ECLI:NL:RBUTR:2008:BC2349
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot begroting van nakosten na beslaglegging
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 9 januari 2008 uitspraak gedaan in een verzoek tot begroting van de na de uitspraak gevallen kosten, zoals bedoeld in artikel 237 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De verzoekster, Lindorff Purchase B.V., voorheen Transfair B.V., had een verzoek ingediend om de nakosten te begroten na een eerdere uitspraak. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 december 2007 waren de gemachtigde van verzoekster, W. Kistemaker, en de verweerster, die in persoon aanwezig was, aanwezig.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vooropgesteld dat voor ambtshandelingen van deurwaarders vaste tarieven gelden, die ook een honorariumcomponent bevatten. Voor een verzoek tot begroting van nakosten is het noodzakelijk dat er substantiële werkzaamheden zijn verricht die niet onder de ambtshandelingen vallen. De kantonrechter oordeelde dat een enkele aanmaning of het in ontvangst nemen van een bedrag niet voldoende is om als substantiële werkzaamheden te worden aangemerkt. Ook werkzaamheden die verband houden met het ontvangen van een vonnis en de voorbereiding van de betekening en executie van dat vonnis zijn niet als zodanig erkend.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat er onvoldoende aannemelijk was gemaakt dat er substantiële activiteiten waren verricht die de begroting van nakosten rechtvaardigden. Het verzoek werd afgewezen en verzoekster werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van verweerster, begroot op nihil. Deze beslissing werd uitgesproken in de openbare terechtzitting van 9 januari 2008, in aanwezigheid van de griffier.