ECLI:NL:RBUTR:2008:BC4018

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
13 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
227189/ HA ZA 07-457
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg polisvoorwaarden van een arbeidsongeschiktheidsverzekering met betrekking tot uitkeringsgrondslag en indexering

In deze zaak vorderde eiseres, die arbeidsongeschikt was geraakt, een verklaring voor recht dat de uitkering onder haar arbeidsongeschiktheidsverzekering met ingang van verschillende data een bepaald bedrag zou bedragen. De eiseres had een verzekering afgesloten bij Ohra Ziektekostenverzekeringen N.V. en stelde dat zij recht had op een aanvullende uitkering op basis van haar jaarinkomen. De rechtbank heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de polisvoorwaarden, waarin onder andere de definities van jaarinkomen en uitkeringsgrondslag zijn opgenomen. Eiseres stelde dat haar jaarinkomen in 1999 hoger was dan door Ohra was vastgesteld, en dat zij recht had op indexering van de uitkering. De rechtbank overwoog dat Ohra terecht was uitgegaan van de laatst bekende salarisgegevens van eiseres en dat zij niet tijdig de benodigde informatie had verstrekt. De rechtbank oordeelde dat de polisvoorwaarden duidelijk waren en dat de indexering van de uitkering correct was toegepast. Uiteindelijk wees de rechtbank de vorderingen van eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 13 februari 2008 door mr. J.P. Killian.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 227189 / HA ZA 07-457
Vonnis van 13 februari 2008
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
procureur mr. K.F.J. Machielsen,
tegen
de naamloze vennootschap
OHRA ZIEKTEKOSTENVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde,
procureur mr. J.J.W. Remme.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Ohra genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 juni 2007,
- het proces-verbaal van comparitie van 15 november 2007.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiseres] is tegen de risico’s van arbeidsongeschiktheid verzekerd bij Ohra volgens Het Inkomenszekerheidsplan Extra (hierna: de verzekering).
2.2. Op het polisblad van de verzekering voor de periode 1 april 1998-1april 1999 staat onder meer vermeld:
“OHRA Schadeverzekeringen N.V. verbindt zich conform de aangehechte voorwaarden en eventuele aanvullende bepalingen, uitkering te doen bij arbeidsongeschiktheid overkomen aan de op dit polisblad genoemde verzekerde met inachtneming van het voor de verzekering geldende jaarinkomen.
(…)
DEKKINGSPECIFICATIE
(…)
(Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en werkloosheid: een aanvullende uitkering tot 70% van het bruto inkomen. Bij volledige arbeidsongeschiktheid: een aanvullende uitkering tot 80% van het bruto inkomen).
(…)
Polisvoorwaarden - Algemene Verzekeringsbepalingen 94-04
- Voorwaarden Inkomenszekerheidsplan 98-03
Uitkering - Indexering op basis van beleggingsresultaat
(…)
Geldend jaarinkomen - ƒ 93.486,00
(…)”
2.3. In de polisvoorwaarden zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:
“(…)
ARTIKEL 2
HET OHRA AANVULLINGSPLAN, WAARVOOR BENT U VERZEKERD?
Ohra geeft u met deze verzekering volgens deze voorwaarden recht op:
a. periodieke, aanvullende uitkering bij arbeidsongeschiktheid;
b. indexering van de uitkering;
(…)
b. Indexering van de uitkering
1. Wanneer hebt u recht op indexering?
OHRA verhoogt op 1 april van elk jaar de verzekerde aanspraken op een uitkering volgens een
index, zodra u recht hebt op een uitkering volgens lid a van dit artikel. En wel vanaf de eerste april,
die volgt nadat de uitkering een jaar heeft plaatsgevonden;
2. Waarop heeft u recht?
OHRA verhoogt telkens de laatst geldende uitkering met het overrente-aandeel. Deze is gebaseerd
op een overrentedeling, die uitgaat van het rendement op een bepaald pakket beleggingen (zie
hierna) en de rekenrente, die OHRA gebruikt voor de reservering van het recht op uitkering.
Het genoemde rendement is het zogenaamde U-rendement, dat maandelijks wordt vastgesteld en
gepubliceerd, verminderd met 0,5% en afgerond op 0,25%. Het overrente-aandeel is het verschil
tussen dit berekende rendement en de genoemde rekenrente. Als basis voor de toekenning van het
overrente-aandeel neemt OHRA het gemiddelde rendementspercentage over het kalenderjaar, dat
voorafgaat aan de datum van toerekening;
(…)
ARTIKEL 4
HET OHRA INKOMENSZEKERHEIDSPLAN EXTRA. WAARVOOR BENT U VERZEKERD?
(…)
b. Waarop hebt u recht?
U hebt recht op een uitkering per dag. Deze bedraagt 1/365ste deel van de uitkeringsgrondslag bij
volledige arbeidsongeschiktheid (op jaarbasis). Deze uitkering bedraagt samen met uw overige
inkomen niet meer dan 80% van het jaarinkomen (over het kalenderjaar), dat u bij toekenning van
de WAO-uitkering ontving.
(…)
ARTIKEL 9
(…)
a. Bepaling van de premie
(…) U bent verplicht OHRA telkens vóór 15 februari schriftelijk te berichten over uw
salarisgegevens per 1 januari van dat jaar. OHRA berekent dan de uitkeringsgrondslag, die zij per
1 april vaststelt. Deze heeft een terugwerkende kracht tot 1 januari van dat jaar. Als u geen opgave
verstrekt, gaat OHRA uit van een ongewijzigd inkomen of, als dit lager is, het feitelijk inkomen;
(…)
ARTIKEL 11
BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
(…)
jaarinkomen:
uw tot een vast jaarbedrag te herleiden en uit arbeid verkregen vast salaris, dat door uw werkgever als pensioengevend is gedefinieerd, op 1 januari van enig jaar, vermeerderd met de over dat inkomen toegekende vakantie-uitkering. (…)
verzekerde rente:
(…)
Bij het Inkomenszekerheidsplan Extra
1. (…)
2. bij gehele arbeidsongeschiktheid verzekert OHRA 10% van het jaarinkomen, voor zover uw totale
inkomen na arbeidsongeschiktheid niet meer bedraagt dan 80% van het jaarinkomen (over het
kalenderjaar), dat u bij toekenning van de WAO-uitkering ontving.
(…)”
2.4. [eiseres] is per 1 november 1998 arbeidsongeschikt geworden. Zij ontvangt per 1 november 1999 een WAO-uitkering.
2.5. Ohra betaalde aan [eiseres] geen uitkering op grond van de polis. [eiseres] is vervolgens een procedure tegen Ohra begonnen terzake van betaling van uitkeringsbedragen vanaf 1999. Na afwijzing van haar vordering door de rechtbank bij vonnis van 8 oktober 2003, heeft het Gerechtshof Amsterdam bij arrest van 15 december 2005 dat vonnis vernietigd en Ohra veroordeeld aan [eiseres] een uitkering onder de polis te betalen met ingang van 1 november 2000, vermeerderd met de wettelijke rente over de reeds vervallen termijnen tot de betaling. Het Gerechtshof heeft verder bepaald dat [eiseres] met ingang van 1 november 2000 geen premie meer verschuldigd is (tenzij het werk wordt hervat in de zin van de polis) en Ohra veroordeeld de sindsdien door [eiseres] betaalde premiebedragen aan haar terug te betalen.
2.6. Ohra heeft aan [eiseres] de premiebetalingen gerestitueerd en aan [eiseres] arbeidsongeschiktheidsuitkeringen betaald over de periode november 2000 tot en met december 2001. Vanaf januari 2002 heeft Ohra aan [eiseres] geen arbeidsongeschiktheidsuitkeringen meer betaald.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
1) voor recht te verklaren dat de onder de polis voorziene uitkering
a) met ingang van 1 november 2000 EUR 394,41 per maand bedraagt,
b) met ingang van 1april 2001 EUR 394,41 per maand bedraagt,
c) met ingang van 1 april 2002 EUR 398,35 per maand bedraagt,
d) met ingang van 1 april 2003 EUR 401,34 per maand bedraagt,
e) met ingang van 1 april 2004 EUR 401,34 per maand bedraagt,
f) met ingang van 1 april 2005 EUR 401,34 per maand bedraagt,
g) met ingang van 1 april 2006 EUR 401,34 per maand bedraagt,
2) Ohra te veroordelen aan [eiseres] te betalen EUR 32.781,09 wegens resterende uitkering en wettelijke rente over de periode 1 november 2000 tot en met
31 december 2006, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2007,
3) Ohra te veroordelen aan [eiseres] te betalen EUR 802,68 wegens uitkering over januari en februari 2007, vermeerderd met de wettelijke rente,
4) Ohra te veroordelen aan [eiseres] te betalen EUR 1.568,29 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente,
5) Ohra te veroordelen in de proceskosten, inclusief nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2. Ohra voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
de uitkeringsgrondslag.
4.1. [eiseres] stelt, onder verwijzing naar haar jaaropgaven over 1999, dat haar jaarinkomen in 1999 (ƒ 101.215,52 + ƒ 3.0984,00 =) ƒ 104.299,52 (EUR 47.329,06) bedroeg, zodat zij recht heeft op een aanvulling daarvan tot 80%, zijnde EUR 37.863,25. Dit volgt uit de definities van jaarinkomen en uitkeringsgrondslag in de polisvoorwaarden.
Ohra is ten onrechte uitgegaan van een jaarinkomen van EUR 42.422,10, zo stelt [eiseres].
4.2. Ohra voert als verweer aan dat in beginsel van het jaarinkomen van [eiseres] over 1999 uitgegaan zou moeten worden, omdat haar per 1 november 1999 een WAO-uitkering is verleend, maar dat [eiseres] heeft nagelaten om aan Ohra tijdig inzage te geven in (de hoogte van) haar jaarinkomen 1999. Zij was hiertoe ingevolge de polisvoorwaarden wel verplicht. Subsidiair voert Ohra aan dat [eiseres] bij dagvaarding slechts haar fiscale jaarinkomen heeft vermeld en niet het mogelijk afwijkende, maar wel benodigde pensioengevend jaarinkomen.
4.3. De rechtbank overweegt als volgt.
Uit artikel 11 van de polisvoorwaarden volgt dat onder jaarinkomen dient te worden verstaan, kort gezegd, een tot een vast jaarbedrag te herleiden en uit arbeid verkregen vast salaris, dat door de werkgever als pensioengevend is gedefinieerd, op 1 januari van enig jaar, vermeerderd met de over dat inkomen toegekende vakantie-uitkering. In beginsel dient, ingevolge artikel 4 sub b van de polisvoorwaarden, voor de vaststelling van het jaarinkomen uitgegaan te worden van het jaarinkomen van [eiseres] over 1999, aangezien zij in dat jaar een WAO-uitkering ontving. Dit beginsel wordt door Ohra ook erkend.
[eiseres] heeft echter niet, althans onvoldoende, het verweer van Ohra weersproken dat zij de salarisgegevens over 1999 niet, althans niet tijdig, aan Ohra heeft verstrekt. Ohra heeft er dan ook terecht op gewezen dat zij gerechtigd is om overeenkomstig artikel 9 sub a van de polisvoorwaarden van de laatstelijk door [eiseres] opgegeven (en ongewijzigd veronderstelde) salarisgegevens over 1998 uit te gaan bij het vaststellen van de uitkeringsgrondslag. Niet eerder dan ter gelegenheid van de comparitie heeft [eiseres] de omstandigheid dat zij niet, althans niet tijdig, de inkomensgegevens over 1999 aan Ohra kon verstrekken omdat zij begin januari 1999 ernstig ziek was. Dit is echter, zonder nadere onderbouwing waarom zij niet toen of korte tijd later, althans zo snel als waartoe ze in staat was, alsnog de opgave heeft verstrekt of kon verstrekken, geen aanknopingspunt om Ohra de verplichting op te leggen om in plaats van het inkomen over 1998, toch het inkomen van 1999 als uitkeringsgrondslag te nemen. Dit geldt te minder, nu niet gesteld of gebleken is dat de opgave van het inkomen over 1999 eerder dan ter gelegenheid van het aanhangig maken van dit geding is geschied.
Het laatstelijk door [eiseres] opgegeven inkomen bedroeg ƒ 93.486,00, zoals staat vermeld op het polisblad van 1998. Nu [eiseres] niet heeft gesteld dat de op het jaarinkomen over 1998 gebaseerde uitkeringsgrondslag van EUR 33.937,68 onjuist is, dient hiervan te worden uitgegaan.
4.4. Het bovenstaande brengt mee dat het door [eiseres] onder 1 a) en b) gevorderde (zie 3.1) in ieder geval niet toewijsbaar is.
de indexering van de uitkering.
4.5. [eiseres] stelt vervolgens dat zij recht heeft op indexering van de uitkering ingevolge artikel 2 sub b van de polisvoorwaarden, welke indexering wordt toegepast op de laatst geldende uitkering. Voor geval de rechtbank zou oordelen dat de polisvoorwaarden niet of onvoldoende duidelijk zijn, doet [eiseres] een beroep op Richtlijn 93/13, waaruit volgt dat bij twijfel over de betekenis van een beding de voor de consument gunstigste uitleg prevaleert. De uitkering moet ieder jaar per 1 april worden geïndexeerd, zo stelt [eiseres], maar dit is door Ohra ten onrechte niet per 1 april 2002 gedaan. Indien Ohra indexering per 1 januari heeft toegepast, is dat niet volgens de polisvoorwaarden. Uit de berekening die [eiseres] in het geding heeft gebracht blijkt dat Ohra aan uitkeringen van 1 november 2000 tot en met 31 december 2006 totaal EUR 29.545,51 verschuldigd is, te vermeerderen met EUR 4.716,47 wettelijke rente. Ohra heeft maar EUR 1.480,89 betaald, aldus [eiseres].
4.6. Ohra voert als verweer aan dat indexering plaatsvindt conform artikel 2 sub b van de polisvoorwaarden, per 1 april nadat de uitkering een jaar heeft plaatsgevonden, zodat voor het eerst geïndexeerd moest worden per 1 april 2002. Uit de door Ohra aan [eiseres] verstrekte berekening van 12 juli 2006 volgt dat in 2002 met 1% is geïndexeerd en in 2003 met 0,75%. In de periode van 2004 tot en met 2006 vond geen indexering plaats. Er wordt geïndexeerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 sub b onder 2 van de polisvoorwaarden en vanaf 2004 was het in dat artikel vermelde U-rendement (en daarmee de inflatie) te laag, zodat er geen overrente-aandeel overbleef. Ohra voert aan dat bepaling van het indexeringspercentage plaatsvindt buiten de invloed van Ohra. Uit artikel 2 sub b onder 1 volgt dat indexering wordt toegepast op de op 1 april van elk jaar verzekerde aanspraken. Het maximaal verzekerde bedrag bedraagt 80% van het laatste jaarinkomen en dit bedrag is tevens de maximaal verzekerde aanspraak. Van dit bedrag dient voor het overrente-aandeel te worden uitgegaan. Zodra de andere inkomsten van de verzekerde hoger zijn dan 80% van het verzekerde bedrag, mag er geen uitkering worden toegekend. In het geval van [eiseres] vindt er materieel (tijdelijk) geen uitkering plaats, maar de uitkering is niet geëindigd. Voor het geval de andere inkomsten van [eiseres] beneden de maximaal verzekerde aanspraak mochten dalen, heeft zij weer recht op uitkering. Dit alles volgt, zo voert Ohra aan, uit het karakter van een arbeidsongeschiktheidsverzekering, een schadeverzekering die slechts (een gedeelte van) de inkomstenderving als gevolg van arbeidsongeschiktheid verzekert, aldus Ohra.
4.7. De rechtbank overweegt als volgt.
4.7.1. In het arrest van het Hof Amsterdam van 15 december 2005 is bepaald dat Ohra aan [eiseres] een uitkering onder de polis diende te verstrekken met ingang van 1 november 2000. Ingevolge artikel 2 sub b van de polisvoorwaarden diende Ohra dan ook de uitkering per 1 april 2002 te indexeren, wat is geschied.
4.7.2. Partijen zijn het erover eens dat uit artikel 2 sub b onder 1 van de polisvoorwaarden volgt dat de indexering wordt toegepast op de op 1 april van elk jaar verzekerde aanspraken. Zoals blijkt uit de in het geding gebrachte specificatie van Ohra van 12 juli 2006 –betreffende de uitkering per 1 november 2000 – is het verzekerde bedrag van EUR 33.937,68 in 2002 met 1% geïndexeerd tot EUR 34.277,06 en in 2003 met 0,75% tot EUR 34.534,14. In de jaren daarna heeft volgens de specificatie geen indexering plaatsgevonden over het verzekerde bedrag van (laatstelijk) EUR 34.534,14. Vaststaat dat de hoogte van de indexering overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 sub b onder 2 van de polisvoorwaarden dient te worden berekend en dat deze berekening kan meebrengen dat er over een bepaald jaar geen indexering wordt toegepast. Nu niet van onduidelijke of onvoldoende duidelijke polisvoorwaarden kan worden gesproken, komt de rechtbank aan het (subsidiaire) beroep van [eiseres] op Richtlijn 93/13 niet toe.
4.7.3. Uit de specificatie van Ohra volgt verder dat in 2001, na aftrek van de (totale) overige inkomsten van EUR 31.397,96 van [eiseres] van het verzekerde bedrag van
EUR 33.937,68 (niet geïndexeerd), een bedrag van EUR 2.539,75 over 2001 aan haar betaald diende te worden. In 2002 diende, na aftrek van het totale inkomen over dat jaar van EUR 33.244,00 van het verzekerde bedrag van toen EUR 33.937,68 door Ohra
EUR 693,68 aan [eiseres] te worden betaald. Niet in geschil is dat Ohra deze bedragen ook heeft betaald.
4.7.4. In 2002 is het verzekerde bedrag, zoals hierboven reeds staat vermeld, met 1% geïndexeerd tot EUR 34.277,06. Het bedrag van de totale overige (WAO)inkomsten van [eiseres] is echter ook toegenomen en boven het verzekerde bedrag uitgekomen. Dit geldt ook voor de jaren nadien. Uit de specificatie van Ohra van juli 2006 kan worden opgemaakt dat er niet alleen geen uitkering door Ohra heeft plaatsgevonden omdat er geen indexering plaatsvond, maar veeleer omdat het totale overige inkomen van [eiseres] ieder jaar hoger is geworden. Het een kan wel met het ander samenhangen, in die zin dat indien de uitkering in de betreffende jaren door Ohra wél geïndexeerd zou zijn, zij mogelijk wel aan [eiseres] enig bedrag had moeten betalen. Dit brengt niet mee dat zij daarom gehouden is om zonder meer tot indexering over te gaan, mede gezien de aard van de afgesloten verzekering – zoals onder meer blijkt uit het polisblad; zie hierboven onder 2.2.– en het doel waarvoor [eiseres] bij Ohra de verzekering heeft afgesloten – aanvulling van haar inkomen na volledige arbeidsongeschiktheid tot 80% van het jaarinkomen. Ohra erkent verder de mogelijkheid dat zij in enig jaar, na toepassing van de voor dat jaar toepasselijke indexering volgens de in artikel 2 sub b onder 2 van de polisvoorwaarden genoemde berekening, weer tot uitkering aan [eiseres] zou moeten overgaan.
4.8. Het bovenstaande brengt mee dat Ohra met de door haar betaalde uitkeringsbedragen heeft voldaan aan de veroordeling ingevolge het arrest van het Hof Amsterdam van 15 december 2005. De vorderingen zullen dan ook worden afgewezen.
4.9. [eiseres] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van Ohra worden begroot op:
- vast recht EUR 780,00
- salaris procureur 1.158,00 (2,0 punt × factor 1,0 × tarief EUR 579,00)
Totaal EUR 1.938,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vordering af,
5.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Ohra tot op heden begroot op EUR 1.938,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Killian en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2008.
w.g. griffier w.g. rechter