ECLI:NL:RBUTR:2007:BC1752
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.G. Bakker
- P. Bender
- P.K. van Riemsdijk
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak
Op 21 december 2007 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak met parketnummer 16/806402-06, waarbij de veroordeelde werd beschuldigd van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De feiten betroffen de periode van 1 september 2006 tot en met 19 januari 2007, waarin de veroordeelde betrokken was bij de teelt van hennepplanten. Tijdens de terechtzittingen op 30 november en 7 december 2007 is het bewijs verzameld, waaruit bleek dat de veroordeelde voordeel had verkregen uit de opbrengst van de hennepteelt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er in een loods 728 hennepplanten zijn aangetroffen, wat leidde tot een bruto opbrengst van € 29.120,00. Na aftrek van kosten, waaronder afschrijvingskosten en elektriciteitskosten, werd het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 17.564,08, wat per verdachte neerkomt op € 5.855,-. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen en de verplichting tot betaling aan de Staat op te leggen, toegewezen. De rechtbank heeft de verplichting tot betaling van € 5.855,- aan de veroordeelde opgelegd, met verwijzing naar artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De beslissing werd genomen op basis van de berekeningen en verklaringen die in het proces-verbaal zijn opgenomen, en de rechtbank oordeelde dat de veroordeelde in staat is om aan deze verplichting te voldoen.