ECLI:NL:RBUTR:2008:BC4398

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
14 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
SBR 08-52
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • mr. drs. R. in ’t Veld
  • mr. drs. H. Maaijen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot last onder dwangsom voor uitstalling van goederen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Utrecht op 14 februari 2008 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een winkelier in Utrecht. Het verzoek betreft een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, dat de winkelier had aangesproken op de uitstalling van goederen voor zijn winkel aan de Voor Clarenburg 6. De gemeente had de winkelier verzocht om de uitstalling te verwijderen en had een dwangsom opgelegd van € 500,- per overtreding, met een maximum van € 5.000,-. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de overtreding van de uitstalverordening van geringe aard en ernst is. De rechter overweegt dat de uitstalling niet meer dan 20 centimeter uit de gevel steekt en dat er onvoldoende aanleiding is om aan te nemen dat er sprake is van een onveilige situatie. Bovendien heeft de gemeente toegezegd de verordening te evalueren, wat betekent dat handhaving in dit geval niet gerechtvaardigd is. De voorzieningenrechter heeft daarom het besluit van de gemeente geschorst tot twee weken na de beslissing op het bezwaar van de winkelier. Tevens is de gemeente veroordeeld in de proceskosten van de winkelier, vastgesteld op € 644,-, en moet het griffierecht van € 285,- worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector bestuursrecht
zaaknummer: SBR 08/52
uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 februari 2008
inzake
[verzoekster],
Gevestigd te Utrecht,
verzoekster,
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht,
verweerder.
Inleiding
1.1 Het verzoek heeft betrekking op het besluit van 20 december 2007 waarbij verweerder verzoekster heeft aangeschreven om de uitstalling voor haar winkel op het perceel Voor Clarenburg 6 te Utrecht te verwijderen en verwijderd te houden, onder oplegging van een dwangsom van € 500,- per geconstateerde overtreding, met een maximum van € 5.000,-.
1.2 Het verzoek is op 8 februari 2008 ter zitting behandeld, waar namens verzoekster is verschenen drs. C. van Oosten, werkzaam bij bureau rechtsbescherming. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E. Roijakkers en M. Prijs, beiden werkzaam bij de gemeente Utrecht.
Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2 Voor zover deze toetsing meebrengt dat een oordeel wordt gegeven over het geschil in de bodemprocedure, heeft dit oordeel een voorlopig karakter en bindt dit de rechtbank niet bij haar beslissing in die procedure.
2.3 Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Uitstalverordening 2001 (hierna: de Verordening), is het verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders op de openbare weg uit te stallen.
Ingevolge artikel 2, tweede lid, van de Verordening, is het verboden tegen of op bomen, straatmeubilair, lichtmasten (openbare verlichting), brandkranen, of andere voor de openbare dienst bestemde voorwerpen te plaatsen.
Ingevolge artikel 7, aanhef en onder a, van de Verordening, weigeren burgemeester en wethouders de vergunning indien de aanvraag betrekking heeft op het plaatsen van een uitstalling binnen het gebied dat begrensd wordt door de Catherijnesingel, de Weerdsingel, de Wittevrouwensingel, de Maliesingel en de Tolsteegsingel, met uitzondering van de in het winkelcentrum Hoog Catharijne gelegen overdekte voetgangerstraversen (hierna: het Singelgebied).
Ingevolge artikel 125 van de Gemeentewet, is het gemeentebestuur bevoegd tot toepassing van bestuursdwang.
Ingevolge artikel 5:32 van de Awb, kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom op te leggen.
Ingevolge artikel 5:32, tweede lid, van de Awb, strekt een last onder dwangsom ertoe de overtreding ongedaan te maken of verdere overtreding dan wel een herhaling van de overtreding te voorkomen.
Ingevolge artikel 5:32, derde lid, van de Awb, wordt voor het op leggen van een last onder dwangsom niet gekozen indien het belang dat het betrokken voorschrift beoogt te beschermen, zich daartegen verzet.
2.4 Niet in geschil is dat eiseres zonder uitstalvergunning aan de gevel van haar winkel aan Voor Clarenburg 6 een rek met schoenen heeft geplaatst en daarmee heeft gehandeld in strijd met artikel 2, eerste lid, van de Verordening. Voor Clarenburg is gelegen in het Singelgebied.
2.5 Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren, dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.6 De voorzieningenrechter is, gelet op de aard, omvang en locatie van het onderhavige rek, van oordeel dat sprake is van een overtreding van zeer geringe aard en ernst. De voorzieningenrechter stelt in dit geval vast dat verweerder niet heeft betwist dat de uitstalling niet meer dan 20 centimeter uit de voorgevel steekt. De voorzieningenrechter betrekt bij haar overwegingen dat verweerder aan de raadscommissie Verkeer en Beheer heeft toegezegd dat de Uitstalverordening binnenkort zal worden geëvalueerd en dat in afwachting daarvan uitsluitend in aperte gevallen handhavend zal worden opgetreden. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, kan het onderhavige geval niet zonder nadere motivering, die thans ontbreekt, worden aangemerkt als een apert geval waartegen, vooruitlopend op deze evaluatie, moet worden opgetreden. Anders dan in de Zadelstraat is er in de onderhavige situatie onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat er sprake is van een onveilige situatie waarin de doorgang voor voetgangers wordt belemmerd. Dat de uitstalling bijdraagt aan verrommeling in de binnenstad is naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk gemaakt, te meer daar op veel plaatsen in de binnenstad vergelijkbare rekjes, uithangborden en dergelijke aanwezig zijn zonder dat daartegen wordt opgetreden. Gelet hierop kan niet met een beroep op het algemeen belang en het belang bij het voorkomen van precedentwerking die zijn gediend met handhaving, worden staande gehouden dat verweerder bij de afweging van de in het geding zijnde belangen in redelijkheid heeft kunnen komen tot het bestreden besluit.
2.7 Gelet op het voorgaande zal het bestreden besluit naar verwachting bij de beslissing op bezwaar niet ongewijzigd in stand blijven. In die omstandigheid is het niet aanvaardbaar dat dwangsommen worden verbeurd.
2.8 De voorzieningenrechter ziet, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, aanleiding om het besluit van verweerder van 20 december 2007 te schorsen tot twee weken nadat verweerder heeft beslist op verzoekers bezwaar tegen dat besluit.
2.9 Gelet op het voorgaande is er aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die verzoekster in verband met de behandeling van het verzoek redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,- (1 punt voor het verzoek en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1, waarde per punt € 322,-) als kosten van verleende rechtsbijstand.
Beslissing
De voorzieningenrechter,
3.1 wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
3.2 schorst het besluit van verweerder van 20 december 2007 tot twee weken na bekendmaking van de te nemen beslissing op bezwaar;
3.3 bepaalt dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht ten bedrage van € 285,- aan haar vergoedt;
3.4 veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 644,- te betalen door de gemeente Utrecht;
Aldus vastgesteld door mr. drs. R. in ’t Veld en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2008.
De griffier: De voorzieningenrechter:
mr. drs. H. Maaijen mr. drs. R. in ’t Veld
Afschrift verzonden op: