ECLI:NL:RBUTR:2007:BG5533
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Borgtocht en huurovereenkomst: Aansprakelijkheid van de borg voor verbintenissen van de hoofdschuldenaar
In deze zaak, die voor de Rechtbank Utrecht is behandeld, staat de vraag centraal of de borg, Amalia, zich ook heeft verbonden tot nakoming van de verbintenissen van de hoofdschuldenaar, Bear Stores I B.V., uit hoofde van een aanvullende overeenkomst. De huurovereenkomst tussen Soft Wear Uijterwaal B.V. en Bear Stores I B.V. werd op 29 augustus 2005 gesloten, met een huurprijs van € 165.000,- per jaar. Amalia, als borg, heeft zich garant gesteld voor de verplichtingen van de huurder. Echter, na de faillietverklaring van de huurder in april 2006 en de beëindiging van de huurovereenkomst met wederzijds goedvinden op 1 juni 2006, vorderde Soft Wear betaling van Amalia voor de geleden schade en kosten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de borgtocht afhankelijk is van de verbintenissen van de huurder. Aangezien de huurovereenkomst per 1 juni 2006 is beëindigd, is de borgtocht eveneens beëindigd. Dit betekent dat de vorderingen van Soft Wear, die betrekking hebben op perioden na deze datum, zijn afgewezen. De kantonrechter oordeelt verder dat Amalia zich niet borg heeft gesteld voor de verplichtingen uit de aanvullende overeenkomst, omdat deze niet expliciet in de borgtocht was opgenomen. De betrokkenheid van Amalia bij de totstandkoming van de aanvullende overeenkomst maakt haar niet automatisch partij in die overeenkomst.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vorderingen van Soft Wear afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten, aangezien zij als de in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt. Dit vonnis is uitgesproken op 5 december 2007 door mr. M.H.F. van Vugt, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.