RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/612100-07
Datum uitspraak: 1 februari 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 januari 2008.
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder primair is ten laste gelegd.
De rechtbank is van mening dat op grond van wettige bewijsmiddelen onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag.
De rechtbank merkt op dat zij wellicht tot een ander oordeel was gekomen indien in deze zaak door de politie:
- een proces-verbaal van technisch onderzoek dan wel een proces-verbaal Verkeersongevals Analyse opgemaakt zou zijn,
- een duidelijke overzichtstekening en/of foto’s van de situatie ter plaatse ten tijde van het ongeval gemaakte zouden zijn.
Nu al deze punten ontbreken in het strafdossier moet verdachte daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan op de wijze als hieronder is vermeld.
Subsidiair.
hij op 07 juni 2006 te Amersfoort, als bestuurder van een motorrijtuig (trekker met
oplegger), daarmee rijdende op de Hogeweg, rechtsaf is geslagen, teneinde de Oude Lageweg in te rijden, en daarbij de rechts naast dan wel schuin rechts achter hem over het fietspad uit dezelfde richting komende fietsster niet voor heeft laten gaan, waardoor een aanrijding is ontstaan tussen het door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig en die fietsster, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De verklaring van [slachtoffer] .
Het (toen 83 jarige)slachtoffer heeft verklaard dat zij over het fietspad in de richting van het verkeerslicht bij de kruising Hogeweg/Oude Lageweg te Amersfoort fietste. Dat zij doorfietste toen het verkeerslicht op groen sprong. Vervolgens zag zij dat van links een vrachtwagen kwam die rechtsaf de Oude Lageweg in sloeg en haar de pas af sneed. Zij kwam ten val en is onder de oplegger terecht gekomen.
De medische verklaring van [slachtoffer] d.d. 16 juni 2006.
Daaruit volgt dat het slachtoffer tengevolge van het ongeluk een gebroken linkeronderbeen, meerdere schaafwonden en een wond aan haar duim heeft opgelopen.
Het slachtoffer heeft ter terechtzitting van 18 januari 2008 onder andere verklaard dat zij moeilijk kan lopen en dat het nooit meer goed zal komen met haar linkeronderbeen. Het been was destijds verbrijzeld, ten gevolge waarvan ijzeren platen in haar been zijn gezet.
Het schrijven van de Gemeente Amersfoort d.d. 19 september 2006.
De rechtbank maakt uit de informatie betreffende de werking van de verkeerslichtinstallatie op de Hogeweg/Oude Lageweg op dat het verkeerslicht voor wat betreft het rechtdoorgaande en afslaande verkeer op de Hogeweg, komende vanuit Hoevelaken en het verkeerslicht van het parallel aan de Hogeweg lopende fietspad tegelijk groen kunnen zijn.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 18 januari 2008 – zakelijk weergegeven -:
Ik stond op 7 juni 2006 met mijn vrachtwagen stil voor het rode licht op de Hogeweg te Amersfoort. Toen het verkeerslicht op groen sprong heb ik gelijk in mijn spiegels gekeken. Ik wist dat er parallel aan mijn rijbaan een fietspad liep. Ik zag niets bijzonders. Ik werd even afgeleid toen aan de overzijde getoeterd werd. Ik trok op en sloeg rechtsaf om de Oude Lageweg in te rijden, ik heb weer in mijn spiegels gekeken. Ik zag weer niets bijzonders. Ik ben vervolgens helemaal rechtsaf geslagen en heb daarbij nogmaals in mijn spiegels gekeken, nog steeds zag ik niets bijzonders. Ik weet dat mijn vrachtwagen een dode hoek heeft, waar ik, zelfs met de dode hoekspiegels op mijn auto, vanuit mijn cabine geen zicht op heb. Ik ben gestopt toen ik gekraak hoorde door het open zijraam van de cabine.
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat verdachte door zijn handelen gevaar op de weg heeft veroorzaakt.
De strafbaarheid van het feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder subsidiair bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sancties
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is met zijn vrachtwagen rechtsaf geslagen en heeft vervolgens een fietsster, die rechtdoor ging op een fietspad dat parallel liep aan zijn rijbaan en voorrang had op verdachte, niet opgemerkt en geen voorrang verleend. De fietsster is ten gevolge hiervan ten val gekomen en onder de vrachtwagen terechtgekomen en heeft hierbij zwaar lichamelijk letsel, waarvan zij thans nog steeds de gevolgen van ondervindt.
De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 30 november 2007, waaruit blijkt dat de verdachte, die nog een beginnend bestuurder is, zich in de periode voorafgaand aan het ten laste gelegde feit schuldig heeft gemaakt aan diverse verkeersdelicten en daarvoor ook éénmaal is veroordeeld door de Kantonrechter d.d. 2 mei 2006.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van het onder primair ten laste gelegde feit onder meer wordt veroordeeld tot -kort gezegd-:
- een werkstraf van 80 uur, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis;
- ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De rechtbank acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen van na te melden duur alsmede een geldboete als na te melden passend en geboden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan met deze straf, die lager is dan door de officier van justitie is gevorderd, worden volstaan nu verdachte van het onder primair ten laste gelegde feit wordt vrijgesproken.
De rechtbank heeft daarbij tevens rekening gehouden met het grote tijdsverloop tussen het ongeval en de datum van de zitting van 18 januari 2008.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24a, 24c van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het onder subsidiair bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot betaling van een GELDBOETE van € 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen.
Bepaalt dat de geldboete mag worden voldaan in 2 maandelijkse termijnen van elk € 250,00.
Veroordeelt de verdachte voorts tot ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 maanden.
Bepaalt dat deze bijkomende straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
Dit vonnis is gewezen door mrs J.R. Krol, I.P.H.M. Severeijns en R.P.G.L.M. Verbunt, bijgestaan door G. van Engelenburg als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 februari 2008.
Mrs. I.P.H.M. Severeijns en R.P.G.L.M. Verbunt zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.