sub 1] heeft vanaf 1991 tot en met 2001 de jaarrekeningen van SPT gecontroleerd. Het laatste controlewerk over 2001 heeft plaatsgevonden in de eerste helft van 2002.
Uit dien hoofde heeft [gedaagde sub 1] verklaringen ten aanzien van de jaarrekeningen 1997 tot en met 2001 van SPT afgegeven. In 2002 en 2003 heeft [gedaagde sub 1] nog interim controles en een bijzonder onderzoek uitgevoerd.
2.6. SPT heeft bij brief van 1 juli 2004 aan [gedaagde sub 1] en Borrie meegedeeld dat zij Dubois & Co. Registeraccountants, verder te noemen: Dubois, opdracht heeft gegeven onderzoek te doen naar het functioneren van [gedaagde sub 1] in zijn hoedanigheid als accountant van SPT. SPT heeft, als productie 3 bij dagvaarding, het door Dubois uitgebrachte rapport van 25 mei 2005 in het geding gebracht.
2.7. SPT heeft de schade, die zij ten gevolge van het handelen van [directeur] en de nalatigheid van [gedaagde sub 1] stelt te hebben geleden, laten onderzoeken door drs. P.W.D. Venhoeven RA van KPMG-Audit. Als productie 4 bij dagvaarding heeft SPT het door drs. P.W.D. Venhoeven voornoemd uitgebrachte rapport van 23 mei 2005 in het geding gebracht.
2.8. SPT heeft, na daartoe op 19 juli 2005 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank verkregen verlof, de navolgende conservatoire beslagen doen leggen:
- op 21 juli 2005 ten laste van [gedaagde sub 1] onder de Postbank N.V.
- op 21 juli 2005 ten laste van Elmaracc onder de Postbank N.V.
- op 21 juli 2005 ten laste van [gedaagde sub 1] onder de ABN AMRO Bank N.V.
- op 21 juli 2005 ten laste van Elmaracc onder de ABN AMRO Bank N.V.
- op 21 juli 2005 ten laste van [gedaagde sub 1] onder GJS Holding B.V.
- op 21 juli 2005 ten laste van Elmaracc onder GJS Holding B.V.
- op 21 juli 2005 ten laste van [gedaagde sub 1] onder de Coöperatieve Rabobank Utrechtse Heuvelrug
- op 21 juli 2005 ten laste van Elmaracc onder de Coöperatieve Rabobank Utrechtse
Heuvelrug
3. De vordering in conventie
3.1. SPT vordert bij vonnis, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. te verklaren voor recht dat [gedaagden c.s.] aansprakelijk zijn voor de door haar geleden en/of
nog te lijden schade.
b. [gedaagden c.s.] hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de door haar geleden en te lijden
schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
c. [gedaagden c.s.] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van dit geding, de kosten van
beslaglegging daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover
vanaf veertien dagen na het in deze zaak te wijzen vonnis tot aan de dag van voldoening.
3.2. SPT legt aan haar vordering ten grondslag dat haar toenmalige directeur [directeur], verder te noemen: [directeur], in de periode 1997 tot en met 2001 ernstig misbruik heeft gemaakt van zijn positie als directeur door zichzelf en de adjunct-directeur zonder dat daar enig bestuursbesluit aan ten grondslag lag, drastische salarisverhogingen toe te kennen en sterk verbeterde pensioenvoorwaarden. [gedaagde sub 1] heeft als haar controlerende en adviserende registeraccountant, dit niet heeft opgemerkt, ondanks het feit dat hij in de betreffende jaren haar jaarstukken heeft opgesteld en de daarmede verbandhoudende controlewerkzaamheden en de interim controle betreffende 2002 heeft uitgevoerd. SPT stelt dat [gedaagde sub 1] voormelde werkzaamheden op zodanig onvoldoende wijze heeft uitgevoerd dat niet alleen hij, maar ook Elmaracc en Borrie aansprakelijk zijn te achten uit hoofde van wanprestatie voor de door haar, SPT, geleden en nog te lijden schade. Voorts stelt SPT dat Elmaracc en Borrie bovendien aansprakelijk zijn als respectieve werkgevers van [gedaagde sub 1].
3.3. [gedaagden c.s.] bepleiten afwijzing van de vordering van SPT. Op de door [gedaagden c.s.] gevoerde verweren zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.
4. De vordering in reconventie
4.1. In reconventie vordert [gedaagde sub 1] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad SPT te veroordelen om tegen deugdelijk bewijs van kwijting aan hem te voldoen de somma van EUR 14.976,86, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 29 mei 2003 tot de dag van voldoening.
4.2. [gedaagde sub 1] legt aan zijn vordering in reconventie ten grondslag dat Borrie in het voorjaar van 2003, in opdracht van SPT, een aantal onderzoeken heeft verricht die door hem, [gedaagde sub 1], zijn uitgevoerd en dat Borrie voor die werkzaamheden met haar factuur nr. 87123 van 29 april 2003 een bedrag van EUR 14.976,86 aan SPT in rekening heeft gebracht. [gedaagde sub 1] stelt dat SPT deze factuur onbetaald heeft gelaten, stellende dat zij deze in verrekening kon brengen met de door haar gepretendeerde schadeaanspraken. Verder heeft [gedaagde sub 1] aangevoerd dat de vordering door Borrie in het kader van uiteengaan van partijen aan hem, [gedaagde sub 1], heeft overgedragen en dat hij er derhalve recht en belang bij heeft dat SPT wordt veroordeeld dit bedrag aan hem te voldoen.
4.3. SPT bepleit afwijzing van de vordering van [gedaagde sub 1]. SPT beroept zich op haar opschortingsrechten vanwege de door haar gepretendeerde schadeaanspraken.
in conventie
5.1. De kern van het verwijt van SPT is dat [gedaagde sub 1], in zijn hoedanigheid van haar controlerende en adviserende registeraccountant, niet heeft opgemerkt dat haar toenmalige directeur [directeur], in de periode 1997 tot en met 2001 ernstig misbruik heeft gemaakt van zijn positie als directeur door zichzelf en de adjunct-directeur [adjunct], zonder dat daaraan enig bestuursbesluit ten grondslag lag, salarisverhogingen en sterk verbeterde pensioen-voorwaarden toe te kennen. SPT stelt dat [gedaagde sub 1] zijn werkzaamheden zowel als medewerker van Elmaracc en Borrie voor haar heeft uitgevoerd als via de door hem in privé gedreven onderneming.
5.2. In de onderhavige zaak dient daarom de vraag te worden beantwoord of [gedaagde sub 1], als de externe controlerende accountant van SPT, heeft gehandeld in overeenstemming met de van hem in het concrete geval te vergen mate van zorg.
5.3. Als onweersproken staat vast dat [gedaagde sub 1] vanaf 1991 tot en met 2001 de jaarrekeningen van SPT heeft gecontroleerd en dat het laatste controlewerk over 2001 in de eerste helft van 2002 heeft plaatsgevonden. SPT heeft niet weersproken dat [gedaagde sub 1] in de periode 1990 tot en met 30 juni 1997 werkte via Elmaracc die lid was van de maatschap [maatschap] en dat hij vanaf juli 1997 tot eind 2000 privé werkte voor [maatschap] als lid van de maatschap. Vast staat voorts dat [gedaagde sub 1] van 2001 tot ultimo 2003 in de functie van directeur heeft gewerkt bij Borrie en dat GJS Holding B.V. met Borrie geen arbeidsovereenkomst, maar een aandeelhoudersovereenkomst had. [gedaagde sub 1] heeft voorts onweersproken gesteld dat hij, na de ontvlechting van Borrie op 1 januari 2004 weer via Elmaracc werkt voor [accountants].
5.4. SPT beroept zich ter onderbouwing van de door haar aan [gedaagde sub 1] gemaakte verwijten op de inhoud van het door Dubois uitgebrachte en door haar als productie 3 bij dagvaarding in het geding gebrachte rapport van 25 mei 2005. SPT stelt dat zij aan Dubois opdracht heeft gegeven onderzoek te doen naar het functioneren van [gedaagde sub 1] in zijn hoedanigheid van haar accountant. Het rapport van Dubois laat volgens SPT geen andere conclusie toe dan dat [gedaagde sub 1] gedurende zes en een half jaar bij SPT strikt ontoereikende controle heeft toegepast op de administratieve organisatie, de administratieve gang van zaken en op het functioneren van [directeur]. SPT stelt dat daarmee is komen vast te staan dat [gedaagde sub 1] zodanig is tekort geschoten in zijn taak als haar controlerend en adviserend accountant dat hij niet heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwame en redelijk handelende registeraccountant mag worden verwacht.
5.5. [gedaagde sub 1] heeft als verweer aangevoerd dat het de verantwoordelijkheid is van het bestuur van de rechtspersoon en niet van de accountant om de rechtspersoon te besturen. Voorts stelt hij dat het bestuur tevens verantwoordelijk is voor het opmaken van de balans en de jaarrekening. Volgens [gedaagde sub 1] zijn de salarissen en overige emolumenten van de desbetreffende medewerkers van SPT juist en volledig in de jaarrekening verantwoord. Hij voert daartoe aan dat binnen de organisatie van SPT [directeur], als directeur, bevoegd was tot het vaststellen van het salaris van de overige medewerkers, waaronder de adjunct directeur [adjunct]. [gedaagde sub 1] stelt dat niet is gesteld of gebleken dat [directeur] de beloning van [adjunct] niet heeft vastgesteld zoals deze in de jaarrekening van SPT is verantwoord. [gedaagde sub 1] is voorts van mening dat SPT hem ten onrechte verwijt dat de salarisaanpassingen van [directeur] ten onrechte zijn doorgevoerd door de administratie van SPT, omdat het daartoe vereiste bestuursbesluit zou ontbreken. [gedaagde sub 1] stelt dat de tussen SPT en [directeur] getroffen regelingen over de aanpassing van zijn beloning met ingang van 1 januari 1997 schriftelijk zijn vastgelegd in een als “Additionele afspraken” aangeduide overeenkomst, die door [directeur] en de voorzitter en de secretaris van SPT is ondertekend. Verder heeft [gedaagde sub 1] aangevoerd dat de arbeids-overeenkomst tussen SPT en [directeur] bij beschikking van 4 april 2003 door de kantonrechter te Utrecht werd ontbonden. [gedaagde sub 1] stelt dat voor hem als controlerend accountant geen verplichting geldt nog zelfstandig onderzoek te verrichten, indien op basis van een door de voorzitter en secretaris namens SPT aangegane overeenkomst een salarisaanpassing is doorgevoerd. De vraag omtrent de gebondenheid van SPT aan de “Additionele afspraken” is aan de orde geweest in een procedure tussen SPT en [directeur] bekend onder zaak- en rolnummer 422544 CU EXPL 05-7085 in welke procedure [directeur] (in reconventie) nakoming van de “Additionele afspraken” heeft gevorderd, waaronder de door hem daarbij toegezegde afvloeiingsregeling. [gedaagde sub 1] voert aan dat de kantonrechter in het vonnis van 11 januari 2006 de (reconventionele) vorderingen van [directeur] heeft toegewezen.
5.6. [gedaagde sub 1] heeft, als productie 1 bij nadere incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring, tevens conclusie van antwoord in de hoofdzaak in conventie en van eis in reconventie, de “Additionele afspraken rond arbeidsvoorwaarden [directeur], directeur SPT en Appollonia” in het geding gebracht. Vast staat dat deze afspraken door de voorzitter en de secretaris van SPT voor akkoord zijn ondertekend. In deze afspraken is onder meer vastgelegd dat [directeur] in het boekjaar 1997 een loonsverhoging zal ontvangen. In die afspraken is voorts vastgelegd dat de pensioengerechtigde leeftijd van de directeur, in casu [directeur], zou worden verlaagd naar 62 jaar.
5.7. In artikel 7 van de statuten van SPT is met betrekking tot de taak van het algemeen bestuur het volgende bepaald:
“ Het algemeen bestuur is belast met het beleid en het bestuur van de zaken van het fonds, is
bevoegd tot alle daden van beheer en beschikking binnen de grenzen van de doelstelling
van het fonds en draagt de zorg voor de uitvoering van de statuten en
pensioenreglementen.”
In artikel 10 van de statuten van SPT is met betrekking tot de directie onder meer het volgende bepaald:
“ 1. Het algemeen bestuur benoemt een directie.
Het algemeen bestuur bepaalt het aantal leden waaruit de directie bestaat en benoemt
en ontslaat haar leden. De arbeidsvoorwaarden van de leden van de directie worden
door het algemeen bestuur vastgesteld.
2. (…).”
In artikel 11 lid 1 van de statuten van SPT is vervolgens bepaald dat de stichting in en buiten rechte door de voorzitter en secretaris van het algemeen bestuur tezamen wordt vertegenwoordigd.
5.8. Verder is in artikel 19 van de statuten van SPT onder meer bepaald dat het algemeen bestuur van SPT zo spoedig mogelijk na afloop van het boekjaar het jaarverslag samenstelt. Het bestuur draagt derhalve, analoog aan de regeling van artikel 2:300 BW de primaire verantwoordelijkheid voor de integriteit van de financiële verantwoording en is verantwoordelijk voor de juistheid en volledigheid van de aan de accountant verstrekte informatie. In artikel 16 van voormelde statuten is bepaald dat het algemeen bestuur de registeraccountant benoemd. In lid 4 van voormeld artikel is het volgende bepaald:
“ De accountant is belast met de controle van de administratie van het fonds, met het
jaarlijks uitbrengen van een rapport over de financiële toestand en met de controle van
het door het algemeen bestuur uit te brengen verslag, als bedoeld in artikel 19.”
5.9. Uit dit alles volgt dat (het vaststellen van) de arbeidsvoorwaarden van de directie van SPT tot de verantwoordelijkheid van (het bestuur van) SPT behoort. Bovendien ligt het binnen de verantwoordelijkheden van het bestuur dat de daaruit voortvloeiende verplichtingen op de juiste wijze in de administratie worden verwerkt en vanuit die administratie op juiste wijze in de jaarrekening worden opgenomen.
5.10. SPT heeft gesteld dat [gedaagde sub 1] zijn bevindingen met betrekking tot de controle van de jaarrekeningen die van belang zijn in het kader van governance van de huishouding had dienen te communiceren met het bestuur (RAC 260.2). Daarnaast wijst SPT op de Richtlijnen voor Accountantscontrole (RAC 400.49) waarin het volgende is opgenomen:
“De accountant dient zo spoedig mogelijk het desbetreffende leidinggevende niveau op de hoogte te brengen van materiele tekortkomingen in de opzet of werking van de administratieve organisatie en interne beheersing die door hem zijn gesignaleerd”.
SPT stelt dat [gedaagde sub 1] in alle opzichten ernstig verwijtbaar heeft gefaald, aangezien hij haar bestuur niet heeft geïnformeerd over zijn controlebevindingen inzake de directiebeloningen en de personeelsbeloningen, het verlagen van de rekenrente etc. en dat hij evenmin een accountantsbrief heeft geschreven.
5.11. [gedaagde sub 1] heeft gesteld dat het dan vooral gaat om zaken als de reikwijdte van de controle, de grondslagen voor verslaggeving en materiële risico’s en onzekerheden bij die controle. [gedaagde sub 1] stelt dat de accountant omtrent dergelijke aspecten van de jaarrekeningcontrole die van materiële invloed kunnen zijn op de jaarrekening, contact heeft met het bestuur. Aanpassingen in het salarisniveau van individuele werknemers vallen daar volgens [gedaagde sub 1] in beginsel niet onder. [gedaagde sub 1] stelt dat daarvan bij SPT geen sprake is, nu de salarisontwikkeling in de relevante jaren een normaal beeld heeft vertoond en ook de structurele aanpassing in 1997 geschied is ter uitvoering van eerder door het bestuur bij de regeling van de arbeidsvoorwaarden in 1991 vastgesteld beleid en in overeenstemming is met de externe advisering door Berenschot over de marktconformiteit van de beloning in 1997.
5.12. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde sub 1] voldoende heeft aangetoond dat de verwijten, die SPT hem maakt, binnen de aan hem verstrekte opdracht geen controleaangelegenheden betreffen zoals bedoeld in de betrokken richtlijn. Het komt de rechtbank niet aannemelijk voor dat SPT eerst in de week van 3 februari 2003 zou hebben ontdekt dat [directeur] en [adjunct] met ingang van 1997 salarisverhogingen en verbeterde pensioenvoorwaarden, waarop zij geen recht hadden, zouden hebben ontvangen. Uit de Regeling arbeidsvoorwaarden 1991 en de door de toenmalige voorzitter en secretaris van SPT ondertekende Additionele afspraken volgt dat het bestuur van SPT tenminste op de hoogte moet zijn geweest van de inhoud van deze regelingen. In feite brengen die stellingen van SPT met zich dat (de overige leden van) het bestuur van SPT door de voorzitter en secretaris onkundig zijn gelaten van deze regelingen en dat zij zich in een periode van circa zes jaar noch met de directiebeloning, noch met de jaarrekening bemoeid zouden hebben. Voorts mag een accountant er in beginsel bij de controle vanuit gaan dat er een normale communicatie is tussen de leden van het bestuur onderling en met de directie. Het behoort niet tot de taak van de controlerend accountant zich ervan te vergewissen of het bestuur wel op de hoogte is van de handelingen van de voorzitter en secretaris of de gang van zaken binnen de rechtspersoon. Dat is in beginsel een taak van het bestuur zelf. Dit is anders indien de accountant zodanige onregelmatigheden constateert dat hij vanuit de door hem te betrachten mate van zorg, dit moet opmerken en zijn opdrachtgever dient te informeren. Feiten en omstandigheden die maken dat een verplichting tot dit laatste op [gedaagde sub 1] is komen te rusten zijn hier niet gebleken. Gelet op de procentuele toename van de arbeidsvoorwaarden van de directie in de jaren 1997 tot en met 2001, in vergelijking met de toename bij het overige personeel, en de verklaring voor de stijgende pensioenkosten als gevolg van de Additionele afspraken, valt niet in te zien dat [gedaagde sub 1] dit expliciet aan SPT had moeten melden. Aan het door SPT als productie 3 bij dagvaarding overgelegde rapport van Dubois van 25 mei 2005 kan niet de door SPT gewenste bewijskracht worden toegekend, nu voormeld rapport op verzoek van SPT is uitgebracht zonder de inhoudelijke medewerking van [gedaagde sub 1]. Dit geldt eveneens ten aanzien van het door SPT overgelegde rapport van R.H.M. Veenings.
5.13. Uit dit alles volgt dat niet is komen vast te staan dat [gedaagde sub 1], als de externe accountant van SPT, niet heeft gehandeld in overeenstemming met de van hem te vergen mate van zorg. Binnen de organisatie van SPT was [directeur] als directeur immers bevoegd tot het vaststellen van het salaris van de adjunct-directeur [adjunct]. Evenmin is gebleken dat, gelet op de door de voorzitter en secretaris van SPT ondertekende “Additionele Afspraken” de tussen SPT en [directeur] getroffen regelingen over de aanpassing van zijn beloning op onjuiste wijze door [gedaagde sub 1] in de jaarrekening zijn verantwoord. Ook overigens is niet gebleken dat [gedaagde sub 1] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen jegens SPT.
5.14. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de vordering van SPT jegens [gedaagde sub 1] niet toewijsbaar is. Dit brengt tevens mee dat, nu niet is gebleken dat [gedaagde sub 1] verwijtbaar jegens SPT heeft gehandeld, Elmaracc en Borrie als werkgevever van [gedaagde sub 1], evenmin aansprakelijk zijn te achten voor de door SPT gestelde schade. De vordering van SPT jegens Elmaracc en Borrie zal daarom eveneens worden afgewezen.
5.15. SPT zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de aan de zijde van [gedaagde sub 1], Elmaracc en Borrie gevallen proceskosten.
De kosten aan de zijde van [gedaagde sub 1] en Elmaracc worden begroot op:
- vast recht EUR 244,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 1.356,00 (3,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.600,00
De kosten aan de zijde van Borrie worden begroot op:
- vast recht EUR 244,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 1.356,00 (3,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1600,00
SPT dient voorts, naar de rechtbank ambtshalve overweegt, de kosten te vergoeden die in de vrijwaringsprocedures ten laste van [gedaagde sub 1], Elmaracc en Borrie zijn gekomen en zullen worden gebracht. [gedaagde sub 1], Elmaracc en Borrie hadden voldoende belang bij die vorderingen. De daaraan verbonden kosten worden in de zaak bekend onder zaaknummer/rolnummer 219421 HA ZA 06-2275 (de zaak van Borrie tegen [directeur], [adjunct], Eijsink, Van der Velden, Halvax, Wirds en Bremers) begroot op:
- vast recht EUR 744,00 (vast recht [directeur], [adjunct] en Eijsink c.s.)
- explootkosten 530,74 (7 dagvaardingen)
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 1.356,00 (3,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 2.630,74.
In de zaak bekend onder zaaknummer/rolnummer 219732 HA ZA 06-2305 (de zaak [gedaagde sub 1] en Elmaracc tegen [directeur], [adjunct], Eijsink, Van der Velden, Halvax, Wirds en Bremers) worden de kosten begroot op
- vast recht EUR 744,00 (vast recht [directeur], [adjunct] en Eijsink c.s.)
- explootkosten 574,89 (7 dagvaardingen)
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 1.356,00 (3,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 2.674,89.
in reconventie
5.16. In reconventie heeft [gedaagde sub 1], op grond van het in 4.2 vermelde gevorderd SPT te veroordelen om aan hem te voldoen de somma van EUR 14.976,86, vermeerderd met de wettelijke handelsrente. SPT heeft erkend dat Borrie in het voorjaar in 2003 in haar opdracht een aantal onderzoeken heeft verricht die door [gedaagde sub 1] zijn uitgevoerd. SPT heeft niet weersproken dat Borrie voor deze werkzaamheden een bedrag van EUR 14.976,86 aan haar in rekening heeft gebracht en dat Borrie deze vordering aan [gedaagde sub 1] heeft overgedragen. SPT stelt dat zij de betreffende factuur niet heeft betaald omdat zij zich op haar opschoringsrechten vanwege de door haar gepretendeerde schadeaanspraken beroept.
Aan [gedaagde sub 1] komt derhalve, aldus SPT geen wettelijke rente over het genoemde bedrag toe.
5.17. Het beroep op verrekening van SPT wordt afgewezen, nu uit hetgeen in conventie is overwogen en beslist volgt dat haar vordering om [gedaagde sub 1] te veroordelen aan haar een schadevergoeding niet voor toewijzing vatbaar is. Nu SPT de vordering van [gedaagde sub 1] erkent en zij zich niet op goede gronden op een opschortingsrecht kan beroepen, is de vordering van [gedaagde sub 1] als onweersproken voor toewijzing vatbaar. De door [gedaagde sub 1] gevorderde wettelijke handelsrente over voormeld bedrag is eveneens voor toewijzing vatbaar, nu SPT daartegen geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd.
5.18. SPT zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de aan de zijde van [gedaagde sub 1] gevallen proceskosten.
De kosten aan de zijde van [gedaagde sub 1] en Elmaracc worden begroot op:
- explootkosten EUR 000,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 452,00 (1,0 punt × factor 1,0 × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 452,00
in conventie
6.1. wijst de vorderingen af,
6.2. veroordeelt SPT in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 1] en Elmaracc tot op heden begroot op EUR 1.600,00, en aan de zijde van Borrie tot op heden begroot op EUR 1.600,00,
in reconventie
6.3. veroordeelt SPT om aan [gedaagde sub 1] te betalen een bedrag van EUR 14.976,86 (veertienduizendnegenhonderdzesenzeventig euro en zesentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6: 119a BW over het toegewezen bedrag vanaf 29 mei 2003 tot de dag van volledige betaling,
6.4. veroordeelt SPT in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden c.s.] tot op heden begroot op EUR 452,00,
6.5. verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Killian en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2007.
w.g. griffier w.g. rechter